HOOFDSTUK 3: DE ZINTUIGEN
Onze zintuigen zijn van groot belang => helpen ons te overleven en helpen ons veilig te voelen.
3.1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
ZINTUIGEN ZIJN CELLEN OF ZENUWUITEINDEN DIE REAGEREN OP EEN PRIKKEL
Prikkel = plotselinge verandering => merken we in ons zintuigen
• Een langzame verandering nemen we minder snel waar
Gewaarwording van de prikkel = informatie komt binnen via de zintuigen
Waarneming van de prikkel = bewustwording, de informatie wordt geïnterpreteerd => gebeurt bij maar 1% van alle info!
• Door thalamische gating en associatieve cortex!
Twee soorten zintuigen
1. Algemene => overal waarneming ervan (tast, proprioceptieve, druk, pijn…)
2. Specifieke => specifieke receptoren, niet overal waarneming (smaak, reuk…) => gespecialiseerde organen
SENSOREN KUNNEN ZENUWUITEINDEN ZIJN OF AFZONDERLIJKE CELLEN ZIJN
Sensoren kunnen we onderverdelen in 2 delen: de zenuwuiteinden en de afzonderlijke cellen
• Zenuwuiteinden => de dentritische zijde en de gespecialiseerde sensor (ingepakt in andere cel
—> pseudo-uniplaire neuronen: dendritische zijde en axonale zijde
• Afzonderlijke cellen => kunnen hun eigen AP starten
=> bij gespecialiseerde organen en bij zintuiglijke zenuwcellen
Er zijn 2 mogelijkheden om prikkels waar te nemen
1. De prikkel komt direct toe op de receptor
membrane (de afferente dendriet)
2. De prikkel landt op een aparte receptor
membrane en gaat dan door naar de afferente
dendriet
DE MATE VAN DEPOLARISATIE VAN GENERATORPOTENTIAAL WORDT VERTAALD NAAR FREQUENTIE ACTIEPOTENTIALEN IN SENSORISCH NEURON
Dus de prikkel komt binnen MAAR deze moet de drempel overschrijden voor deze een depolarisatie veroorzaakt. Als deze de drempel niet
overschrijdt => geen AP. Als deze de drempel wel overschrijdt => wel AP.
Hier is de amplitude van de
drempeloverschrijding omgezet in de
frequentie. Hoe meer de drempel
overschreden wordt, hoe frequenter de
Het gaat in zijn totaliteit of het gaat niet!
AP! MAAR altijd alles of niets =>
MAAR het is niet omdat er een AP is, dat het
geen verschil in sterkte AP, wel in
ook geïnterpreteerd wordt door de hersenen
frequentie van de AP’s
(thalamische gating => waarneming)
,TRANSDUCTIE DOOR VERSCHILLENDE SOORTEN RECEPTOREN/SENSOREN
3 soorten receptoren:
1. Fotoreceptoren => bij zicht en bij de biologische klok
2. Mechanoreceptoren = bij beweging waarnemen => bij baroreceptoren, tastreceptoren, proprioceptieve receptoren, evenwicht en
gehoor…
3. Chemoreceptoren = bij een specifieke molecule die waargenomen moet worden
—> reuk, smaak
—> mate van autonome functies: verzuring van het bloed => meer ademen
BARORECEPTOREN - DRUKRECEPTOREN
Baroreceptoren = drukreceptoren: regelen van de autonome functies
• In het lichaam zijn er holten en deze kunnen gevuld worden met zaken,
MAAR deze druk moet ook geregistreerd worden => nood aan
baroreceptoren
4 plekken:
1. Spijsvertering: volume van de uitwerpselen
2. Aorta: druk in het bloed
3. Blaaswand: volume in de blaas
4. Long: info over uitzetting van de longen
MECHANORECEPTOREN IN EVENWICHTSORGAAN EN GEHOOR: SENSORISCHE HAARCELLEN
In het evenwichts- en gehoororgaan => zintuigharen met tiplinks
• Deze tiplinks => verschillende grootte => kunnen posities aannemen
—> allemaal naar links => geen spannning, kleiner worden tiplinks
—> allemaal naar rechts => wel spanning, groter worden tiplinks
=> DUS afhankelijk van de richting van de zintuigharen => wel of geen kanalen openen
Bij de evenwichts- en gehoororganen is er sprake van mechanische
receptoren =>deze moeten opgetrokken worden voordat er K en Ca
door de kanalen kan en dan een AP kan starten
De tiplinks onder spannning => trekken de mechanische ionenkanalen
open => start instroom K en Ca => depolarisatie => AP gaat van start
=> mechano-elektrische transductie
EIGENSCHAPPEN VAN SENSOREN
Specificiteit:
• Adequate prikkel: juiste prikkel bij de juiste sensor => lage drempel die overschreden moet worden voor gewaarwording
• Valse prikkel: een andere prikkel activeert een verkeerde sensor => hoge drempel die overschreden moet worden
, Adaptatie:
• Tonisch: een aanhoudende prikkel => constante AP
—> GEEN adaptatie
• Fasisch: een prikkel die AP vuurt bij verandering => AP bij begin en bij einde
—> WEL adaptatie
Meeste prikkels hebben zowel tonisch als fasisch, behalve reuk. Ook is er zoiets als centrale inhibitie prikkeloverdracht
(= je creeërt een andere prikkel om de ene te verminderen)
HERSENGEBIEDEN VOOR ZINTUIGWAARNEMING
In de occipitale kwab = visuele cortex
In de pariëtale kwab = somatosensorische cortex
In de insula = gustatoire cortex & olfactorische cortex
• Gustatoire = smaak
• Olfactorische = reuk
In de temporale kwab = auditieve cortex
SENSIBELE BANEN: DORSALE KOLOM
1. Een prikkel komt binnen via de dorsale kolom (afferente input) => neuron van eerste orde
2. Hij maakt de eerste synaps in de kernen van de hersenstam => neuron van tweede orde
3. Er komt een tweede synaps in de kernen van de thalamus => neuron van derde orde
=> Dit proces gebeurt bij elke prikkel BEHALVE bij reuk => reuk gaat via de olfactorische zenuw
direct naar het limbisch systeem
AANDACHT EN THALAMISCHE GATING
Bij de twee synaps in de thalamus gebeurt thalamische gating
• Thalamische gating: beslist over overgang van onbewuste
subcorticale sensoriek => bewuste cortiale perceptie In dit geval wordt baan 2 doorgelaten, want
==> beslist niet alleen hij is eerst +, erna 2x - (zwarte bollen) en
• De thalamus wordt aangestuurd door de associatieve cortex: erna weer positief. MAAR inhiberend +
deze zegt waar de aandacht momenteel op gericht is => afhankelijk inhiberend = exciterend => signaal gaat
van dit signaal beslist de thalamus wat hij doet met de prikkel. door!
Onze zintuigen zijn van groot belang => helpen ons te overleven en helpen ons veilig te voelen.
3.1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
ZINTUIGEN ZIJN CELLEN OF ZENUWUITEINDEN DIE REAGEREN OP EEN PRIKKEL
Prikkel = plotselinge verandering => merken we in ons zintuigen
• Een langzame verandering nemen we minder snel waar
Gewaarwording van de prikkel = informatie komt binnen via de zintuigen
Waarneming van de prikkel = bewustwording, de informatie wordt geïnterpreteerd => gebeurt bij maar 1% van alle info!
• Door thalamische gating en associatieve cortex!
Twee soorten zintuigen
1. Algemene => overal waarneming ervan (tast, proprioceptieve, druk, pijn…)
2. Specifieke => specifieke receptoren, niet overal waarneming (smaak, reuk…) => gespecialiseerde organen
SENSOREN KUNNEN ZENUWUITEINDEN ZIJN OF AFZONDERLIJKE CELLEN ZIJN
Sensoren kunnen we onderverdelen in 2 delen: de zenuwuiteinden en de afzonderlijke cellen
• Zenuwuiteinden => de dentritische zijde en de gespecialiseerde sensor (ingepakt in andere cel
—> pseudo-uniplaire neuronen: dendritische zijde en axonale zijde
• Afzonderlijke cellen => kunnen hun eigen AP starten
=> bij gespecialiseerde organen en bij zintuiglijke zenuwcellen
Er zijn 2 mogelijkheden om prikkels waar te nemen
1. De prikkel komt direct toe op de receptor
membrane (de afferente dendriet)
2. De prikkel landt op een aparte receptor
membrane en gaat dan door naar de afferente
dendriet
DE MATE VAN DEPOLARISATIE VAN GENERATORPOTENTIAAL WORDT VERTAALD NAAR FREQUENTIE ACTIEPOTENTIALEN IN SENSORISCH NEURON
Dus de prikkel komt binnen MAAR deze moet de drempel overschrijden voor deze een depolarisatie veroorzaakt. Als deze de drempel niet
overschrijdt => geen AP. Als deze de drempel wel overschrijdt => wel AP.
Hier is de amplitude van de
drempeloverschrijding omgezet in de
frequentie. Hoe meer de drempel
overschreden wordt, hoe frequenter de
Het gaat in zijn totaliteit of het gaat niet!
AP! MAAR altijd alles of niets =>
MAAR het is niet omdat er een AP is, dat het
geen verschil in sterkte AP, wel in
ook geïnterpreteerd wordt door de hersenen
frequentie van de AP’s
(thalamische gating => waarneming)
,TRANSDUCTIE DOOR VERSCHILLENDE SOORTEN RECEPTOREN/SENSOREN
3 soorten receptoren:
1. Fotoreceptoren => bij zicht en bij de biologische klok
2. Mechanoreceptoren = bij beweging waarnemen => bij baroreceptoren, tastreceptoren, proprioceptieve receptoren, evenwicht en
gehoor…
3. Chemoreceptoren = bij een specifieke molecule die waargenomen moet worden
—> reuk, smaak
—> mate van autonome functies: verzuring van het bloed => meer ademen
BARORECEPTOREN - DRUKRECEPTOREN
Baroreceptoren = drukreceptoren: regelen van de autonome functies
• In het lichaam zijn er holten en deze kunnen gevuld worden met zaken,
MAAR deze druk moet ook geregistreerd worden => nood aan
baroreceptoren
4 plekken:
1. Spijsvertering: volume van de uitwerpselen
2. Aorta: druk in het bloed
3. Blaaswand: volume in de blaas
4. Long: info over uitzetting van de longen
MECHANORECEPTOREN IN EVENWICHTSORGAAN EN GEHOOR: SENSORISCHE HAARCELLEN
In het evenwichts- en gehoororgaan => zintuigharen met tiplinks
• Deze tiplinks => verschillende grootte => kunnen posities aannemen
—> allemaal naar links => geen spannning, kleiner worden tiplinks
—> allemaal naar rechts => wel spanning, groter worden tiplinks
=> DUS afhankelijk van de richting van de zintuigharen => wel of geen kanalen openen
Bij de evenwichts- en gehoororganen is er sprake van mechanische
receptoren =>deze moeten opgetrokken worden voordat er K en Ca
door de kanalen kan en dan een AP kan starten
De tiplinks onder spannning => trekken de mechanische ionenkanalen
open => start instroom K en Ca => depolarisatie => AP gaat van start
=> mechano-elektrische transductie
EIGENSCHAPPEN VAN SENSOREN
Specificiteit:
• Adequate prikkel: juiste prikkel bij de juiste sensor => lage drempel die overschreden moet worden voor gewaarwording
• Valse prikkel: een andere prikkel activeert een verkeerde sensor => hoge drempel die overschreden moet worden
, Adaptatie:
• Tonisch: een aanhoudende prikkel => constante AP
—> GEEN adaptatie
• Fasisch: een prikkel die AP vuurt bij verandering => AP bij begin en bij einde
—> WEL adaptatie
Meeste prikkels hebben zowel tonisch als fasisch, behalve reuk. Ook is er zoiets als centrale inhibitie prikkeloverdracht
(= je creeërt een andere prikkel om de ene te verminderen)
HERSENGEBIEDEN VOOR ZINTUIGWAARNEMING
In de occipitale kwab = visuele cortex
In de pariëtale kwab = somatosensorische cortex
In de insula = gustatoire cortex & olfactorische cortex
• Gustatoire = smaak
• Olfactorische = reuk
In de temporale kwab = auditieve cortex
SENSIBELE BANEN: DORSALE KOLOM
1. Een prikkel komt binnen via de dorsale kolom (afferente input) => neuron van eerste orde
2. Hij maakt de eerste synaps in de kernen van de hersenstam => neuron van tweede orde
3. Er komt een tweede synaps in de kernen van de thalamus => neuron van derde orde
=> Dit proces gebeurt bij elke prikkel BEHALVE bij reuk => reuk gaat via de olfactorische zenuw
direct naar het limbisch systeem
AANDACHT EN THALAMISCHE GATING
Bij de twee synaps in de thalamus gebeurt thalamische gating
• Thalamische gating: beslist over overgang van onbewuste
subcorticale sensoriek => bewuste cortiale perceptie In dit geval wordt baan 2 doorgelaten, want
==> beslist niet alleen hij is eerst +, erna 2x - (zwarte bollen) en
• De thalamus wordt aangestuurd door de associatieve cortex: erna weer positief. MAAR inhiberend +
deze zegt waar de aandacht momenteel op gericht is => afhankelijk inhiberend = exciterend => signaal gaat
van dit signaal beslist de thalamus wat hij doet met de prikkel. door!