1) Functies van het bloed:
Omdat de verschillende cellen in ons lichaam niet in staat zijn om volledig zelfstandig te
functioneren, hebben we nood aan een gespecialiseerd en efficiënt transportmiddel: bloed.
Functies van bloed:
Transportfunctie:
o Transport tussen cellen onderling.
o Van het uitwendige milieu naar de cellen en weefsels toe en omgekeerd.
o Transport O2, CO2, CO, …
o Transport voedingsstoffen.
Die als eindproduct van de spijsvertering in de bloedbaan
terechtkomen, om vervolgens naar de lever gevoerd te worden,
vanwaar ze naar de rest van het lichaam verspreid worden.
o Transport afvalstoffen.
o Transport allerlei moleculen die essentieel zijn voor het behoud van de
hemeostasis in ons lichaam.
Beschermende functie:
o Het bloed bevat essentiële componenten van de immuniteit. Het is
verantwoordelijk voor de bescherming van ons lichaam tegen indringers.
Thermoregulatie:
o Vermindering van de lichaamstemperatuur is mogelijk door oppervlakkige
bloedvaatjes die gaan uitzetten waardoor meer bloed aan het opp warmte
kan afgeven. Het omgekeerde is ook mogelijk.
Zuur – base evenwicht:
o In het bloed zijn buffers aanwezig om de pH op pijl te houden.
Regulatie van colloïd osmotische druk.
, 2) Samenstelling van het bloed:
Plasma: vloeibare fractie:
90% water
Elektrolyten
Hormonen + cytokines + nutriënten + gassen + afvalstoffen
Plasmaproteïnen:
o Albumines
o Globulines
o Fibrinogeen
Cellulaire fractie:
Erythrocyten = RBC
Leukocyten = WBC
o Neutrofielen
o Eosinofielen
o Basofielen
o Monocyten
o Lymfocyten: B- en T- lymfocyten
Thrombocyten = Bloedplaatjes
2.1) Bloedplasma:
Bloedplasma bestaan hoofdzakelijk uit water. Dit water is direct beschikbaar voor alle cellen
+ doorbloede weefsels + extracellulair vocht van ons lichaam om een normale
hydratietoestand te garanderen.
Of het water effectief de bloedbaan verlaat is afhankelijke van de osmotische
drukgradiënt, gecreëerd door plasmaproteïnen. De plasmaproteïnen zullen in
normale omstandigheden de bloedbeen niet verlaten omdat ze een te grote
moleculaire structuur bezitten en niet doorheen de poriën in de wand van de
capillairen migreren.