WOORDENLIJST DIDACTIEK FRANS
LES 1: WOORDENSCHAT
Schriftbeeld De manier waarop een woord
geschreven wordt.
Transparante woorden Woorden die een leerling zal
herkennen omdat ze lijken op woorden
uit de moedertaal of een andere
gekende taal.
Bv: un hôtel ≈ een hotel
Afgeleide woorden Een woord dat is ontstaan uit een
ander woord. Bv: vivre - la vie – vivre
Collocaties Kleine, vaste woordgroepen die een
geheel vormen. Bv: mettre la table
Context Een tekst/situatie waarin nieuwe
woorden aan bod komen. Dit kan
zowel een geschreven als een
gesproken tekst zijn.
Consolideren Vastzetten, onthouden. Om ervoor te
zorgen dat nieuwe woorden in het
geheugen worden vastgezet, moeten
ze voldoende worden ingeoefend. We
voorzien oefeningen
met stijgende moeilijkheidsgraad: van
kennisgericht (fundament) naar
communicatiegericht (vaardigheden).
Driloefeningen Kennisgerichte oefeningen waarbij de
losse woorden worden ingeoefend.
Hierbij komen geen vaardigheden aan
bod en is er geen context. Bv:
flitskaarten
LES 2: VISIE
Doeltaal De taal die je aan het aanleren bent.
Bv: in een Franse les is dit Frans.
Voertaal De taal die je hanteert in de klas.
Tijdens de lessen Frans gebruiken we
de doeltaal zo veel
mogelijk als voertaal. Dit betekent dat
je tijdens de lessen Frans zo veel
mogelijk Frans spreekt.
Kennisgerichte oefeningen Een oefening gericht op grammatica
en woordenschat. Het doel = kennen
Communicatiegerichte oefeningen Een oefening gericht op vaaridigheden
(lezen, luisteren, monderlinge
interactie, spreken en schrijven). Het
doel = kunnen
Receptieve vaardigheden Leesvaardigheid en luistervaardigheid.
Bv: een boodschap ontvangen
Productieve vaardigheden Spreekvaardigheid, schrijfvaardigheid
en mondelinge interactie. Bv: een
, boodschap overbrengen, zelf
‘produceren’
Mondelinge vaardigheden Spreekvaardigheid, mondelinge
interactie en
luistervaardigheid
Schriftelijke vaardigheden Schrijfvaardigheid en leesvaardigheid
Scaffolding Een aanpak waarbij de leraar
leerlingen stimuleert om zelfstandig
stappen te zetten in het leren. Het
woord ‘scaffold’ betekent letterlijk
steiger. De aanpak is dan ook net als
een steiger: de hulp is tijdelijk en de
leraar past de hulp aan, aan het
niveau van de leerling.
Authentieke documenten Teksten die in Franstalige gebieden
effectief bestaan. Deze teksten komen
uit het echte leven. Ze worden
gebruikt door Franstaligen.
Semi-authentieke documenten Teksten die sterk lijken op authentieke
documenten (=nagebootst), maar ze
zijn wél opgesteld voor schoolse
doeleinden. Er wordt in deze teksten
vaak een eenvoudigere /specifieke
woordenschat gehanteerd. De lay-out
lijkt wel op een authentiek document.
Doelgerichte communicatie Het uiteindelijke doel van de lessen
Frans is dat de leerlingen doelgericht
kunnen communiceren in een
betekenisvolle situatie.
Doelgerichte communicatie betekent
dat je door middel van communicatie
een bepaald communicatief doel
bereikt: je legt de weg uit, je begrijpt
welk weer het morgen zal zijn, je
schrijft een e-mail met een
welbepaalde boodschap,....
Betekenisvolle situaties Het uiteindelijke doel van de lessen
Frans is dat de leerlingen doelgericht
kunnen communiceren in een
betekenisvolle situatie.
Een betekenisvolle situatie is een
situatie die in het echte leven (van de
leerlingen) kan voorkomen. Bij een
rollenspel in een restaurant is de rol
van de klant bijvoorbeeld
betekenisvoller dan de rol van de
ober.
Vertaalreflex Het fenomeen waarbij de leerling bij
het produceren van taal eerst het
Nederlands in gedachten neemt en dit
dan in zijn hoofd vertaalt naar het
Frans. Het is belangrijk dat de leerling
leert functioneren in de doeltaal,
zonder in zijn hoofd eerst beroep te
LES 1: WOORDENSCHAT
Schriftbeeld De manier waarop een woord
geschreven wordt.
Transparante woorden Woorden die een leerling zal
herkennen omdat ze lijken op woorden
uit de moedertaal of een andere
gekende taal.
Bv: un hôtel ≈ een hotel
Afgeleide woorden Een woord dat is ontstaan uit een
ander woord. Bv: vivre - la vie – vivre
Collocaties Kleine, vaste woordgroepen die een
geheel vormen. Bv: mettre la table
Context Een tekst/situatie waarin nieuwe
woorden aan bod komen. Dit kan
zowel een geschreven als een
gesproken tekst zijn.
Consolideren Vastzetten, onthouden. Om ervoor te
zorgen dat nieuwe woorden in het
geheugen worden vastgezet, moeten
ze voldoende worden ingeoefend. We
voorzien oefeningen
met stijgende moeilijkheidsgraad: van
kennisgericht (fundament) naar
communicatiegericht (vaardigheden).
Driloefeningen Kennisgerichte oefeningen waarbij de
losse woorden worden ingeoefend.
Hierbij komen geen vaardigheden aan
bod en is er geen context. Bv:
flitskaarten
LES 2: VISIE
Doeltaal De taal die je aan het aanleren bent.
Bv: in een Franse les is dit Frans.
Voertaal De taal die je hanteert in de klas.
Tijdens de lessen Frans gebruiken we
de doeltaal zo veel
mogelijk als voertaal. Dit betekent dat
je tijdens de lessen Frans zo veel
mogelijk Frans spreekt.
Kennisgerichte oefeningen Een oefening gericht op grammatica
en woordenschat. Het doel = kennen
Communicatiegerichte oefeningen Een oefening gericht op vaaridigheden
(lezen, luisteren, monderlinge
interactie, spreken en schrijven). Het
doel = kunnen
Receptieve vaardigheden Leesvaardigheid en luistervaardigheid.
Bv: een boodschap ontvangen
Productieve vaardigheden Spreekvaardigheid, schrijfvaardigheid
en mondelinge interactie. Bv: een
, boodschap overbrengen, zelf
‘produceren’
Mondelinge vaardigheden Spreekvaardigheid, mondelinge
interactie en
luistervaardigheid
Schriftelijke vaardigheden Schrijfvaardigheid en leesvaardigheid
Scaffolding Een aanpak waarbij de leraar
leerlingen stimuleert om zelfstandig
stappen te zetten in het leren. Het
woord ‘scaffold’ betekent letterlijk
steiger. De aanpak is dan ook net als
een steiger: de hulp is tijdelijk en de
leraar past de hulp aan, aan het
niveau van de leerling.
Authentieke documenten Teksten die in Franstalige gebieden
effectief bestaan. Deze teksten komen
uit het echte leven. Ze worden
gebruikt door Franstaligen.
Semi-authentieke documenten Teksten die sterk lijken op authentieke
documenten (=nagebootst), maar ze
zijn wél opgesteld voor schoolse
doeleinden. Er wordt in deze teksten
vaak een eenvoudigere /specifieke
woordenschat gehanteerd. De lay-out
lijkt wel op een authentiek document.
Doelgerichte communicatie Het uiteindelijke doel van de lessen
Frans is dat de leerlingen doelgericht
kunnen communiceren in een
betekenisvolle situatie.
Doelgerichte communicatie betekent
dat je door middel van communicatie
een bepaald communicatief doel
bereikt: je legt de weg uit, je begrijpt
welk weer het morgen zal zijn, je
schrijft een e-mail met een
welbepaalde boodschap,....
Betekenisvolle situaties Het uiteindelijke doel van de lessen
Frans is dat de leerlingen doelgericht
kunnen communiceren in een
betekenisvolle situatie.
Een betekenisvolle situatie is een
situatie die in het echte leven (van de
leerlingen) kan voorkomen. Bij een
rollenspel in een restaurant is de rol
van de klant bijvoorbeeld
betekenisvoller dan de rol van de
ober.
Vertaalreflex Het fenomeen waarbij de leerling bij
het produceren van taal eerst het
Nederlands in gedachten neemt en dit
dan in zijn hoofd vertaalt naar het
Frans. Het is belangrijk dat de leerling
leert functioneren in de doeltaal,
zonder in zijn hoofd eerst beroep te