HOOFSTUK 1 De integrale jeugdhulp als ‘evenement’
Inleiding
- Integrale jeugdhulp (IJH) in huidige vorm geïntroduceerd sinds 1 maart 2014 (veranderingen
hebben 15 jaar geduurd):
Systemische verandering
Gemeenschappelijke toegangspoort, alle sectoren samengestoken heeft,
tussentoegangspoorten weggewerkt + nieuwe instellingen
Herschikking van het landschap
Vernieuwen van instellingen
Vereenvoudigen van procedures
Motieven: zorginhoudelijk en beleidsmatig
Evenement: naast een opmerkelijke gebeurtenis ook een belofte, een nieuwe mogelijkheid:
- Overzichtelijkere en eenvoudigere JH
Evenemtent = kortdurend maar interessant
- Effectievere JH
Alle systemen waren aanbodgericht (vragen kneden totdat ze paste bij een sector)
Meer vraaggericht en participatiever
- Beter effectueren van het recht op JH
Vanuit die welvaartsstaat, kind in nood heeft recht op hulp (kinderrechten), tegen een
plafond aan botsen, geen hulp kunnen geven ⇒ recht op jeugdhulp beter haalbaar maken
en beter hulp te kunnen verlenen (denk ook aan wachtlijsten, nog niet geweldig)
Voorgeschiedenis
1) Jeugdhulpverlening onder druk wegens meer hulpvraag dan aanbod, hoofdzakelijk in de
bijzondere jeugdzorg/jeugdbijstand
Essentieel element van de oplossing: INTERsectoraal werken
‘verdeelde intersectorale ondeelbaarheid’: Jongeren hebben vaak meerdere
problemen en je kan ze niet zomaar in een hokje steken.
Maar tegelijkertijd steeds grotere verwachting vanuit de samenleving naar de
jeugdhulp, de jeugdhulp moet steeds meer opnemen, waar andere domeinen van de
SML geen antwoord op hebben.
2) Veranderingsurgentie
a. Versnippering en verkokering
De JH in Vlaanderen is heel ‘organisch’ tot stand gekomen. Het resultaat is een
lappendeken een grote diversiteit van diensten en methodieken.
Zes sectoren in IJH – erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse administratie:
AWW, K&G, CLB, CGG, VAPH, Jongerenwelzijn.
Daarnaast zijn er ook nog andere jeugdhulpaanbieders die door andere instanties
erkend / gefinancierd worden (kinder- en jeugdpsychiatrie!)
Chaos en gebrek aan overzicht want verschillende sectorale regelgevingen.
b. Afstemming van hulpvraag en hulpaanbod
Beschikbare hulp niet op de meest efficiënte/effectieve manier ingezet.
1
, Hulpvraag wordt geformuleerd in termen van het aanbod, in de terminologie van
een specifieke sector, dus kinderen die complexe vragen stellen vallen tussen de
mazen van het net.
c. Recht op jeugdhulp blijft beperkt tot het aanbod
M.a.w. Vaststelling dat er onvoldoende aanbod kan ingezet worden om de
hoeveelheid gestelde hulpvragen tegemoet te treden en dat het vastgestelde
tekort niet zomaar zal kunnen weggewerkt worden.
Tekort aan hulpaanbod, steeds groeiende druk op de JH we moeten de hulp
efficiënter organiseren de toegang tot de JH wordt gereorganiseerd. Tegelijk is
dit besef antagonistisch: tekort aan jeugdhulp werkt aanbodsgestuurde jeugdhulp
verder in de hand.
3) Twee (drie) decreten integrale jeugdhulp
a. Het kaderdecreet (2004; implementatie op 1 januari 2005) (+ decreet rechtspositie
minderjarige in de JH (2006) DRMJH– zie hfdst 9)
Het creëren van netwerken in Vlaanderen + het vestigen van de aandacht op de
positie/participatie van de cliënt behoren tot de meest uitgesproken
verworvenheden.
In alle regio’s IJH (Vlaamse provincies + Brussels Hoofdstedelijk Gewest) zijn er
verschillende netwerken jeugdhulp gecreëerd.
Aantal realisaties, maar ook essentiële onderdelen niet gerealiseerd! (bv. de
Intersecotrale toegangspoort noch de scheiding tussen de inschatting en
opvolging van maatschappelijke noodzaak en de toegang tot het hulpaanbod van
het Agenschap Jongerenwelzijn zijn niet gerealiseerd).
Uitgangspunten:
Intersectoraal/integraal
Vroegtijdige hulp
Behoeftegestuurde hulp
Hulp op maat
Subsidiariteit (zo-, zo-, zo-beleid)
Samenwerking en doorverwijzing
b. Het tweede decreet Integrale Jeugdhulp (2013; implementatie op 1 maart 2014)
Uitvoering vanaf 2006: Bijgedragen tot een meer ‘jongerenparticipatieve’
jeugdhulp.
4) Principes
Inhoudelijke krachtlijnen of letterlijk vertaald ‘grondbeginselen’ die van toepassing zijn
op het geheel van de (re)organisatie van de jeugdhulpverlening ( erkend).
a. Contextgerichtheid
Geen cliënt – minderjarige / ouders / opvoedingsverantwoordelijken / personen
uit de leefomgeving, rol en de positie van deze partijen tov elkaar en tov de dienst
en hulpverlening.
Voor jongeren en kinderen zijn de personen uit de context heel belangrijk. De
gehechtheid van kinderen en jongeren aan hun ouders en familieleden is
belangrijk. Gehechtheid die steunt op loyaliteit van kinderen t.o.v. hun ouders en
2
, omgekeerd op het verantwoordelijkheidsgevoel van ouders en andere
volwassenen uit de omgeving van kinderen. Het is essentieel dat de
jeugdhulpverlening de context van kinderen en jongeren respecteert door de
betrokken personen bij de hulpverlening te betrekken.
“Wat zijn krachten en tekortkomingen van een systeem?”
Maximaal inzetten op versterken (empoweren) van een systeem, zelfregulerend
vermogen van een gezinssysteem ook maximaal versterkt en gerespecteerd
worden (bij aanvang en einde hulpverlening).
b. Subsidiariteit (principe van het decreet-Steryaert 1985)
Keuze voor de minst ingrijpende vorm van hulpverlening als er voor een bepaald
probleem meerdere mogelijke oplossingen zijn.
mobiel / ambulant > pleegzorg > residentiële instelling
Vrijwillige/ambulante hulp > gedwongen hulp (vb. jeugdrechtbank)
c. Beperkt recht op jeugdhulp
Recht op JH wordt beperkt ge[effectueerd voor zover dat mogelijk is binnen de
beschikbare kredieten/aanbod.
= provisierecht (toegang tot iets) (‘geef mij toegang’ – naast participatie- en
protectierechten)
Ondersteuning en hulp vragen? In de eerste plaats word je verwezen naar het hele
maatschappelijke veld van de preventie en de opvoedingsondersteuning. Maar
wanneer daar vragen naar lichte of zwaardere hulp uit voortvloeien, dan komen
de vraagstellers in de hulpverlening terecht. Vrijwillig gestelde vraag:
buitengerechtelijke jeugdhulp:
Voorwaarden:
5 B’s (Roose): Beschikbaar, bereikbaar, betaalbaar, bruikbaar, begrijpbaar
d. Vraaggerichtheid
Vraaggerichte hulpverlening: Kwalitatief proces van vraagverheldering,
diagnostiek, zorgzwaartemeting of -inschatting en indicatiestelling waarin de
hulpvraag en de cliënt centraal staan. Het legt de nadruk op wat de hulpvraag
kenmerkt en niet op hoe het hulpaanbod vanuit beschikbaar aanbod die vraag
vertaalt.
Leidt tot hulpverleningsvoorstel + handelplan
Hulpvraag moet zoveel mogelijk geformuleerd worden in de taal en termen van de
hulpvrager zodat de hulpvrager het proces begrijpt / kan volgen / regie kan
voeren. wil niet zeggen dat klant altijd koning is. Hulpverlening is een gebeuren
dat steunt op dialoog, proces van gedeelde probleemdefiniëring en
vraagverheldering.
Vraagverheldering, diagnostiek, zorgzwaartemeting / -inschatting,
indicatiestelling
Zoveel mogelijk in de taal en termen van de hulpvrager, zodat deze kan
volgen + regie kan voeren (ze moeten zich erin kunnen herkennen en moeten
gerespecteerd worden tijdens het verloop van de hulpverlening)
Nadruk op de hulpvraag en niet hoe het hulpaanbod vanuit beschikbaar
aanbod die vraag vertaalt
Houdt rekening met de SES, cultuur, handicap, ouders, opvoeders...
3
Inleiding
- Integrale jeugdhulp (IJH) in huidige vorm geïntroduceerd sinds 1 maart 2014 (veranderingen
hebben 15 jaar geduurd):
Systemische verandering
Gemeenschappelijke toegangspoort, alle sectoren samengestoken heeft,
tussentoegangspoorten weggewerkt + nieuwe instellingen
Herschikking van het landschap
Vernieuwen van instellingen
Vereenvoudigen van procedures
Motieven: zorginhoudelijk en beleidsmatig
Evenement: naast een opmerkelijke gebeurtenis ook een belofte, een nieuwe mogelijkheid:
- Overzichtelijkere en eenvoudigere JH
Evenemtent = kortdurend maar interessant
- Effectievere JH
Alle systemen waren aanbodgericht (vragen kneden totdat ze paste bij een sector)
Meer vraaggericht en participatiever
- Beter effectueren van het recht op JH
Vanuit die welvaartsstaat, kind in nood heeft recht op hulp (kinderrechten), tegen een
plafond aan botsen, geen hulp kunnen geven ⇒ recht op jeugdhulp beter haalbaar maken
en beter hulp te kunnen verlenen (denk ook aan wachtlijsten, nog niet geweldig)
Voorgeschiedenis
1) Jeugdhulpverlening onder druk wegens meer hulpvraag dan aanbod, hoofdzakelijk in de
bijzondere jeugdzorg/jeugdbijstand
Essentieel element van de oplossing: INTERsectoraal werken
‘verdeelde intersectorale ondeelbaarheid’: Jongeren hebben vaak meerdere
problemen en je kan ze niet zomaar in een hokje steken.
Maar tegelijkertijd steeds grotere verwachting vanuit de samenleving naar de
jeugdhulp, de jeugdhulp moet steeds meer opnemen, waar andere domeinen van de
SML geen antwoord op hebben.
2) Veranderingsurgentie
a. Versnippering en verkokering
De JH in Vlaanderen is heel ‘organisch’ tot stand gekomen. Het resultaat is een
lappendeken een grote diversiteit van diensten en methodieken.
Zes sectoren in IJH – erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse administratie:
AWW, K&G, CLB, CGG, VAPH, Jongerenwelzijn.
Daarnaast zijn er ook nog andere jeugdhulpaanbieders die door andere instanties
erkend / gefinancierd worden (kinder- en jeugdpsychiatrie!)
Chaos en gebrek aan overzicht want verschillende sectorale regelgevingen.
b. Afstemming van hulpvraag en hulpaanbod
Beschikbare hulp niet op de meest efficiënte/effectieve manier ingezet.
1
, Hulpvraag wordt geformuleerd in termen van het aanbod, in de terminologie van
een specifieke sector, dus kinderen die complexe vragen stellen vallen tussen de
mazen van het net.
c. Recht op jeugdhulp blijft beperkt tot het aanbod
M.a.w. Vaststelling dat er onvoldoende aanbod kan ingezet worden om de
hoeveelheid gestelde hulpvragen tegemoet te treden en dat het vastgestelde
tekort niet zomaar zal kunnen weggewerkt worden.
Tekort aan hulpaanbod, steeds groeiende druk op de JH we moeten de hulp
efficiënter organiseren de toegang tot de JH wordt gereorganiseerd. Tegelijk is
dit besef antagonistisch: tekort aan jeugdhulp werkt aanbodsgestuurde jeugdhulp
verder in de hand.
3) Twee (drie) decreten integrale jeugdhulp
a. Het kaderdecreet (2004; implementatie op 1 januari 2005) (+ decreet rechtspositie
minderjarige in de JH (2006) DRMJH– zie hfdst 9)
Het creëren van netwerken in Vlaanderen + het vestigen van de aandacht op de
positie/participatie van de cliënt behoren tot de meest uitgesproken
verworvenheden.
In alle regio’s IJH (Vlaamse provincies + Brussels Hoofdstedelijk Gewest) zijn er
verschillende netwerken jeugdhulp gecreëerd.
Aantal realisaties, maar ook essentiële onderdelen niet gerealiseerd! (bv. de
Intersecotrale toegangspoort noch de scheiding tussen de inschatting en
opvolging van maatschappelijke noodzaak en de toegang tot het hulpaanbod van
het Agenschap Jongerenwelzijn zijn niet gerealiseerd).
Uitgangspunten:
Intersectoraal/integraal
Vroegtijdige hulp
Behoeftegestuurde hulp
Hulp op maat
Subsidiariteit (zo-, zo-, zo-beleid)
Samenwerking en doorverwijzing
b. Het tweede decreet Integrale Jeugdhulp (2013; implementatie op 1 maart 2014)
Uitvoering vanaf 2006: Bijgedragen tot een meer ‘jongerenparticipatieve’
jeugdhulp.
4) Principes
Inhoudelijke krachtlijnen of letterlijk vertaald ‘grondbeginselen’ die van toepassing zijn
op het geheel van de (re)organisatie van de jeugdhulpverlening ( erkend).
a. Contextgerichtheid
Geen cliënt – minderjarige / ouders / opvoedingsverantwoordelijken / personen
uit de leefomgeving, rol en de positie van deze partijen tov elkaar en tov de dienst
en hulpverlening.
Voor jongeren en kinderen zijn de personen uit de context heel belangrijk. De
gehechtheid van kinderen en jongeren aan hun ouders en familieleden is
belangrijk. Gehechtheid die steunt op loyaliteit van kinderen t.o.v. hun ouders en
2
, omgekeerd op het verantwoordelijkheidsgevoel van ouders en andere
volwassenen uit de omgeving van kinderen. Het is essentieel dat de
jeugdhulpverlening de context van kinderen en jongeren respecteert door de
betrokken personen bij de hulpverlening te betrekken.
“Wat zijn krachten en tekortkomingen van een systeem?”
Maximaal inzetten op versterken (empoweren) van een systeem, zelfregulerend
vermogen van een gezinssysteem ook maximaal versterkt en gerespecteerd
worden (bij aanvang en einde hulpverlening).
b. Subsidiariteit (principe van het decreet-Steryaert 1985)
Keuze voor de minst ingrijpende vorm van hulpverlening als er voor een bepaald
probleem meerdere mogelijke oplossingen zijn.
mobiel / ambulant > pleegzorg > residentiële instelling
Vrijwillige/ambulante hulp > gedwongen hulp (vb. jeugdrechtbank)
c. Beperkt recht op jeugdhulp
Recht op JH wordt beperkt ge[effectueerd voor zover dat mogelijk is binnen de
beschikbare kredieten/aanbod.
= provisierecht (toegang tot iets) (‘geef mij toegang’ – naast participatie- en
protectierechten)
Ondersteuning en hulp vragen? In de eerste plaats word je verwezen naar het hele
maatschappelijke veld van de preventie en de opvoedingsondersteuning. Maar
wanneer daar vragen naar lichte of zwaardere hulp uit voortvloeien, dan komen
de vraagstellers in de hulpverlening terecht. Vrijwillig gestelde vraag:
buitengerechtelijke jeugdhulp:
Voorwaarden:
5 B’s (Roose): Beschikbaar, bereikbaar, betaalbaar, bruikbaar, begrijpbaar
d. Vraaggerichtheid
Vraaggerichte hulpverlening: Kwalitatief proces van vraagverheldering,
diagnostiek, zorgzwaartemeting of -inschatting en indicatiestelling waarin de
hulpvraag en de cliënt centraal staan. Het legt de nadruk op wat de hulpvraag
kenmerkt en niet op hoe het hulpaanbod vanuit beschikbaar aanbod die vraag
vertaalt.
Leidt tot hulpverleningsvoorstel + handelplan
Hulpvraag moet zoveel mogelijk geformuleerd worden in de taal en termen van de
hulpvrager zodat de hulpvrager het proces begrijpt / kan volgen / regie kan
voeren. wil niet zeggen dat klant altijd koning is. Hulpverlening is een gebeuren
dat steunt op dialoog, proces van gedeelde probleemdefiniëring en
vraagverheldering.
Vraagverheldering, diagnostiek, zorgzwaartemeting / -inschatting,
indicatiestelling
Zoveel mogelijk in de taal en termen van de hulpvrager, zodat deze kan
volgen + regie kan voeren (ze moeten zich erin kunnen herkennen en moeten
gerespecteerd worden tijdens het verloop van de hulpverlening)
Nadruk op de hulpvraag en niet hoe het hulpaanbod vanuit beschikbaar
aanbod die vraag vertaalt
Houdt rekening met de SES, cultuur, handicap, ouders, opvoeders...
3