PSYCHOLOGY OF PREVENTION AND HEALTH
1. Prevention Science
1 WAT IS PREVENTION SCIENCE
Prevention science = interdisciplinaire specialiteit die integratie vereist vanuit meerdere disciplines,
zoals psychologie, counseling, maatschappelijk werk, onderwijs, gezondheidswetenschappen, economie
en public affairs
psychologische en fysieke kwalen voorkomen
Psychologische preventiewetenschap
algemene gezondheid en het welzijn te bevorderen
d.m.v. evidence-based praktijken op individueel en systemisch niveau
Doelstellingen (brede definitie):
1. Het bevorderen van de gezondheid en het individuele en maatschappelijke niveau door
2. Beleidsmakers informeren
2 WAAROM PREVENTIE RELEVANT KAN ZIJN: LEVENSVERWACHTING
2.1 DOODSOORZAKEN (WHO)
Land met hoog versus laag inkomen = verschillende doodsoorzaken zie bijlage 1
• Hoog inkomen: meer niet-overdraagbare aandoeningen
• Laag inkomen: meer overdraagbare, maternale en neonatale aandoeningen en voedingsziekten
Meest voorkomende doodsoorzaken: ongezonde gewoonten → vroege interventie en preventie!
2.2 ANDERE DOELEN VAN PREVENTIE
1. Verminder vermijdbare sterfgevallen en het aantal verloren jaren
2. Verhoog de gezonde levensjaren en de kwaliteit van leven
3. Verminder de economische impact van ziekten
3 DEFINTIES
Vermijdbare sterfgevallen (preventable)= sterfgevallen dat mogelijk kan worden voorkomen door
preventie of door medisch ingrijpen
Voortijdige sterfgevallen (premature)= sterfgevallen vóór de leeftijd van 75 jaar (% van het totaal)
Disability-Adjusted Life Years (DALY) = verloren jaren door ziekte/vroeg overlijden (YLL + YLD)
• Verloren levensjaren (YLL)= aantal jaren dat mensen verliezen door overlijden/ziekte
• Verloren jaren door invaliditeit (YLD) = aantal jaren dat een persoon met beperking leeft
Quality-Adjusted Life Years (QALY) = verbetering van de kwaliteit van leven na een interventie
Handicap = interactie tussen kenmerken van het lichaam van een persoon en de samenleving
• Beperking = probleem in de lichaamsfunctie of -structuur
• Activiteitsbeperking = moeilijkheid die men ondervindt bij het uitvoeren van een taak of actie
• Participatiebeperking = probleem dat men ervaart bij betrokkenheid bij levenssituaties
Kwaliteit van leven (QoL)= de perceptie van het individu van zijn positie in het leven in de context
van de cultuur en waardesystemen waarin hij leeft en in relatie tot zijn doelen
1
,4 KANKER: TE VOORKOMEN?
Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek
• Kanker is deels genetisch bepaalt; maar…↑ in bepaalde groepen ≠ genetisch verklaarbaar
• ± 40% van de kankers in Europa kan voorkomen worden
• ALS… we risico- en beschermede factoren omzetten naar effectieve primaire preventie
75-100% te voorkomen < 25% te voorkomen
100%: baarmoederhals 20%: eierstok
90%: long, mondholte, slokdarm 15%: leukemie
75%: melanoom, maag 5%: NHL (lymfeklier)
0%: prostaat, hersenen
5 PREVENTIESTRATEGIEËN IMPLEMENTEREN: UITGAVEN GEZONDHEIDSZORG
Landen met↑uitgaven voor gezonsheidszorg = landen met↑QoL-verwachtingen zie bijlage 2
6 WIJZIGING VAN RISICOGEDRAG
• Gebruik van tabak en alcohol zie grafieken in PPT
• Ongezond eten en drinken
• Sedentair gedrag = gedrag met laag energieverbruik
SOORTEN PREVENTIE
1. Primair = interventies gericht op het voorkomen dat problemen zich ooit voordoen in de
bevolking of binnen een subgroep of systeem bv.: vaccinaties
2. Secundair = interventies gericht op groepen die risico lopen op het ontwikkelen van een
probleem bv.: vroege mammografie bij familiegeschiedenis van kanker
3. Tertiaire = interventies gericht op de beperking van de impact van probleem dat zich al heeft
voorgedaan bv.: anonieme alcoholisten programma's
DOELGROEPEN
Universele preventie = interventies voor een hele groep/populatie
bv.: gebruik van veiligheidsgordels
Selectieve preventie = interventies voor individuen/subgroepen met een bovengemiddeld risico
bv.: Head Start programma
Geïndiceerde preventie = interventies voor individuen/subgroepen met een hoog risico of die enkele
symptomen van een probleem vertonen
bv.: steungroepen voor weduwnaars met depressie en angst
2
,2. Determinanten van gedrag en gedragsverandering
1 GEZONDHEIDSPSYCHOLOGISCH PERSPECTIEF: WAT IS GEZONDHEIDSGEDRAG?
Gezondheidsgedrag (health behaviour) = gedrag om ziekte te voorkomen bv.: gezond eten
Ziektegedrag (illness behaviour) = gedrag om een remedie te zoeken bv.: doktersbezoek
Ziek-rolgedrag (sick rol behaviour) = activiteit gericht op het beter worden bv.: medicatie nemen
A. Gezondheidsverstorende gewoonten (impairing)
B. Gezondheidsbeschermend gedrag (protecting)
1.1 DE ROL VAN GEDRAG
Ongezond/risicovol gedrag hoofredenen van bepaalde ziekten/sterfte
bv.: tabak, voeding, inactiviteit, alcohol bv.: hart-/ademhalingsproblemen, diabetes, kanker
1.2 DE ROL VAN GEDRAG
A. Biologische determinanten
• Metabolische kenmerken: lichamen reageren verschillend op bepaalde stoffen
bv.: nicotine-/alcoholmetabolisme, honger, verzadiging, beloningsgevoeligheid…
B. Persoonlijke determinanten
• Persoonlijkheid
• Leergeschiedenis bv.: van thuis uit zonnecrème leren smeren
• Houding, kennis, verwachtingen
C. Omgevingsdeterminanten
• Beschikbaarheid bv.: geen toegang tot alcohol tot een bepaalde leeftijd
• Sociaal-culturele normen bv.: alcohol wordt vanuit de groep afgekeurd
• Financieel-economische omstandigheden bv.: mogelijkheden tot gezonde voeding
Risico én beschermende factoren
Complexe, overlappende factoren!
• Biologische factoren bv.: genen, aanleg…
• Sociale factoren bv.: familie, school, vrienden, gemeenschap…
• Persoonlijke factoren bv.: risico nemen, impulsiviteit, gevoeligheid voor beloningen…
Risico en beschermende factoren komen op verschillende niveaus voor!
Beschermende factoren: veerkracht, vaardigheden, sterktes, omgevingsvoordelen…
Voorbeeld: de vitame-E case
Onderzoek (1993) naar de relatie tussen vitamine-E inname en het risico op hartziekte
• Resultaat: bepaalde hoeveelheid vitamine E consumptie is geassocieerd aan minder hartziekte
• MAAR… er is geen causaal onderzoek gedaan (enkel associaties onderzoek)
o DUS… beleidsmaatregelen voor vitamine-E inname moeten wachten op verder onderzoek
Hoe kunnen we dit verklaren?
• Vitamine-E inname is + gecorreleerd aan ander gedrag bv.: educatie, dieet, beweging…
• Vitamine-E inname is – gecorreleerd aan ander gedrag bv.: roken
o Dit is gedrag/zijn factoren die bijdragen aan een goede gezondheid
• Conclusie: vitamine-E inname kan een determinant zijn voor ander gezondheidsgedrag
o Heeft vitamine-E inname op zichzelf een voordeel?
1.3 CONCLUSIE
1. Gezondheidsaanbevelingen worden vaker overgenomen door mensen die al op andere manieren
in hun gezondheid investeren
2. Gezondheidsgedrag is gecorreleerd → hebben gemeenschappelijke determinanten
3. Observationele bevindingen kunnen misleidend zijn bv.: correlatie/causaliteit
3
, 2 GENEN, GEDRAG EN OMGEVING
Onderzoek: risico op hartziekten op basis van genetisch risico en levensstijl
• Zowel genetische aanleg als levensstijl spelen een rol in het risico op hartziekten
• Gezonde leefstijl verlaagt het risico, ongeacht het genetisch risico
• Preventieve gezondheidsmaatregelen zijn voordelig voor alle genetische profielen
o Niet roken, gezond eten, voldoende bewegen, matig alcoholgebruik
Onderzoek: rookgedrag in Vietnam bij veteranen versus niet-veteranen
• Veteranen: 9 extra sigaretten/dag
• Risico bij veteranen verzwakt door opleiding
2.1 INTERVENTIES VOOR ELK VAN DE DETERMINANTEN
… 1970 2000
Omgevingsdeterminanten Persoonlijke determinanten Architecturale keuzes
(nudging)
• Armoede • Gezondheidseducatie
• Woon situatie • Sociale/cognitieve theorieën • (Bebouwde) omgeving
• 'Voorsprong' • Gezondheidspromotie • Onrechtvaardigheid
• Preventieve gezondheidszorg
Choice architect = architectuur die de context organiseert waarin mensen beslissingen nemen
Nudge = aspect van de architectuur dat het gedrag van mensen verandert zonder meningen te
verbieden of economische prikkels te veranderen bv.: snoep aan kassa, trappen met muziek…
3 THEORIEËN VOOR GEDRAGSVERANDERING
3.1 FEAR DRIVE MODEL (GEZOND VERSTAND EN NAÏEVE BENADERINGEN )
• Populair model → wordt nog steeds veel gebruikt bv.: afbeelding op verpakking sigaretten
• Maar… werkt dit wel? Verandering in levensstijl is niet zeker!
o Angst roept misschien geen gedragsverandering op
o Het is van korte duur zonder herhaling
o Herhaling leidt tot gewenning: de angst neemt af door blootstelling eraan
Oplossing: werk aan kennis en negatieve gevoelens + straf/beloning
3.2 SOCIAL COGNITIVE THEORY (SCT)
Cognitieve modellen → afgeleid van de Subjective Expected Utility theorie
= het afwegen van de potentiële kosten en baten van gedrag
Focus op individuele attitudes/cognities i.p.v. de sociale context
• Overtuigingen over risico en werkzaamheid (efficacy)
• Overtuigingen over persoonlijke controle
• Sociale overtuigingen bv.: sociale norm
Overtuigingen over risico’s
• Risco: goed/win versus slecht/verlies
• Risicoperceptie zou het beste kunnen worden benaderd door de experts
• Risicoperceptie kan worden beïnvloed door verschillende vooroordelen:
1. Onrealistisch optimisme 4 problemen met optimisme:
2. Beschikbaarheid van informatie 1. Gebrek aan persoonlijke ervaring met het probleem
3. Persoonlijke ervaring 2. Egocentrisch perspectief
4. Hoe het risico wordt ingekaderd 3. De overtuiging dat als het probleem zich niet heeft
voorgedaan, het niet zal gebeuren
4. De overtuiging dat het probleem zeldzaam is4
1. Prevention Science
1 WAT IS PREVENTION SCIENCE
Prevention science = interdisciplinaire specialiteit die integratie vereist vanuit meerdere disciplines,
zoals psychologie, counseling, maatschappelijk werk, onderwijs, gezondheidswetenschappen, economie
en public affairs
psychologische en fysieke kwalen voorkomen
Psychologische preventiewetenschap
algemene gezondheid en het welzijn te bevorderen
d.m.v. evidence-based praktijken op individueel en systemisch niveau
Doelstellingen (brede definitie):
1. Het bevorderen van de gezondheid en het individuele en maatschappelijke niveau door
2. Beleidsmakers informeren
2 WAAROM PREVENTIE RELEVANT KAN ZIJN: LEVENSVERWACHTING
2.1 DOODSOORZAKEN (WHO)
Land met hoog versus laag inkomen = verschillende doodsoorzaken zie bijlage 1
• Hoog inkomen: meer niet-overdraagbare aandoeningen
• Laag inkomen: meer overdraagbare, maternale en neonatale aandoeningen en voedingsziekten
Meest voorkomende doodsoorzaken: ongezonde gewoonten → vroege interventie en preventie!
2.2 ANDERE DOELEN VAN PREVENTIE
1. Verminder vermijdbare sterfgevallen en het aantal verloren jaren
2. Verhoog de gezonde levensjaren en de kwaliteit van leven
3. Verminder de economische impact van ziekten
3 DEFINTIES
Vermijdbare sterfgevallen (preventable)= sterfgevallen dat mogelijk kan worden voorkomen door
preventie of door medisch ingrijpen
Voortijdige sterfgevallen (premature)= sterfgevallen vóór de leeftijd van 75 jaar (% van het totaal)
Disability-Adjusted Life Years (DALY) = verloren jaren door ziekte/vroeg overlijden (YLL + YLD)
• Verloren levensjaren (YLL)= aantal jaren dat mensen verliezen door overlijden/ziekte
• Verloren jaren door invaliditeit (YLD) = aantal jaren dat een persoon met beperking leeft
Quality-Adjusted Life Years (QALY) = verbetering van de kwaliteit van leven na een interventie
Handicap = interactie tussen kenmerken van het lichaam van een persoon en de samenleving
• Beperking = probleem in de lichaamsfunctie of -structuur
• Activiteitsbeperking = moeilijkheid die men ondervindt bij het uitvoeren van een taak of actie
• Participatiebeperking = probleem dat men ervaart bij betrokkenheid bij levenssituaties
Kwaliteit van leven (QoL)= de perceptie van het individu van zijn positie in het leven in de context
van de cultuur en waardesystemen waarin hij leeft en in relatie tot zijn doelen
1
,4 KANKER: TE VOORKOMEN?
Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek
• Kanker is deels genetisch bepaalt; maar…↑ in bepaalde groepen ≠ genetisch verklaarbaar
• ± 40% van de kankers in Europa kan voorkomen worden
• ALS… we risico- en beschermede factoren omzetten naar effectieve primaire preventie
75-100% te voorkomen < 25% te voorkomen
100%: baarmoederhals 20%: eierstok
90%: long, mondholte, slokdarm 15%: leukemie
75%: melanoom, maag 5%: NHL (lymfeklier)
0%: prostaat, hersenen
5 PREVENTIESTRATEGIEËN IMPLEMENTEREN: UITGAVEN GEZONDHEIDSZORG
Landen met↑uitgaven voor gezonsheidszorg = landen met↑QoL-verwachtingen zie bijlage 2
6 WIJZIGING VAN RISICOGEDRAG
• Gebruik van tabak en alcohol zie grafieken in PPT
• Ongezond eten en drinken
• Sedentair gedrag = gedrag met laag energieverbruik
SOORTEN PREVENTIE
1. Primair = interventies gericht op het voorkomen dat problemen zich ooit voordoen in de
bevolking of binnen een subgroep of systeem bv.: vaccinaties
2. Secundair = interventies gericht op groepen die risico lopen op het ontwikkelen van een
probleem bv.: vroege mammografie bij familiegeschiedenis van kanker
3. Tertiaire = interventies gericht op de beperking van de impact van probleem dat zich al heeft
voorgedaan bv.: anonieme alcoholisten programma's
DOELGROEPEN
Universele preventie = interventies voor een hele groep/populatie
bv.: gebruik van veiligheidsgordels
Selectieve preventie = interventies voor individuen/subgroepen met een bovengemiddeld risico
bv.: Head Start programma
Geïndiceerde preventie = interventies voor individuen/subgroepen met een hoog risico of die enkele
symptomen van een probleem vertonen
bv.: steungroepen voor weduwnaars met depressie en angst
2
,2. Determinanten van gedrag en gedragsverandering
1 GEZONDHEIDSPSYCHOLOGISCH PERSPECTIEF: WAT IS GEZONDHEIDSGEDRAG?
Gezondheidsgedrag (health behaviour) = gedrag om ziekte te voorkomen bv.: gezond eten
Ziektegedrag (illness behaviour) = gedrag om een remedie te zoeken bv.: doktersbezoek
Ziek-rolgedrag (sick rol behaviour) = activiteit gericht op het beter worden bv.: medicatie nemen
A. Gezondheidsverstorende gewoonten (impairing)
B. Gezondheidsbeschermend gedrag (protecting)
1.1 DE ROL VAN GEDRAG
Ongezond/risicovol gedrag hoofredenen van bepaalde ziekten/sterfte
bv.: tabak, voeding, inactiviteit, alcohol bv.: hart-/ademhalingsproblemen, diabetes, kanker
1.2 DE ROL VAN GEDRAG
A. Biologische determinanten
• Metabolische kenmerken: lichamen reageren verschillend op bepaalde stoffen
bv.: nicotine-/alcoholmetabolisme, honger, verzadiging, beloningsgevoeligheid…
B. Persoonlijke determinanten
• Persoonlijkheid
• Leergeschiedenis bv.: van thuis uit zonnecrème leren smeren
• Houding, kennis, verwachtingen
C. Omgevingsdeterminanten
• Beschikbaarheid bv.: geen toegang tot alcohol tot een bepaalde leeftijd
• Sociaal-culturele normen bv.: alcohol wordt vanuit de groep afgekeurd
• Financieel-economische omstandigheden bv.: mogelijkheden tot gezonde voeding
Risico én beschermende factoren
Complexe, overlappende factoren!
• Biologische factoren bv.: genen, aanleg…
• Sociale factoren bv.: familie, school, vrienden, gemeenschap…
• Persoonlijke factoren bv.: risico nemen, impulsiviteit, gevoeligheid voor beloningen…
Risico en beschermende factoren komen op verschillende niveaus voor!
Beschermende factoren: veerkracht, vaardigheden, sterktes, omgevingsvoordelen…
Voorbeeld: de vitame-E case
Onderzoek (1993) naar de relatie tussen vitamine-E inname en het risico op hartziekte
• Resultaat: bepaalde hoeveelheid vitamine E consumptie is geassocieerd aan minder hartziekte
• MAAR… er is geen causaal onderzoek gedaan (enkel associaties onderzoek)
o DUS… beleidsmaatregelen voor vitamine-E inname moeten wachten op verder onderzoek
Hoe kunnen we dit verklaren?
• Vitamine-E inname is + gecorreleerd aan ander gedrag bv.: educatie, dieet, beweging…
• Vitamine-E inname is – gecorreleerd aan ander gedrag bv.: roken
o Dit is gedrag/zijn factoren die bijdragen aan een goede gezondheid
• Conclusie: vitamine-E inname kan een determinant zijn voor ander gezondheidsgedrag
o Heeft vitamine-E inname op zichzelf een voordeel?
1.3 CONCLUSIE
1. Gezondheidsaanbevelingen worden vaker overgenomen door mensen die al op andere manieren
in hun gezondheid investeren
2. Gezondheidsgedrag is gecorreleerd → hebben gemeenschappelijke determinanten
3. Observationele bevindingen kunnen misleidend zijn bv.: correlatie/causaliteit
3
, 2 GENEN, GEDRAG EN OMGEVING
Onderzoek: risico op hartziekten op basis van genetisch risico en levensstijl
• Zowel genetische aanleg als levensstijl spelen een rol in het risico op hartziekten
• Gezonde leefstijl verlaagt het risico, ongeacht het genetisch risico
• Preventieve gezondheidsmaatregelen zijn voordelig voor alle genetische profielen
o Niet roken, gezond eten, voldoende bewegen, matig alcoholgebruik
Onderzoek: rookgedrag in Vietnam bij veteranen versus niet-veteranen
• Veteranen: 9 extra sigaretten/dag
• Risico bij veteranen verzwakt door opleiding
2.1 INTERVENTIES VOOR ELK VAN DE DETERMINANTEN
… 1970 2000
Omgevingsdeterminanten Persoonlijke determinanten Architecturale keuzes
(nudging)
• Armoede • Gezondheidseducatie
• Woon situatie • Sociale/cognitieve theorieën • (Bebouwde) omgeving
• 'Voorsprong' • Gezondheidspromotie • Onrechtvaardigheid
• Preventieve gezondheidszorg
Choice architect = architectuur die de context organiseert waarin mensen beslissingen nemen
Nudge = aspect van de architectuur dat het gedrag van mensen verandert zonder meningen te
verbieden of economische prikkels te veranderen bv.: snoep aan kassa, trappen met muziek…
3 THEORIEËN VOOR GEDRAGSVERANDERING
3.1 FEAR DRIVE MODEL (GEZOND VERSTAND EN NAÏEVE BENADERINGEN )
• Populair model → wordt nog steeds veel gebruikt bv.: afbeelding op verpakking sigaretten
• Maar… werkt dit wel? Verandering in levensstijl is niet zeker!
o Angst roept misschien geen gedragsverandering op
o Het is van korte duur zonder herhaling
o Herhaling leidt tot gewenning: de angst neemt af door blootstelling eraan
Oplossing: werk aan kennis en negatieve gevoelens + straf/beloning
3.2 SOCIAL COGNITIVE THEORY (SCT)
Cognitieve modellen → afgeleid van de Subjective Expected Utility theorie
= het afwegen van de potentiële kosten en baten van gedrag
Focus op individuele attitudes/cognities i.p.v. de sociale context
• Overtuigingen over risico en werkzaamheid (efficacy)
• Overtuigingen over persoonlijke controle
• Sociale overtuigingen bv.: sociale norm
Overtuigingen over risico’s
• Risco: goed/win versus slecht/verlies
• Risicoperceptie zou het beste kunnen worden benaderd door de experts
• Risicoperceptie kan worden beïnvloed door verschillende vooroordelen:
1. Onrealistisch optimisme 4 problemen met optimisme:
2. Beschikbaarheid van informatie 1. Gebrek aan persoonlijke ervaring met het probleem
3. Persoonlijke ervaring 2. Egocentrisch perspectief
4. Hoe het risico wordt ingekaderd 3. De overtuiging dat als het probleem zich niet heeft
voorgedaan, het niet zal gebeuren
4. De overtuiging dat het probleem zeldzaam is4