50 tips gynaecologie 2
,TIP 1: ‘VROUW’ EN GYNAECOLOGIE
gynaecologie & verloskunde handelt over ‘vrouwspecifieke aandoeningen’:
- meerderheid (niet alle) van de gyn-pt behoren tot de ‘cis-genderde, phenotypically XX people who identify as women’
- vrouwspecifiek (‘Female-Specific Diseases’) omvat 2 gebieden:
o klassieke tekstboeken beschrijven standaard ziektebeelden bij mannen -> er zijn echter gendergerelateerde
verschillen in gezondheid & ziekte,
verschillen houden verband met het genotype (XX of XY)
verschillen zijn direct gevolg van genetische variatie tussen de 2 geslachten
o aandoeningen gebonden aan fenotypisch V lichaam (naast ZW-problemen):
uterine/cyclus gerelateerde problemen,
climacteriële/hormonale problemen
bekkenbodemproblemen
buikpijn als gevolg van endometriose/benigne adnexpathologie
vulvaire problemen
seksuele problemen
TIP 2: DEF GPA (+ OP CASUS KUNNEN TOEPASSEN!!) & A/PRE/POST TERM
gravida/graviditeit (G) = aantal zwangerchappen (incl. huidige)
- nulligravida is niet zwanger en is het nog nooit geweest
- primigravida is voor de eerste keer zwanger
- multigravida vanaf de tweede zwangerschap
para/pariteit (P) = aantal bevallingen, gedefinieerd als een zwangerschapsduur vanaf 20 weken
- nullipara = nog niet bevallen (kan wel multigravida zijn)
- primipara = 1x bevallen
- multipara = minstens 2x bevallen
!! ongeacht vaginaal/per sectionem + ongeacht aantal foetussen bij bevalling
aborta (A) = aantal miskramen (verlies ZW tot een ZW-duur van 19w en 6d)
!! abortus arte provocatus (a.a.p.) = aantal ZW-afbrekingen
a terme 37-42w (259-294d)
postterm = serotien ≥ 42w (≥ 294d)
preterm < 37w (< 259d)
very preterm < 32w (< 224d)
extreem preterm < 28w (< 196d)
TIP 3 (LES PROBLEMS DURING LABOR, 24/02) : INTERPRETATIE SYPHILIS TESTEN CLIA EN VDRL
specifieke, levenslang pos kwalitatieve testen aspecifieke, transiënte kwantitatieve testen
- TPHA (treponema pallidum haemaglutinatie) - VDRL (venereal disease research laboratory)
- FTA (free treponemal antibody) - RPR (Rapid Plasma Reagent)
- = confirmatietesten - = niet-treponemale testen
- blijven levenslang aanwezig - verdwijnen na behandeling RPR binnen 1j niet
- tegenwoordig vervangen door andere tests met viervoudig gedaald = denk aan neurosyfilis
hogere specificiteit: syfilis CLIA (chemiluminiscence - kunnen vals positief zijn
immunoassay) & EIA (enzyme immunoassay) o oa bij lupus of antifosfolipidensyndroom
o VDRL + & TPHA - check op auto-AL
=> CLIA positief & VDRL negatief = oude infectie die behandeld geweest is
CLIA VDRL betekenis
+ + huidig, actieve infectie
+ - infectie gehad en behandeld (of latent)
- + vals positief (vb. igv lupus, antifosfolipidensyndroom,…) of auto-AL
- - nooit infectie gehad
,TIP 4: CONTRACEPTIVE PIL: WELKE KANKERS HEB JE MEER/MINDER RISICO OP (H2 VANAF P2)
- licht gestegen risico op borstkanker
- verlaagt het risico op deze kankers: colon, endometrium, ovarium, (algemeen kankerrisico)
combinatiepil:
type carcinoom invloed pil
borst licht verhoogd risico (8-24% = 1 extra geval per 7 690 vrouwen, maar afh. van leeftijd: <35j is dit 1/50 000)
cervix geen verschil tussen wel/geen pil (zowel voor wel als niet HPV infectie), maar beperkte data hierover
ovarium risk daalt 50% na 3-4j gebruik en daalt 80% na 10j gebruik (geen verandering in risico tot 15j na stoppen pil)
vermoedelijk induceert de pil apoptose t.h.v. het ovariële epitheliale oppervlak
dragers van BRCA 1 en 2 mutaties worden beschermd tegen ovariumcarcinoom, echter effect op
borstkanker is niet gekend
endometrium risk daalt 40% na 2j gebruikt en daalt 60% na 4j gebruik
andere totale kankerincidentie ligt lager bij gebruikers dan niet-gebruikers
mogelijk protectief effect op coloncarcinoom
TIP 5: MEMBRANES RUPTURE IN EARLY PREGNANCY (22-24W) AND OLIGOHYDRAMNIOS – WHAT ARE THE RISKS? WOULD
YOU EXPECT A SMALL BABY FOR ITS AGE WHEN BORN?
breken vd vliezen in vroege ZW (22-24w) & oligohydramnios
- risks?
o foetale deformatie
o longhypoplasie
o navelstrengcompressie
o infecties
- verwacht je een kleine baby voor zijn leeftijd bij geboorte? GEEN FGR!
oligohydramnios
= minder vruchtwater dan verwacht voor de ZW-duur: < 2cm pockets in 2 loodrechte assen of AFI < 5cm
etiologie idiopathisch of maternale/foetale/placentaire oorzaak
meest voorkomende reden:
- foetale oligurie/anurie
- vruchtwaterverlies door breken vliezen
prognose/ = afh. van de ernst, oorzaak en ZW-duur, maar er is sowieso een risico aan gebonden
complicaties - genoeg vruchtwater is nodig voor normale beweging, longontwikkeling en bescherming
- DUS: risico voor foetale deformatie, longhypoplasie en navelstrengcompressie
behandeling (1) twijfel over aanwezigheid functioneel nierweefsel: eerst Lasix® 20mg IV
(2) indien geen foetale blaasvulling: ± 200 cc amnio-infusie* met fysiologisch vocht op lichaamstemperatuur
(3) geen blaasvulling = foetale MRI
!! DENK AAN:
- GM die oligohydramnios induceren: NSAIDs
- IUGR (= FGR)
- PPROM
opvolgen:
- dagelijkse CTG bij deceleraties = doe amnio-infusie (transabdominaal/transcervicaal)
- amniotic fluid index (AFI) indien < 8cm = best 2x per week controle
!! i.g.v. verwachte, vroegtijdige partus dexamethasone toedienen
* fysiologisch vocht intra-uterien toedienen
foetale groeirestrictie (FGR)
= foetussen die in utero niet hun volwaardige groeipotentieel bereiken a.g.v. genetische/omgevingsfactoren (zie tip 6 & 7)
, TIP 6: FGR OORZAAK / RISICO’S INFLUENZA “IS INFLUENZA EEN RISICO VOOR FGR?”
- neen, geen FGR of malformatie
- wel majeure maternele risico’s serieuze pneumonie (belang vaccinatie!)
- wel FGR agv: cmv, placental mosaicism, chemo, malnutritie, …
influenza
geeft majeure complicaties tijdens ZW:
- miskraam, doodgeboorte, prematuriteit
- igv vroege infecties: mogelijks spina bifida, gespleten lip en lidmaatafwijkingen
- igv late infectie: meer neoplasieën (kankers) en schizofrenie
- agv koorts door influenza:
o mogelijk teratogeen effect
o invloed op de groei
o versnelt stofwisseling = sneller verzuring kind evt hersenschade
!! hoogste risico = morbiditeit & mortaliteit bij zwangere pt zelf agv griep (vb pneumonie)
vaccin:
- = geïnactiveerd virus
- jaarlijks ander vaccin
- aangeraden tussen oktober – maart aan alle ZW in 2e of 3e trimester (ook 1e igv pandemie)
foetale groeirestrictie (FGR)
= foetussen die in utero niet hun volwaardige groeipotentieel bereiken a.g.v. genetische/omgevingsfactoren
oorzaak kenmerken
maternale ziekte: - chronische hypertensie (kans op FGR x2) /
- nierinsufficiëntie
- systeemziekte (lupus, DM, antifosfolipide-syndroom)
- chronische restrictieve longaandoening
“normaal kleine baby’s” of - geen foetale afwijkingen
ZW-duur fout berekend - normaal vruchtwater
(bij 75%) - normale foetale activiteit
- normale dopplerflow waarden
externe factoren (5%): - foetale afwijkingen (~20% congenitale afwijking) - variabel vruchtwater (↑, ↓,
- genetische problematiek (trisomie 18, triploïdie) normaal)
- foetale infectie: toxoplasma gondii, CMV, rubella, - variabele foetale activiteit (↑,
herpes, parvo B19 en coxsackie ↓, normaal)
- ernstige nutritionele deficiëntie
- ernstige omgevingsfactoren: toxisch (drug, alcohol,
roken) en GM (anticonvulsiva, chemo,…)
placentaire insufficiëntie - geen foetale defecten
(bij 20%) - ↓ vruchtwater en foetale
activiteit
- metingen ‘vallen’ van
groeicurve
- gestoorde dopplerflow
waarden
TIP 7: WIE HEEFT FGR? WAT MET DE TOEKOMST VAN DIE PERSOON?
- size alleen = onvoldoende voor diagnose FGR, TENZIJ AC of EFW < 3e percentiel (= grootste risico)
- wie? drop in groeisnelheid, drop in AC/EFC van >2 kwartielen of >50 percentielen
,TIP 1: ‘VROUW’ EN GYNAECOLOGIE
gynaecologie & verloskunde handelt over ‘vrouwspecifieke aandoeningen’:
- meerderheid (niet alle) van de gyn-pt behoren tot de ‘cis-genderde, phenotypically XX people who identify as women’
- vrouwspecifiek (‘Female-Specific Diseases’) omvat 2 gebieden:
o klassieke tekstboeken beschrijven standaard ziektebeelden bij mannen -> er zijn echter gendergerelateerde
verschillen in gezondheid & ziekte,
verschillen houden verband met het genotype (XX of XY)
verschillen zijn direct gevolg van genetische variatie tussen de 2 geslachten
o aandoeningen gebonden aan fenotypisch V lichaam (naast ZW-problemen):
uterine/cyclus gerelateerde problemen,
climacteriële/hormonale problemen
bekkenbodemproblemen
buikpijn als gevolg van endometriose/benigne adnexpathologie
vulvaire problemen
seksuele problemen
TIP 2: DEF GPA (+ OP CASUS KUNNEN TOEPASSEN!!) & A/PRE/POST TERM
gravida/graviditeit (G) = aantal zwangerchappen (incl. huidige)
- nulligravida is niet zwanger en is het nog nooit geweest
- primigravida is voor de eerste keer zwanger
- multigravida vanaf de tweede zwangerschap
para/pariteit (P) = aantal bevallingen, gedefinieerd als een zwangerschapsduur vanaf 20 weken
- nullipara = nog niet bevallen (kan wel multigravida zijn)
- primipara = 1x bevallen
- multipara = minstens 2x bevallen
!! ongeacht vaginaal/per sectionem + ongeacht aantal foetussen bij bevalling
aborta (A) = aantal miskramen (verlies ZW tot een ZW-duur van 19w en 6d)
!! abortus arte provocatus (a.a.p.) = aantal ZW-afbrekingen
a terme 37-42w (259-294d)
postterm = serotien ≥ 42w (≥ 294d)
preterm < 37w (< 259d)
very preterm < 32w (< 224d)
extreem preterm < 28w (< 196d)
TIP 3 (LES PROBLEMS DURING LABOR, 24/02) : INTERPRETATIE SYPHILIS TESTEN CLIA EN VDRL
specifieke, levenslang pos kwalitatieve testen aspecifieke, transiënte kwantitatieve testen
- TPHA (treponema pallidum haemaglutinatie) - VDRL (venereal disease research laboratory)
- FTA (free treponemal antibody) - RPR (Rapid Plasma Reagent)
- = confirmatietesten - = niet-treponemale testen
- blijven levenslang aanwezig - verdwijnen na behandeling RPR binnen 1j niet
- tegenwoordig vervangen door andere tests met viervoudig gedaald = denk aan neurosyfilis
hogere specificiteit: syfilis CLIA (chemiluminiscence - kunnen vals positief zijn
immunoassay) & EIA (enzyme immunoassay) o oa bij lupus of antifosfolipidensyndroom
o VDRL + & TPHA - check op auto-AL
=> CLIA positief & VDRL negatief = oude infectie die behandeld geweest is
CLIA VDRL betekenis
+ + huidig, actieve infectie
+ - infectie gehad en behandeld (of latent)
- + vals positief (vb. igv lupus, antifosfolipidensyndroom,…) of auto-AL
- - nooit infectie gehad
,TIP 4: CONTRACEPTIVE PIL: WELKE KANKERS HEB JE MEER/MINDER RISICO OP (H2 VANAF P2)
- licht gestegen risico op borstkanker
- verlaagt het risico op deze kankers: colon, endometrium, ovarium, (algemeen kankerrisico)
combinatiepil:
type carcinoom invloed pil
borst licht verhoogd risico (8-24% = 1 extra geval per 7 690 vrouwen, maar afh. van leeftijd: <35j is dit 1/50 000)
cervix geen verschil tussen wel/geen pil (zowel voor wel als niet HPV infectie), maar beperkte data hierover
ovarium risk daalt 50% na 3-4j gebruik en daalt 80% na 10j gebruik (geen verandering in risico tot 15j na stoppen pil)
vermoedelijk induceert de pil apoptose t.h.v. het ovariële epitheliale oppervlak
dragers van BRCA 1 en 2 mutaties worden beschermd tegen ovariumcarcinoom, echter effect op
borstkanker is niet gekend
endometrium risk daalt 40% na 2j gebruikt en daalt 60% na 4j gebruik
andere totale kankerincidentie ligt lager bij gebruikers dan niet-gebruikers
mogelijk protectief effect op coloncarcinoom
TIP 5: MEMBRANES RUPTURE IN EARLY PREGNANCY (22-24W) AND OLIGOHYDRAMNIOS – WHAT ARE THE RISKS? WOULD
YOU EXPECT A SMALL BABY FOR ITS AGE WHEN BORN?
breken vd vliezen in vroege ZW (22-24w) & oligohydramnios
- risks?
o foetale deformatie
o longhypoplasie
o navelstrengcompressie
o infecties
- verwacht je een kleine baby voor zijn leeftijd bij geboorte? GEEN FGR!
oligohydramnios
= minder vruchtwater dan verwacht voor de ZW-duur: < 2cm pockets in 2 loodrechte assen of AFI < 5cm
etiologie idiopathisch of maternale/foetale/placentaire oorzaak
meest voorkomende reden:
- foetale oligurie/anurie
- vruchtwaterverlies door breken vliezen
prognose/ = afh. van de ernst, oorzaak en ZW-duur, maar er is sowieso een risico aan gebonden
complicaties - genoeg vruchtwater is nodig voor normale beweging, longontwikkeling en bescherming
- DUS: risico voor foetale deformatie, longhypoplasie en navelstrengcompressie
behandeling (1) twijfel over aanwezigheid functioneel nierweefsel: eerst Lasix® 20mg IV
(2) indien geen foetale blaasvulling: ± 200 cc amnio-infusie* met fysiologisch vocht op lichaamstemperatuur
(3) geen blaasvulling = foetale MRI
!! DENK AAN:
- GM die oligohydramnios induceren: NSAIDs
- IUGR (= FGR)
- PPROM
opvolgen:
- dagelijkse CTG bij deceleraties = doe amnio-infusie (transabdominaal/transcervicaal)
- amniotic fluid index (AFI) indien < 8cm = best 2x per week controle
!! i.g.v. verwachte, vroegtijdige partus dexamethasone toedienen
* fysiologisch vocht intra-uterien toedienen
foetale groeirestrictie (FGR)
= foetussen die in utero niet hun volwaardige groeipotentieel bereiken a.g.v. genetische/omgevingsfactoren (zie tip 6 & 7)
, TIP 6: FGR OORZAAK / RISICO’S INFLUENZA “IS INFLUENZA EEN RISICO VOOR FGR?”
- neen, geen FGR of malformatie
- wel majeure maternele risico’s serieuze pneumonie (belang vaccinatie!)
- wel FGR agv: cmv, placental mosaicism, chemo, malnutritie, …
influenza
geeft majeure complicaties tijdens ZW:
- miskraam, doodgeboorte, prematuriteit
- igv vroege infecties: mogelijks spina bifida, gespleten lip en lidmaatafwijkingen
- igv late infectie: meer neoplasieën (kankers) en schizofrenie
- agv koorts door influenza:
o mogelijk teratogeen effect
o invloed op de groei
o versnelt stofwisseling = sneller verzuring kind evt hersenschade
!! hoogste risico = morbiditeit & mortaliteit bij zwangere pt zelf agv griep (vb pneumonie)
vaccin:
- = geïnactiveerd virus
- jaarlijks ander vaccin
- aangeraden tussen oktober – maart aan alle ZW in 2e of 3e trimester (ook 1e igv pandemie)
foetale groeirestrictie (FGR)
= foetussen die in utero niet hun volwaardige groeipotentieel bereiken a.g.v. genetische/omgevingsfactoren
oorzaak kenmerken
maternale ziekte: - chronische hypertensie (kans op FGR x2) /
- nierinsufficiëntie
- systeemziekte (lupus, DM, antifosfolipide-syndroom)
- chronische restrictieve longaandoening
“normaal kleine baby’s” of - geen foetale afwijkingen
ZW-duur fout berekend - normaal vruchtwater
(bij 75%) - normale foetale activiteit
- normale dopplerflow waarden
externe factoren (5%): - foetale afwijkingen (~20% congenitale afwijking) - variabel vruchtwater (↑, ↓,
- genetische problematiek (trisomie 18, triploïdie) normaal)
- foetale infectie: toxoplasma gondii, CMV, rubella, - variabele foetale activiteit (↑,
herpes, parvo B19 en coxsackie ↓, normaal)
- ernstige nutritionele deficiëntie
- ernstige omgevingsfactoren: toxisch (drug, alcohol,
roken) en GM (anticonvulsiva, chemo,…)
placentaire insufficiëntie - geen foetale defecten
(bij 20%) - ↓ vruchtwater en foetale
activiteit
- metingen ‘vallen’ van
groeicurve
- gestoorde dopplerflow
waarden
TIP 7: WIE HEEFT FGR? WAT MET DE TOEKOMST VAN DIE PERSOON?
- size alleen = onvoldoende voor diagnose FGR, TENZIJ AC of EFW < 3e percentiel (= grootste risico)
- wie? drop in groeisnelheid, drop in AC/EFC van >2 kwartielen of >50 percentielen