1 INLEIDING: GEBRUIK VAN DSM-5
1.1 INLEIDING
We hebben 2 manieren om naar de psychiatrie te kijken
1. Syndroombenadering: we kijken naar het samenhangend geheel
van klachten en symptomen en bespreken het syndroom
2. Symptoombenadering: we vertrekken van symptomen en vinden zo
het syndroom, hier is klinische ervaring voor nodig
We hebben ook 2 soorten diagnosen
1. Syndroomdiagnose of descriptieve diagnose: geeft enkel een
beschrijving
2. Structuurdiagnose: geeft een beschrijving en de reden van ontstaan
Predisponerende of voorbeschikkende factoren: maken
kwetsbaar
Precipiterende of uitlokkende factoren
Perpetuerende of onderhoudende factoren: bv de manier van
coping
Om te kunnen spreken van een psychiatrische stoornis moet de patiënt of
de omgeving lijden aan deze aandoening
en moet het afwijken van de sociale norm.
We hebben 3 modellen wanneer we
spreken van een psychiatrische stoornis,
elke ziekte heeft factoren in deze 3
1. Medisch model: kijken we naar het
ontstaan (etiologie), de ontwikkeling
(pathogese), het natuurlijk beloop
(prognose) en de behandeling
2. Psychologisch model: kijken we naar
de ziektebeleving
3. Sociologisch model: kijken we naar
de ziekterol
1.2 CLASSIFICATIE
Doel van de DSM-5 orde
scheppen, groeperen en
gemeenschappelijke taal
maken
,Het is vooral nuttig als communicatiemiddel en registratiemiddel
Voordelen DSM-5 Nadelen DSM-5
- research is verbeterd - geen koppeling aan
- handig voor communicatie hulpverlening
tussen onderzoekers en - geen koppeling aan
behandelaars psychofarma
- hoge betrouwbaarheid - lage validiteit
In tegenstelling tot de vorige versies hebben ze in de 5 geprobeerd om
een meer neurowetenschappelijk model te maken waardoor het meer
wetenschappelijk onderbouwt is.
1.3 DIAGNOSTIEK
We hebben de
classificerende
diagnostiek
beschrijvend
en de handelingsgerichte
diagnostiek verklarend
We hebben beide nodig
maar enkel de
diagnostiek zorgt voor
een behandeling op maat?
1.4 OPZET DSM-5
Het bestaat uit 3 delen
1. Deel 1: uitleg, instructies en verantwoording
2. Deel 2: beschrijving van de 20 categorieën en de stoornissen samen
met alle kennis uit het onderzoek
3. Deel 3: veranderingen die verder onderzoek vereisen en
vragenlijsten over de ernst van de symptomen
Validiteit van deze onderzoeken ligt nog te laag om in de 2de deel
te gaan
Onderzoekers wouden voor de 5de versie een dimensionale versie
maken maar er was nog onvoldoende basis dus alle info die ze
toch hebben verzameld staat in dit deel (ernst van de
symptomen)
Soort hybride boek dus
Voorbeelden: Subklinisch psychotisch syndroom, Depressieve
episodes met kortdurende hypomanie, Persisterende complexe
rouwstoornis, Stoornis in cafeïnegebruik, Internetgamingstoornis,
Neurocognitieve stoornis door prenatale blootstelling aan alcohol,
Suïcidaal-gedragsstoornis, Niet-suïcidale zelfbeschadiging
,1.5STELLINGEN
Bij het gebruik van de DSM-5 worden er toch een aantal vragen gesteld:
Er is sinds het gebruik van de DSM een explosie van 3% meer
stoornissen
Worden er meer pillen gegeven?
Te veel Amerikaanse invloeden? (20% buitenlandse experten)
2 KLINISCHE PSYCHIATRIE: INLEIDING
Ziekte en gezondheid worden vaak gezien als polair je bent ziek of niet
Maar in de realiteit zijn deze begrippen eerder dimensionaal en heb je een
continuüm tussen gezond zijn en ziekte.
Normaliteit: we zeggen dat iets “normaal” is wanneer het beantwoord aan
een bepaalde norm
Cultureel aspect: wat je ziet als normaal hangt af van je cultuur
Tijdsaspect: de tijdsgeest speelt een grote rol bij de beslissing wat
als normaal gezien wordt bv depressies vooral in laatste 3
decennia
Criteria van normaliteit
Evolutieve criteria: kijkt naar de ontwikkeling en hoe de
gedragingen correleren met de leeftijd (bv 2 jarige dat in bed
plast is normaal)
Kwantitatieve criteria: gemiddelde (bv IQ)
Normatieve criteria:
1. Autonomie: kan de persoon zelfstadig functioneren?
2. Integratie: koppeling van gedragingen
3. Aanpassing: nagaan hoe iemand zich aanpast aan de
omgeving coping
Het probleem is dat we vaak subjectief onze norm gaan toepassen met
onze eigen normen, waarden, vooroordelen en idealen.
2.1EPIDEMIOLOGIE
Prevalentie: hoe vaak de aandoening voorkomt in de populatie
Incidentie: aantal nieuwe gevallen in een
populatiegroep binnen een periode
1. Acuut verloop: snel naar beneden en
daarna terug normaal
, 2. Intermitterend verloop:
Remissie: herstel van de stoornis
Recidief: heroptreden van de stoornis
3. Statisch verloop: toestand onveranderd
4. Progressief verloop: toestand verslechterd traag
Niet iedereen heet dezelfde kan om aan psychische aandoening te krijgen
(andere psychiatrische morbiditeit)
SES: mensen met lagere SES meer kans
Stedelijke gebieden: meer kans als er meer verstedelijking is
Alleenstaand: meer kans
Etniciteit
2.2ETIOPATHOGENESE
Etiologie: leer der oorzaken verklaringen zoeken (2
verklaringsmodellen)
1. Fysiopathogenese: gaat kijken naar hoe de verstoorde
neurobiologische mechanismen bijdragen aan de psychische
aandoening medisch model
2. Psychopathogenese: gaat kijken aar de psychologische modellen
Als we het hebben over de verklaringen spreken niet van causaliteit maar
van 2 variabelen die correleren met elkaar.
2.3FYSIOPATHOGENESE
2.3.1 Genetica
Genetica is een eerste grote kapstok van
de fysiopathogenese. We kijken naar de
interactie tussen de genetische
risicofactoren en de omgevingsfactoren.
Zoals je ziet op de afbeelding moeten
beide risicofactoren aanwezig zijn voor een
volledige stoornis.
2.3.2 Heritabiliteit
De vulnerabiliteit bestaat uit 3 componenten:
Erfelijkheid, gedeelde omgeving en unieke omgeving
Heritabiliteit beschrijft de mate waarin genetische verschillen variaties in
de geobserveerde kenmerken tussen individuen veroorzaken.
Om genetisch onderzoek te doen hebben we verschillende soorten
epidemiologische studies die we kunnen gebruiken.
1.1 INLEIDING
We hebben 2 manieren om naar de psychiatrie te kijken
1. Syndroombenadering: we kijken naar het samenhangend geheel
van klachten en symptomen en bespreken het syndroom
2. Symptoombenadering: we vertrekken van symptomen en vinden zo
het syndroom, hier is klinische ervaring voor nodig
We hebben ook 2 soorten diagnosen
1. Syndroomdiagnose of descriptieve diagnose: geeft enkel een
beschrijving
2. Structuurdiagnose: geeft een beschrijving en de reden van ontstaan
Predisponerende of voorbeschikkende factoren: maken
kwetsbaar
Precipiterende of uitlokkende factoren
Perpetuerende of onderhoudende factoren: bv de manier van
coping
Om te kunnen spreken van een psychiatrische stoornis moet de patiënt of
de omgeving lijden aan deze aandoening
en moet het afwijken van de sociale norm.
We hebben 3 modellen wanneer we
spreken van een psychiatrische stoornis,
elke ziekte heeft factoren in deze 3
1. Medisch model: kijken we naar het
ontstaan (etiologie), de ontwikkeling
(pathogese), het natuurlijk beloop
(prognose) en de behandeling
2. Psychologisch model: kijken we naar
de ziektebeleving
3. Sociologisch model: kijken we naar
de ziekterol
1.2 CLASSIFICATIE
Doel van de DSM-5 orde
scheppen, groeperen en
gemeenschappelijke taal
maken
,Het is vooral nuttig als communicatiemiddel en registratiemiddel
Voordelen DSM-5 Nadelen DSM-5
- research is verbeterd - geen koppeling aan
- handig voor communicatie hulpverlening
tussen onderzoekers en - geen koppeling aan
behandelaars psychofarma
- hoge betrouwbaarheid - lage validiteit
In tegenstelling tot de vorige versies hebben ze in de 5 geprobeerd om
een meer neurowetenschappelijk model te maken waardoor het meer
wetenschappelijk onderbouwt is.
1.3 DIAGNOSTIEK
We hebben de
classificerende
diagnostiek
beschrijvend
en de handelingsgerichte
diagnostiek verklarend
We hebben beide nodig
maar enkel de
diagnostiek zorgt voor
een behandeling op maat?
1.4 OPZET DSM-5
Het bestaat uit 3 delen
1. Deel 1: uitleg, instructies en verantwoording
2. Deel 2: beschrijving van de 20 categorieën en de stoornissen samen
met alle kennis uit het onderzoek
3. Deel 3: veranderingen die verder onderzoek vereisen en
vragenlijsten over de ernst van de symptomen
Validiteit van deze onderzoeken ligt nog te laag om in de 2de deel
te gaan
Onderzoekers wouden voor de 5de versie een dimensionale versie
maken maar er was nog onvoldoende basis dus alle info die ze
toch hebben verzameld staat in dit deel (ernst van de
symptomen)
Soort hybride boek dus
Voorbeelden: Subklinisch psychotisch syndroom, Depressieve
episodes met kortdurende hypomanie, Persisterende complexe
rouwstoornis, Stoornis in cafeïnegebruik, Internetgamingstoornis,
Neurocognitieve stoornis door prenatale blootstelling aan alcohol,
Suïcidaal-gedragsstoornis, Niet-suïcidale zelfbeschadiging
,1.5STELLINGEN
Bij het gebruik van de DSM-5 worden er toch een aantal vragen gesteld:
Er is sinds het gebruik van de DSM een explosie van 3% meer
stoornissen
Worden er meer pillen gegeven?
Te veel Amerikaanse invloeden? (20% buitenlandse experten)
2 KLINISCHE PSYCHIATRIE: INLEIDING
Ziekte en gezondheid worden vaak gezien als polair je bent ziek of niet
Maar in de realiteit zijn deze begrippen eerder dimensionaal en heb je een
continuüm tussen gezond zijn en ziekte.
Normaliteit: we zeggen dat iets “normaal” is wanneer het beantwoord aan
een bepaalde norm
Cultureel aspect: wat je ziet als normaal hangt af van je cultuur
Tijdsaspect: de tijdsgeest speelt een grote rol bij de beslissing wat
als normaal gezien wordt bv depressies vooral in laatste 3
decennia
Criteria van normaliteit
Evolutieve criteria: kijkt naar de ontwikkeling en hoe de
gedragingen correleren met de leeftijd (bv 2 jarige dat in bed
plast is normaal)
Kwantitatieve criteria: gemiddelde (bv IQ)
Normatieve criteria:
1. Autonomie: kan de persoon zelfstadig functioneren?
2. Integratie: koppeling van gedragingen
3. Aanpassing: nagaan hoe iemand zich aanpast aan de
omgeving coping
Het probleem is dat we vaak subjectief onze norm gaan toepassen met
onze eigen normen, waarden, vooroordelen en idealen.
2.1EPIDEMIOLOGIE
Prevalentie: hoe vaak de aandoening voorkomt in de populatie
Incidentie: aantal nieuwe gevallen in een
populatiegroep binnen een periode
1. Acuut verloop: snel naar beneden en
daarna terug normaal
, 2. Intermitterend verloop:
Remissie: herstel van de stoornis
Recidief: heroptreden van de stoornis
3. Statisch verloop: toestand onveranderd
4. Progressief verloop: toestand verslechterd traag
Niet iedereen heet dezelfde kan om aan psychische aandoening te krijgen
(andere psychiatrische morbiditeit)
SES: mensen met lagere SES meer kans
Stedelijke gebieden: meer kans als er meer verstedelijking is
Alleenstaand: meer kans
Etniciteit
2.2ETIOPATHOGENESE
Etiologie: leer der oorzaken verklaringen zoeken (2
verklaringsmodellen)
1. Fysiopathogenese: gaat kijken naar hoe de verstoorde
neurobiologische mechanismen bijdragen aan de psychische
aandoening medisch model
2. Psychopathogenese: gaat kijken aar de psychologische modellen
Als we het hebben over de verklaringen spreken niet van causaliteit maar
van 2 variabelen die correleren met elkaar.
2.3FYSIOPATHOGENESE
2.3.1 Genetica
Genetica is een eerste grote kapstok van
de fysiopathogenese. We kijken naar de
interactie tussen de genetische
risicofactoren en de omgevingsfactoren.
Zoals je ziet op de afbeelding moeten
beide risicofactoren aanwezig zijn voor een
volledige stoornis.
2.3.2 Heritabiliteit
De vulnerabiliteit bestaat uit 3 componenten:
Erfelijkheid, gedeelde omgeving en unieke omgeving
Heritabiliteit beschrijft de mate waarin genetische verschillen variaties in
de geobserveerde kenmerken tussen individuen veroorzaken.
Om genetisch onderzoek te doen hebben we verschillende soorten
epidemiologische studies die we kunnen gebruiken.