Inleiding
Deze cursus bereidt de student voor op het VOL‐VCA‐examen en biedt een brede
basiskennis over veiligheid, gezondheid en welzijn op de werkvloer, gericht op
(toekomstige) operationeel leidinggevenden. Naast de wettelijke verplichtingen voor
werkgevers, leidinggevenden en werknemers benadrukt de cursus dat effectieve
preventiebeleid “van hoog tot laag, van links naar rechts” gedragen moet worden.
Doorheen de tekst worden telkens aanvullende blokken (+) gegeven die extra
achtergrondinformatie bieden, evenals cursief gedrukt lichtgrijze tekstblokken ter
verduidelijking. Het grootste deel van de inhoud is gebaseerd op het handboek “VCA –
Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden” (BeSaCC‐VCA, 2015).
1. Wetgeving (p. 2–15)
1.1 Grondbeginselen veiligheids‐ en gezondheidswetgeving
1.1.1 Bescherming van de werknemers
• Welzijnswet (wet van 4 augustus 1996): de kernwet voor veiligheid, gezondheid
en welzijn in België. Ze legt de basisprincipes vast, nadien uitgewerkt in
uitvoeringsbesluiten (Koninklijke en ministeriële besluiten) die opgenomen zijn in
de Codex over welzijn op het werk en het ARAB (Algemeen Reglement voor
Arbeidsbescherming).
• FOD WASO (Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal
Overleg) is de bevoegde federale instantie.
• Tot op heden gelden zowel ARAB‐ als Codex‐bepalingen naast elkaar; ARAB wordt
stelselmatig vervangen door nieuwe Codex‐besluiten.
1.1.2 Doelstellingen
• Bescherming van werknemers en andere aanwezigen tijdens de uitvoering van
werkzaamheden.
• Verbeteren van arbeidsveiligheid en gezondheid.
• Garanderen van zo optimaal mogelijke arbeidsomstandigheden.
1.1.3 Toepassingsgebied
• Geldt voor alle arbeidsplaatsen (werkplaatsen, magazijnen, kantoren,
klantlocaties, wegenwerken, etc.), zowel binnen als buiten.
• Werkgevers en werknemers (inclusief uitzendkrachten, stagiairs, vrijwilligers)
vallen onder de welzijnswetgeving.
1.1.4 Uitgangspunten
, • Werkgevers en werknemers hebben elk rechten en plichten.
• Preventie staat centraal: risico’s identificeren en voorkomen.
• Werk mag de veiligheid en gezondheid van werknemers niet schaden.
• Deskundige bijstand door interne/externe preventiediensten.
• Voorlichting, opleiding en overleg met (vertegenwoordigers van) werknemers.
• Coördinatie indien meerdere werkgevers op één arbeidsplaats actief zijn.
• Aandacht voor persoonlijke factoren (leeftijd, vakbekwaamheid), ergonomie
(werkpost‐aanpassing), en afwisseling in taken om eentonigheid te vermijden.
1.2 Welzijn (p. 4)
De welzijnswet omschrijft welzijn als een bredere term dan louter veiligheid/gezondheid.
Ze omvat zeven domeinen (Tabel 1):
1. Arbeidsveiligheid
2. Gezondheid (inclusief preventie van beroepsziekten, gehoor‐ en
gezichtsmetingen)
3. Psychosociale belasting (stresspreventie, pesterijen, geweld, ongewenste
intimiteiten)
4. Ergonomie (aanpassing werkplaats aan werknemer; licht, geluid, werkmeubilair,
instructies)
5. Arbeidshygiëne (blootstelling aan gevaarlijke stoffen, fysische agentia,
biologische agentia, straling)
6. Verfraaiing van arbeidsplaatsen (aangename werkomgeving, sanitaire
voorzieningen, refter, kleedkamers)
7. Leefmilieu (inzet op milieumaatregelen die de veiligheid/gezondheid niet
schaden: juiste opslag gevaarlijke stoffen, afvalbeheer).
1.3 Preventiestructuren (p. 5–6)
1.3.1 Preventiediensten
• Elke onderneming moet een Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op
het Werk (IDPBW) opzetten met minstens één preventieadviseur. Bij < 20
werknemers mag de werkgever die taak op zich nemen.
• Voor deskundigheden die intern ontbreken, schakelt men een Externe Dienst
voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPBW) in.
, • Taken preventieadviseurs (intern/externe):
o Risico‐inventarisatie en –evaluatie (RI&E) uitvoeren of meewerken.
o Onderzoek van ongevallen en bijna‐ongevallen.
o Advisering over welzijnsbeleid.
o Uitvoering van gezondheidstoezicht.
1.3.2 Externe Dienst voor Technische Controle op de Werkplaats (EDTCW)
• Voor arbeidsmiddelen/installaties met zware risico’s (hijswerktuigen, elektrische
installaties, valbeveiliging) zijn periodieke keuringen verplicht.
• Keuring gebeurt door een onafhankelijke EDTCW, die na controle een schriftelijk
verslag (vaststellingen, opmerkingen, aanbevelingen) aan de werkgever (en op de
werkplek) bezorgt.
• Volgens VCA‐voorschriften moet elke keuring zichtbaar gemarkeerd worden
(sticker, gekleurd bandje) met geldigheidsdatum.
1.4 Voorlichting, opleiding en onthaal (p. 6)
• Verplicht vóór aanvang werkzaamheden, bij taakverandering, bij invoering van
nieuwe arbeidsmiddelen/werkprocedures of technologieën.
• Werknemer moet geïnformeerd worden over:
o Specifieke gevaren van functie/werkplek.
o Te nemen preventiemaatregelen.
o Wenken voor gezond en veilig functioneren.
• In punt 6.2 wordt dieper ingegaan op inhoud en vormvereisten.
1.5 Gezondheidstoezicht (p. 7–9)
• Doel: voorkomen dat werknemers gezondheidsrisico’s oplopen en
beroepsziekten tijdig opsporen.
• Werkgever organiseert in samenspraak met de preventieadviseur‐arbeidsarts
(PA) maatregelen ter bescherming.
• Algemene verplichting: werknemer moet jaarlijks (minstens) schriftelijk
herinnerd worden aan recht op raadpleging van PA bij gezondheidsklachten
gerelateerd aan werk.
• Verplichte periodieke gezondheidsbeoordeling (Tabel 2):
, 1. Veiligheidsfuncties (machines/arbeidsmiddelen die veiligheid van
anderen kunnen beïnvloeden; vb. heftruck, kraanbediening)
2. Functie met verhoogde waakzaamheid (controlekamers,
bewakingsposten)
3. Activiteiten met specifieke risico’s (blootstelling aan fysische agentia:
lawaai, trillingen, koude; biologische agentia: afvalverwerking,
waterzuivering, medisch personeel; chemische producten; ergonomische
belasting: beeldschermwerk, manueel tillen; psychosociale risico’s)
4. Activiteiten in voedingssector (onverpakte voedingswaren)
5. Nacht‐ of ploegenarbeid
6. Bepaalde werknemersgroepen (mindervalide werknemers, jongeren < 18
jaar)
• Gezondheidsbeoordeling door PA:
o Indien geschikt verklaard, ontvangen werkgever en werknemer een
Arbeidsgeschiktheidsattest met geldigheidsduur (meestal 1 jaar; sinds
2019 max. 2 jaar voor bepaalde functies). De PA kan geldigheidsduur
verkorten bij noodzaak.
1.6 Zorg voor andere personen dan werknemers (p. 9)
• Werkgever moet ook maatregelen treffen voor:
o Werknemers van andere werkgevers (onderaannemers, contractors) die
op de werkvloer werken.
o Leveranciers, klanten, bezoekers, patiënten, omwonenden.
1.7 Verschillende werkgevers op één arbeidsplaats (p. 9)
• Verplicht tot samenwerking en coördinatie: uitwisseling informatie over
gevaren/risico’s, noodplan, evacuatie, signalisatie.
• De hoofdopdrachtgever selecteert aannemers (contractors) op basis van veilig
werken, coördineert en coacht hen.
1.8 Inspectie/Toezicht (p. 9–11)
1.8.1 Inspectie
• Inspectiediensten FOD WASO
1. Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk
▪ Afdeling Basistoezicht
Deze cursus bereidt de student voor op het VOL‐VCA‐examen en biedt een brede
basiskennis over veiligheid, gezondheid en welzijn op de werkvloer, gericht op
(toekomstige) operationeel leidinggevenden. Naast de wettelijke verplichtingen voor
werkgevers, leidinggevenden en werknemers benadrukt de cursus dat effectieve
preventiebeleid “van hoog tot laag, van links naar rechts” gedragen moet worden.
Doorheen de tekst worden telkens aanvullende blokken (+) gegeven die extra
achtergrondinformatie bieden, evenals cursief gedrukt lichtgrijze tekstblokken ter
verduidelijking. Het grootste deel van de inhoud is gebaseerd op het handboek “VCA –
Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden” (BeSaCC‐VCA, 2015).
1. Wetgeving (p. 2–15)
1.1 Grondbeginselen veiligheids‐ en gezondheidswetgeving
1.1.1 Bescherming van de werknemers
• Welzijnswet (wet van 4 augustus 1996): de kernwet voor veiligheid, gezondheid
en welzijn in België. Ze legt de basisprincipes vast, nadien uitgewerkt in
uitvoeringsbesluiten (Koninklijke en ministeriële besluiten) die opgenomen zijn in
de Codex over welzijn op het werk en het ARAB (Algemeen Reglement voor
Arbeidsbescherming).
• FOD WASO (Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal
Overleg) is de bevoegde federale instantie.
• Tot op heden gelden zowel ARAB‐ als Codex‐bepalingen naast elkaar; ARAB wordt
stelselmatig vervangen door nieuwe Codex‐besluiten.
1.1.2 Doelstellingen
• Bescherming van werknemers en andere aanwezigen tijdens de uitvoering van
werkzaamheden.
• Verbeteren van arbeidsveiligheid en gezondheid.
• Garanderen van zo optimaal mogelijke arbeidsomstandigheden.
1.1.3 Toepassingsgebied
• Geldt voor alle arbeidsplaatsen (werkplaatsen, magazijnen, kantoren,
klantlocaties, wegenwerken, etc.), zowel binnen als buiten.
• Werkgevers en werknemers (inclusief uitzendkrachten, stagiairs, vrijwilligers)
vallen onder de welzijnswetgeving.
1.1.4 Uitgangspunten
, • Werkgevers en werknemers hebben elk rechten en plichten.
• Preventie staat centraal: risico’s identificeren en voorkomen.
• Werk mag de veiligheid en gezondheid van werknemers niet schaden.
• Deskundige bijstand door interne/externe preventiediensten.
• Voorlichting, opleiding en overleg met (vertegenwoordigers van) werknemers.
• Coördinatie indien meerdere werkgevers op één arbeidsplaats actief zijn.
• Aandacht voor persoonlijke factoren (leeftijd, vakbekwaamheid), ergonomie
(werkpost‐aanpassing), en afwisseling in taken om eentonigheid te vermijden.
1.2 Welzijn (p. 4)
De welzijnswet omschrijft welzijn als een bredere term dan louter veiligheid/gezondheid.
Ze omvat zeven domeinen (Tabel 1):
1. Arbeidsveiligheid
2. Gezondheid (inclusief preventie van beroepsziekten, gehoor‐ en
gezichtsmetingen)
3. Psychosociale belasting (stresspreventie, pesterijen, geweld, ongewenste
intimiteiten)
4. Ergonomie (aanpassing werkplaats aan werknemer; licht, geluid, werkmeubilair,
instructies)
5. Arbeidshygiëne (blootstelling aan gevaarlijke stoffen, fysische agentia,
biologische agentia, straling)
6. Verfraaiing van arbeidsplaatsen (aangename werkomgeving, sanitaire
voorzieningen, refter, kleedkamers)
7. Leefmilieu (inzet op milieumaatregelen die de veiligheid/gezondheid niet
schaden: juiste opslag gevaarlijke stoffen, afvalbeheer).
1.3 Preventiestructuren (p. 5–6)
1.3.1 Preventiediensten
• Elke onderneming moet een Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op
het Werk (IDPBW) opzetten met minstens één preventieadviseur. Bij < 20
werknemers mag de werkgever die taak op zich nemen.
• Voor deskundigheden die intern ontbreken, schakelt men een Externe Dienst
voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPBW) in.
, • Taken preventieadviseurs (intern/externe):
o Risico‐inventarisatie en –evaluatie (RI&E) uitvoeren of meewerken.
o Onderzoek van ongevallen en bijna‐ongevallen.
o Advisering over welzijnsbeleid.
o Uitvoering van gezondheidstoezicht.
1.3.2 Externe Dienst voor Technische Controle op de Werkplaats (EDTCW)
• Voor arbeidsmiddelen/installaties met zware risico’s (hijswerktuigen, elektrische
installaties, valbeveiliging) zijn periodieke keuringen verplicht.
• Keuring gebeurt door een onafhankelijke EDTCW, die na controle een schriftelijk
verslag (vaststellingen, opmerkingen, aanbevelingen) aan de werkgever (en op de
werkplek) bezorgt.
• Volgens VCA‐voorschriften moet elke keuring zichtbaar gemarkeerd worden
(sticker, gekleurd bandje) met geldigheidsdatum.
1.4 Voorlichting, opleiding en onthaal (p. 6)
• Verplicht vóór aanvang werkzaamheden, bij taakverandering, bij invoering van
nieuwe arbeidsmiddelen/werkprocedures of technologieën.
• Werknemer moet geïnformeerd worden over:
o Specifieke gevaren van functie/werkplek.
o Te nemen preventiemaatregelen.
o Wenken voor gezond en veilig functioneren.
• In punt 6.2 wordt dieper ingegaan op inhoud en vormvereisten.
1.5 Gezondheidstoezicht (p. 7–9)
• Doel: voorkomen dat werknemers gezondheidsrisico’s oplopen en
beroepsziekten tijdig opsporen.
• Werkgever organiseert in samenspraak met de preventieadviseur‐arbeidsarts
(PA) maatregelen ter bescherming.
• Algemene verplichting: werknemer moet jaarlijks (minstens) schriftelijk
herinnerd worden aan recht op raadpleging van PA bij gezondheidsklachten
gerelateerd aan werk.
• Verplichte periodieke gezondheidsbeoordeling (Tabel 2):
, 1. Veiligheidsfuncties (machines/arbeidsmiddelen die veiligheid van
anderen kunnen beïnvloeden; vb. heftruck, kraanbediening)
2. Functie met verhoogde waakzaamheid (controlekamers,
bewakingsposten)
3. Activiteiten met specifieke risico’s (blootstelling aan fysische agentia:
lawaai, trillingen, koude; biologische agentia: afvalverwerking,
waterzuivering, medisch personeel; chemische producten; ergonomische
belasting: beeldschermwerk, manueel tillen; psychosociale risico’s)
4. Activiteiten in voedingssector (onverpakte voedingswaren)
5. Nacht‐ of ploegenarbeid
6. Bepaalde werknemersgroepen (mindervalide werknemers, jongeren < 18
jaar)
• Gezondheidsbeoordeling door PA:
o Indien geschikt verklaard, ontvangen werkgever en werknemer een
Arbeidsgeschiktheidsattest met geldigheidsduur (meestal 1 jaar; sinds
2019 max. 2 jaar voor bepaalde functies). De PA kan geldigheidsduur
verkorten bij noodzaak.
1.6 Zorg voor andere personen dan werknemers (p. 9)
• Werkgever moet ook maatregelen treffen voor:
o Werknemers van andere werkgevers (onderaannemers, contractors) die
op de werkvloer werken.
o Leveranciers, klanten, bezoekers, patiënten, omwonenden.
1.7 Verschillende werkgevers op één arbeidsplaats (p. 9)
• Verplicht tot samenwerking en coördinatie: uitwisseling informatie over
gevaren/risico’s, noodplan, evacuatie, signalisatie.
• De hoofdopdrachtgever selecteert aannemers (contractors) op basis van veilig
werken, coördineert en coacht hen.
1.8 Inspectie/Toezicht (p. 9–11)
1.8.1 Inspectie
• Inspectiediensten FOD WASO
1. Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk
▪ Afdeling Basistoezicht