PLANTKUNDE
HOOFDSTUK 1: PLANTEN VS ANDERE ORGANISMEN
1.1. Modelorganismen
Arabidopsis thaliana
• Klein genoom, n=5
• Kleine plant
• Korte levenscyclus, scenecentie na 6-8 weken
o Zaad: kieming
o Vegetatieve plant
o Generatieve plant
o Zaad
• Kleine zaden
• Gemakkelijke mutaties
Oryza sativa (rijst)
• N = 12
Antirrhinum majus (grote leeuwenbek)
• Gebruikt in onderzoek bloemontwikkeling
1.2. Classificatie
107 organismen
Taxonomy:
• Soort, geslacht, familie, orde, klasse, afdeling, rijk
• Species, genus, familia, ordo, classis, phylum, regnum
Binominale nomenclatuur
• Genus + soortnaam
1.3. 5 Rijken
Whittaker (1969)
• Prokaryoten
o Bacteriën
o Cyanobacteriën
• Protisten
o Plantaardige en dierlijke kenmerken
o Eencellig
o Kolonievormers
• Schimmels
o Meercellig
o Gisten = eencellig
o Auto en heterotroof
1
,PLANTKUNDE
• Planten/plantae
o Meercellig
o Meestal foto-autotroof
• Dieren/animalia
o Heterotroof
o Complexe structuur
Nu anders ->
Planten = archaeplastida
Autotroof = zelf organische stoffen
opbouwen.
Foto en chemo autotroof
Heterotroof = opnamen van (an)-
organische stoffen
1.4. Indeling Planten
Mossen = Bryophyta
• Geen vaatweefsel
• Geen wortel
Varens = Pteridofyten
• Wortel
• Vaatweefsel
Zaadplanten = spermatofyten
• 2 gameten nl. 2 haploïde eicellen, vruchtbeginsel en pollenkorrel
• Bevruchting tot zygote nl. diploïde cel
• Naaktzadigen
• Bedektzadigen
o 1 of 2 lobbig
2
,PLANTKUNDE
HOOFDSTUK 2: DE STRUCTUUR VAN DE PLANTAARDIGE CEL
2.1. Inleiding
Celorganellen
• Plasmamembraan
• Kern
• RER + SER
• Ribosomen, polysomen & peroxisomen
• Golgi
• Mitochondrien
• Cytoskelet
• Vacuole
• Chloroplast
• Celwand
2.2. De Plantaardige Kern
Bestaat uit
• Kernmembraan
o Dubbel membraan
o Subdomein van ER
• Kernporien
o Selectieve kanalen
o Nuclear pore complexes (NPC)
o Reguleert proteine inport en export
o Reguleert RNA export
• Chromatine
o DNA-protein complex
o Hetero-chromatin : highly compact and transcriptionally inactive
o Eu-chromatin : dispersed and transcriptionally active
• Nucleolus
o Dens granular region
o Ribosome synthese site
o Clustering van rRNA genes van verschillende chromosomen
Functie:
• Replicatie
o DNA polymerase
o Meristeemcellen = actief delende cellen
§ Initiaal cellen
§ Stamcellen bij dieren
o Celcyclus = G0, G1, S, G2, M, kerndeling of cytoplasmadeling
o G0 = dormant
o G1, S, G2 = interfase
o Plantenspecifiek = fytohomonen zoals auxine en cytokinine
o Endoreduplicatie (DNA replicatie zonder mitose)
3
, PLANTKUNDE
§ 3n zygote -> 4n
§ Ontstaan polyploide cel
• Transcriptie
o Gene = sequence of nucleotides voor protein of RNA synthese
o Coding sequences + regulatory sequences
2.3. Plasmamembraan
• Selectief permeabel
o dubbele fosfolipidenlaag
o actief en passief transport
• Transport proteïnes
• Kanaalproteïnes
• Receptorproteïnes
o functie bij signaaltransductie
o hormonen
• Ankerproteïnes
o functie bij vasthechten van membraan aan cytoskelet
• enzymes
• auquaporines: waterkanaalproteines
2.4. Vacuole
> 95% celvolume
-> osmose
Tonoplast
• membraan
• selectief permeabel
• soms afwezig -> zeefvaten
• Transport water → Transportproteïnes staan hiervoor in ionische homeostase
tussen cytoplasma en vacuole
Celsap
• anorganische ionen: K+, Na+, Ca2+, Cl-, HPO42-
• suikers: glucose, sucrose, fructose
• organische zuren: appelzuur, citroenzuur
• N-verbindingen: AZ-en, reserve eiwitten, toxische secundaire metabolieten
• Pigmenten
• Zure hydrolasen
• Hoge concentratie aan opgeloste stoffen: turgordruk
Plasmolyse (= verlies van water en komt los van celwand) en deplasmolyse.
4
HOOFDSTUK 1: PLANTEN VS ANDERE ORGANISMEN
1.1. Modelorganismen
Arabidopsis thaliana
• Klein genoom, n=5
• Kleine plant
• Korte levenscyclus, scenecentie na 6-8 weken
o Zaad: kieming
o Vegetatieve plant
o Generatieve plant
o Zaad
• Kleine zaden
• Gemakkelijke mutaties
Oryza sativa (rijst)
• N = 12
Antirrhinum majus (grote leeuwenbek)
• Gebruikt in onderzoek bloemontwikkeling
1.2. Classificatie
107 organismen
Taxonomy:
• Soort, geslacht, familie, orde, klasse, afdeling, rijk
• Species, genus, familia, ordo, classis, phylum, regnum
Binominale nomenclatuur
• Genus + soortnaam
1.3. 5 Rijken
Whittaker (1969)
• Prokaryoten
o Bacteriën
o Cyanobacteriën
• Protisten
o Plantaardige en dierlijke kenmerken
o Eencellig
o Kolonievormers
• Schimmels
o Meercellig
o Gisten = eencellig
o Auto en heterotroof
1
,PLANTKUNDE
• Planten/plantae
o Meercellig
o Meestal foto-autotroof
• Dieren/animalia
o Heterotroof
o Complexe structuur
Nu anders ->
Planten = archaeplastida
Autotroof = zelf organische stoffen
opbouwen.
Foto en chemo autotroof
Heterotroof = opnamen van (an)-
organische stoffen
1.4. Indeling Planten
Mossen = Bryophyta
• Geen vaatweefsel
• Geen wortel
Varens = Pteridofyten
• Wortel
• Vaatweefsel
Zaadplanten = spermatofyten
• 2 gameten nl. 2 haploïde eicellen, vruchtbeginsel en pollenkorrel
• Bevruchting tot zygote nl. diploïde cel
• Naaktzadigen
• Bedektzadigen
o 1 of 2 lobbig
2
,PLANTKUNDE
HOOFDSTUK 2: DE STRUCTUUR VAN DE PLANTAARDIGE CEL
2.1. Inleiding
Celorganellen
• Plasmamembraan
• Kern
• RER + SER
• Ribosomen, polysomen & peroxisomen
• Golgi
• Mitochondrien
• Cytoskelet
• Vacuole
• Chloroplast
• Celwand
2.2. De Plantaardige Kern
Bestaat uit
• Kernmembraan
o Dubbel membraan
o Subdomein van ER
• Kernporien
o Selectieve kanalen
o Nuclear pore complexes (NPC)
o Reguleert proteine inport en export
o Reguleert RNA export
• Chromatine
o DNA-protein complex
o Hetero-chromatin : highly compact and transcriptionally inactive
o Eu-chromatin : dispersed and transcriptionally active
• Nucleolus
o Dens granular region
o Ribosome synthese site
o Clustering van rRNA genes van verschillende chromosomen
Functie:
• Replicatie
o DNA polymerase
o Meristeemcellen = actief delende cellen
§ Initiaal cellen
§ Stamcellen bij dieren
o Celcyclus = G0, G1, S, G2, M, kerndeling of cytoplasmadeling
o G0 = dormant
o G1, S, G2 = interfase
o Plantenspecifiek = fytohomonen zoals auxine en cytokinine
o Endoreduplicatie (DNA replicatie zonder mitose)
3
, PLANTKUNDE
§ 3n zygote -> 4n
§ Ontstaan polyploide cel
• Transcriptie
o Gene = sequence of nucleotides voor protein of RNA synthese
o Coding sequences + regulatory sequences
2.3. Plasmamembraan
• Selectief permeabel
o dubbele fosfolipidenlaag
o actief en passief transport
• Transport proteïnes
• Kanaalproteïnes
• Receptorproteïnes
o functie bij signaaltransductie
o hormonen
• Ankerproteïnes
o functie bij vasthechten van membraan aan cytoskelet
• enzymes
• auquaporines: waterkanaalproteines
2.4. Vacuole
> 95% celvolume
-> osmose
Tonoplast
• membraan
• selectief permeabel
• soms afwezig -> zeefvaten
• Transport water → Transportproteïnes staan hiervoor in ionische homeostase
tussen cytoplasma en vacuole
Celsap
• anorganische ionen: K+, Na+, Ca2+, Cl-, HPO42-
• suikers: glucose, sucrose, fructose
• organische zuren: appelzuur, citroenzuur
• N-verbindingen: AZ-en, reserve eiwitten, toxische secundaire metabolieten
• Pigmenten
• Zure hydrolasen
• Hoge concentratie aan opgeloste stoffen: turgordruk
Plasmolyse (= verlies van water en komt los van celwand) en deplasmolyse.
4