KLC: krachtige leeromgeving 1A
Hoofdstuk 2: pedagogisch klimaat
2.1 Omschrijving pedagogisch klimaat
Pedagogisch klimaat: een leerling zal beter leren in een omgeving waarin
hij/zij zich goed voelt.
In een goed pedagogisch klimaat:
Voelt iedereen zich thuis
Kan ieder kind plezier beleven
Kan er in een aangename sfeer gewerkt en geleerd worden
Het heeft te maken met een geheel aan elementen die tussen de regels
aanwezig zijn: de wijze waarop interactie tussen leerkracht & leerling plaatsvindt,
de manier hoe kinderen onderling met elkaar omgaan,…
Iedere klas/school legt zijn eigen accenten wat betreft het pedagogisch klimaat
( het ene is daarom niet beter dan het andere).
Niet elk kind heeft baat bij hetzelfde pedagogisch klimaat (vrijheid – structuur).
2.2 Invloeden op het pedagogisch klimaat
2.2.1 De leerkracht
2.2.2 De leerlingen
2.2.3 Het schoolteam
2.2.4 De visie van de school op goed onderwijs
2.2.5 De activiteiten (binnen- en buitenschools)
2.2.6 De school- en groepsgrootte
2.2.7 Het gebouw en de inrichting
2.2.1 De leerkracht
Heel belangrijke invloed op pedagogisch klimaat.
o Manier waarop de leerkracht onderwijs verschaft, bepaalt voor een deel
of kinderen zich goed voelen in de kas en of ze goed presteren.
Ervaren leerkracht weet wat er in zijn groep gaande is, kan meer dingen
tegelijkertijd in de gaten houden en brengt vaart en variatie in zijn lessen.
2.2.2 De leerlingen
Hun eigenschappen spelen een rol in het relatiepatroon & beïnvloeden zo de
sfeer.
o Leeftijd wordt al een belangrijk persoonskenmerk beschouwd.
o Ook een aantal persoonlijkheidskenmerken kunnen een rol spelen
(faalangst, prestatiemotivatie)
o Brengen allemaal hun eigen achtergrond mee.
2.2.3 Het team
Als een team niet goed functioneert, merk je dat aan de sfeer in de school +
mogelijk ook de sfeer in de klas.
Een team dat goed functioneert, trekt 1 lijn.
o Schept duidelijkheid binnen de school en garandeert een doorlopende
lijn in de opeenvolgende jaren.
2.2.4 De visie
Pagina 1 van 64
, Leerkrachten gaan op een bepaalde manier met leerlingen om vanuit een
bepaalde visie.
Een school die programmagericht werkt & een school die ontwikkelingsgericht
werkt, hebben elk een eigen pedagogisch klimaat.
o Wordt gevormd vanuit de ideeën over hoe kinderen leren, wat ze
moeten leren op school, rol van de leerkracht & welke normen de
school vooropstelt.
De manier waarop een leerkracht de lessen organiseert en presenteert,
bepaalt hoe positief het pedagogisch klimaat is.
2.2.5 De activiteiten
Binnen- & buitenschoolse activiteiten hebben een grote invloed op het
pedagogisch klimaat.
o Schept een speciale sfeer om samen met de hele school aan een
project te werken en alles vervolgens aan de ouders te presenteren.
Deze activiteiten bieden vele mogelijkheden om een speciale relatie op te
bouwen tussen jou en het kind en tussen de kinderen onderling.
o Goede relatie = basis voor een prettig pedagogisch klimaat in je groep.
2.2.6 De school- en de groepsgrootte
Grote school vraagt een andere aanpak dan een klein dorpsschooltje.
Aantal kinderen in de klas bepaalt eveneens je pedagogische mogelijkheden.
2.2.7 Het gebouw en de inrichting
In een zonnig, licht gebouw zal een kind zich sneller thuis voelen dan in een
oud, donker schoolgebouw.
Kleine veranderingen in de inrichting van de klas kunnen grote gevolgen
hebben op de klassfeer en de werkhouding van de leerlingen.
Hoofdstuk 3: klasmanagement: wat, waarom en hoe? (p.
18-21 lezen)
3.1 Wat verstaan we onder klasmanagement?
Klasmanagement = het installeren en onderhouden van een positief en
motiverend klasklimaat, wat het mogelijk maakt de vooropgestelde lesdoelen te
bereiken.
Alle ingrepen, keuzes en maatregelen die een doelgericht leerproces
garanderen (gericht op zowel het voorkomen van ordeproblemen als het
effectief reageren op ordeproblemen)
Installeren: zorgen dat het er is.
Onderhouden: zorgen dat het er blijft
Effectief reageren: ervoor zorgen dat er geen situaties uitbreken.
3.2 Waarom inzetten op klasmanagement?
Goed klasmanagement:
Zorgt voor voorspelbaarheid en een veilige sfeer.
Geeft rust en orde.
Voorkomt probleemgedrag.
Laat de leraar lesgeven.
Laat de leerlingen leren.
Pagina 2 van 64
, Versterkt de relatie leerkracht – leerling
Klasmanagement is heel belangrijk!
3.3 Hoe een goed klasmanagement realiseren?
Uitdagingen:
Leerlingen hebben elkaar en hun leerkracht niet gekozen.
Er gebeurt veel tegelijk in de klas.
Lesgeven gaat snel.
Lesgeven is onvoorspelbaar.
Er is altijd publiek.
De groep leidt een eigen leven.
(ook als stagiaire zet je best al van bij het begin van je stage in op een goed
klasmanagement!)
Hoofdstuk 4: algemene pedagogische en didactische
vaardigheden
Hoe kom je tot een goed klasmanagement?
- Door het inzetten van algemene pedagogische en didactische
vaardigheden.
= die vaardigheden die een leerkracht in staat stellen om efficiënt leerinhouden
aan te brengen, opdat kinderen zich ten volle kunnen ontwikkelen.
Pedagogische en didactische vaardigheden:
1) Een balans vinden tussen ‘warm’ en ‘streng’
2) Afstemming en responsiviteit
3) Het bieden van uitdagende ondersteuning
4) Duidelijk zijn
5) Alert zijn
6) Het verdelen van de aandacht
7) Consequent zijn
8) Betrokkenheid hoog houden
Nummer 1 is de belangrijkste.
Pedagogisch: opvoeden didactisch: hoe je les geeft
Nummer 3: kinderen uitdagen om een step verder te gaan. Kinderen in de zone
van de naaste ontwikkeling krijgen.
4.1 Een balans vinden tussen ‘warm’ en ‘streng’
Het is jouw taak als leerkracht om de leerlingen tot leren te brengen. Het
leraarschap heeft een ‘harde kant’ (doelen halen) en een ‘zachte kant’ (een veilig
pedagogisch klimaat creëren).
Wees tegelijkertijd warm en streng en straal zo hoge verwachtingen, zorgzaam
en respect uit.
Kenmerken ‘warme’ houding:
Een positieve lichaamshouding aannemen (enthousiast)
Belangstelling tonen voor de leerlingen (attent)
Ruimte geven voor reacties & meningen
De inbreng van leerlingen serieus nemen
Pagina 3 van 64
, Kenmerken ‘strenge’ houding:
Leiding & sturing geven
Duidelijk zijn in je gedragsverwachting
Kordaat grenzen stellen & consequent zijn
De lat hoog leggen (veeleisend zijn) & doelgericht werken
Als er een balans is, biedt de leerkracht sturing en structuur, maar voelt de
leerling zich ook gezien en gehoord, krijgt hij/zij keuzemogelijkheden, inbreng &
eigen verantwoordelijkheid.
1: chaos.
2: veel afstand, geen connectie, je m’en fous houding.
3: klimaat waarbij lln. bang zijn om te antwoorden, veel angst.
4: iemand die begaan is met de kinderen maar wel haar grenzen kan stellen als
het nodig is.
Sleutelelementen:
Gebruik warme non-verbale communicatie (glimlachen, duim omhoog,
bevestigende knik)
Geef het goede voorbeeld. Gebruik ‘alsjeblieft’ en ‘dankjewel’. Toon hoe je
wil dat je leerlingen met elkaar omgaan. Doe dit op een kordate en
respectvolle manier. Verhef je
stem niet.
Leg uit aan de leerlingen
waarom je doet wat je doet
en hoe jouw verwachtingen
bijdragen aan het einddoel:
hun leerproces en de
toekomst.
Maak het onderscheid
tussen gedrag en persoon: benoem het ongepast gedrag, maar oordeel
niet over de leerling zelf.
Treed consequent op in het naleven van je verwachtingen.
Toon dat sancties of consequenties tijdelijk zijn door je warme en zorgzame
kant te tonen na het geven ervan.
4.2 Afstemming en responsiviteit
= de leerkracht tracht door de ogen van de leerlingen te kijken.
Dit vraagt om een ervaringsgerichte instelling van de leerkracht.
Afstemming: kijken naar wat de kinderen nodig hebben om te kunnen
ontwikkelen. Hoe je reageert op wat er gebeurt met je lln.
Responsiviteit: hiernaar handelen
Toon belangstelling voor de taakbeleving van de leerling.
Pagina 4 van 64
Hoofdstuk 2: pedagogisch klimaat
2.1 Omschrijving pedagogisch klimaat
Pedagogisch klimaat: een leerling zal beter leren in een omgeving waarin
hij/zij zich goed voelt.
In een goed pedagogisch klimaat:
Voelt iedereen zich thuis
Kan ieder kind plezier beleven
Kan er in een aangename sfeer gewerkt en geleerd worden
Het heeft te maken met een geheel aan elementen die tussen de regels
aanwezig zijn: de wijze waarop interactie tussen leerkracht & leerling plaatsvindt,
de manier hoe kinderen onderling met elkaar omgaan,…
Iedere klas/school legt zijn eigen accenten wat betreft het pedagogisch klimaat
( het ene is daarom niet beter dan het andere).
Niet elk kind heeft baat bij hetzelfde pedagogisch klimaat (vrijheid – structuur).
2.2 Invloeden op het pedagogisch klimaat
2.2.1 De leerkracht
2.2.2 De leerlingen
2.2.3 Het schoolteam
2.2.4 De visie van de school op goed onderwijs
2.2.5 De activiteiten (binnen- en buitenschools)
2.2.6 De school- en groepsgrootte
2.2.7 Het gebouw en de inrichting
2.2.1 De leerkracht
Heel belangrijke invloed op pedagogisch klimaat.
o Manier waarop de leerkracht onderwijs verschaft, bepaalt voor een deel
of kinderen zich goed voelen in de kas en of ze goed presteren.
Ervaren leerkracht weet wat er in zijn groep gaande is, kan meer dingen
tegelijkertijd in de gaten houden en brengt vaart en variatie in zijn lessen.
2.2.2 De leerlingen
Hun eigenschappen spelen een rol in het relatiepatroon & beïnvloeden zo de
sfeer.
o Leeftijd wordt al een belangrijk persoonskenmerk beschouwd.
o Ook een aantal persoonlijkheidskenmerken kunnen een rol spelen
(faalangst, prestatiemotivatie)
o Brengen allemaal hun eigen achtergrond mee.
2.2.3 Het team
Als een team niet goed functioneert, merk je dat aan de sfeer in de school +
mogelijk ook de sfeer in de klas.
Een team dat goed functioneert, trekt 1 lijn.
o Schept duidelijkheid binnen de school en garandeert een doorlopende
lijn in de opeenvolgende jaren.
2.2.4 De visie
Pagina 1 van 64
, Leerkrachten gaan op een bepaalde manier met leerlingen om vanuit een
bepaalde visie.
Een school die programmagericht werkt & een school die ontwikkelingsgericht
werkt, hebben elk een eigen pedagogisch klimaat.
o Wordt gevormd vanuit de ideeën over hoe kinderen leren, wat ze
moeten leren op school, rol van de leerkracht & welke normen de
school vooropstelt.
De manier waarop een leerkracht de lessen organiseert en presenteert,
bepaalt hoe positief het pedagogisch klimaat is.
2.2.5 De activiteiten
Binnen- & buitenschoolse activiteiten hebben een grote invloed op het
pedagogisch klimaat.
o Schept een speciale sfeer om samen met de hele school aan een
project te werken en alles vervolgens aan de ouders te presenteren.
Deze activiteiten bieden vele mogelijkheden om een speciale relatie op te
bouwen tussen jou en het kind en tussen de kinderen onderling.
o Goede relatie = basis voor een prettig pedagogisch klimaat in je groep.
2.2.6 De school- en de groepsgrootte
Grote school vraagt een andere aanpak dan een klein dorpsschooltje.
Aantal kinderen in de klas bepaalt eveneens je pedagogische mogelijkheden.
2.2.7 Het gebouw en de inrichting
In een zonnig, licht gebouw zal een kind zich sneller thuis voelen dan in een
oud, donker schoolgebouw.
Kleine veranderingen in de inrichting van de klas kunnen grote gevolgen
hebben op de klassfeer en de werkhouding van de leerlingen.
Hoofdstuk 3: klasmanagement: wat, waarom en hoe? (p.
18-21 lezen)
3.1 Wat verstaan we onder klasmanagement?
Klasmanagement = het installeren en onderhouden van een positief en
motiverend klasklimaat, wat het mogelijk maakt de vooropgestelde lesdoelen te
bereiken.
Alle ingrepen, keuzes en maatregelen die een doelgericht leerproces
garanderen (gericht op zowel het voorkomen van ordeproblemen als het
effectief reageren op ordeproblemen)
Installeren: zorgen dat het er is.
Onderhouden: zorgen dat het er blijft
Effectief reageren: ervoor zorgen dat er geen situaties uitbreken.
3.2 Waarom inzetten op klasmanagement?
Goed klasmanagement:
Zorgt voor voorspelbaarheid en een veilige sfeer.
Geeft rust en orde.
Voorkomt probleemgedrag.
Laat de leraar lesgeven.
Laat de leerlingen leren.
Pagina 2 van 64
, Versterkt de relatie leerkracht – leerling
Klasmanagement is heel belangrijk!
3.3 Hoe een goed klasmanagement realiseren?
Uitdagingen:
Leerlingen hebben elkaar en hun leerkracht niet gekozen.
Er gebeurt veel tegelijk in de klas.
Lesgeven gaat snel.
Lesgeven is onvoorspelbaar.
Er is altijd publiek.
De groep leidt een eigen leven.
(ook als stagiaire zet je best al van bij het begin van je stage in op een goed
klasmanagement!)
Hoofdstuk 4: algemene pedagogische en didactische
vaardigheden
Hoe kom je tot een goed klasmanagement?
- Door het inzetten van algemene pedagogische en didactische
vaardigheden.
= die vaardigheden die een leerkracht in staat stellen om efficiënt leerinhouden
aan te brengen, opdat kinderen zich ten volle kunnen ontwikkelen.
Pedagogische en didactische vaardigheden:
1) Een balans vinden tussen ‘warm’ en ‘streng’
2) Afstemming en responsiviteit
3) Het bieden van uitdagende ondersteuning
4) Duidelijk zijn
5) Alert zijn
6) Het verdelen van de aandacht
7) Consequent zijn
8) Betrokkenheid hoog houden
Nummer 1 is de belangrijkste.
Pedagogisch: opvoeden didactisch: hoe je les geeft
Nummer 3: kinderen uitdagen om een step verder te gaan. Kinderen in de zone
van de naaste ontwikkeling krijgen.
4.1 Een balans vinden tussen ‘warm’ en ‘streng’
Het is jouw taak als leerkracht om de leerlingen tot leren te brengen. Het
leraarschap heeft een ‘harde kant’ (doelen halen) en een ‘zachte kant’ (een veilig
pedagogisch klimaat creëren).
Wees tegelijkertijd warm en streng en straal zo hoge verwachtingen, zorgzaam
en respect uit.
Kenmerken ‘warme’ houding:
Een positieve lichaamshouding aannemen (enthousiast)
Belangstelling tonen voor de leerlingen (attent)
Ruimte geven voor reacties & meningen
De inbreng van leerlingen serieus nemen
Pagina 3 van 64
, Kenmerken ‘strenge’ houding:
Leiding & sturing geven
Duidelijk zijn in je gedragsverwachting
Kordaat grenzen stellen & consequent zijn
De lat hoog leggen (veeleisend zijn) & doelgericht werken
Als er een balans is, biedt de leerkracht sturing en structuur, maar voelt de
leerling zich ook gezien en gehoord, krijgt hij/zij keuzemogelijkheden, inbreng &
eigen verantwoordelijkheid.
1: chaos.
2: veel afstand, geen connectie, je m’en fous houding.
3: klimaat waarbij lln. bang zijn om te antwoorden, veel angst.
4: iemand die begaan is met de kinderen maar wel haar grenzen kan stellen als
het nodig is.
Sleutelelementen:
Gebruik warme non-verbale communicatie (glimlachen, duim omhoog,
bevestigende knik)
Geef het goede voorbeeld. Gebruik ‘alsjeblieft’ en ‘dankjewel’. Toon hoe je
wil dat je leerlingen met elkaar omgaan. Doe dit op een kordate en
respectvolle manier. Verhef je
stem niet.
Leg uit aan de leerlingen
waarom je doet wat je doet
en hoe jouw verwachtingen
bijdragen aan het einddoel:
hun leerproces en de
toekomst.
Maak het onderscheid
tussen gedrag en persoon: benoem het ongepast gedrag, maar oordeel
niet over de leerling zelf.
Treed consequent op in het naleven van je verwachtingen.
Toon dat sancties of consequenties tijdelijk zijn door je warme en zorgzame
kant te tonen na het geven ervan.
4.2 Afstemming en responsiviteit
= de leerkracht tracht door de ogen van de leerlingen te kijken.
Dit vraagt om een ervaringsgerichte instelling van de leerkracht.
Afstemming: kijken naar wat de kinderen nodig hebben om te kunnen
ontwikkelen. Hoe je reageert op wat er gebeurt met je lln.
Responsiviteit: hiernaar handelen
Toon belangstelling voor de taakbeleving van de leerling.
Pagina 4 van 64