Consumentengedrag = Consumentengedrag geeft de totaliteit weer van beslissingen die
leiden tot gedrag met betrekking tot het verkrijgen, consumeren en zich ontdoen van
goederen, diensten, activiteiten en ideeën door menselijke groepen in de loop van de tijd.
Verschillende prikkels nodig voor een consument een beslissing maakt
Cognitieve beslissingen zou ik het kopen? (wat koopgedrag vooraf gaat is vaak
cognitief)
Fysieke beslissingen het betalen zelf
Consumptiecyclus (= verschillende stappen waaruit consumentengedrag bestaat)
o Niet alle fasen moeten aan bod komen om
te spreken van consumentengedrag
1. Oriëntatie (cognitieve handelingen)
Research, anderen om raad
vragen, vergelijken van
merken/winkels
2. Aankoop
Niet noodzakelijk (kan dat je niks
koopt)
Online/offline
Vaak een korte fase
3. Gebruik
Afhankelijk van het product kan dat lang/kort zijn
4. Afdank
Gaat het product niet meer gebruiken
Kan op zijn (tandpasta) maar bv een laptop kan je ook gaan
doorverkopen
Product is de verzamelnaam van goederen, diensten, activiteiten en ideeën
Goederen zijn tastbaar, als je een bmw koopt komt daar een imago bij kijken
(ontastbaar)
Diensten zijn ontastbaar
Meeste producten hebben tastbare en ontastbare kenmerken → zijn een
mengeling
Consumentengedrag is meestal individueel of in een kleine groep
Verschil in aankoop en gebruik
o Ik ga naar de winkel en koop ingrediënten, het gebruik is mijn hele gezin
want zij eten mee
Externe bronnen = mensen rondom ons
o Commerciële bronnen → gaan uit van het
merk zelf
o Persoonlijke bronnen → gaan meer over
jezelf (persoonlijkheid, leeftijd, levensstijl)
o Neutrale bronnen → bv: testaankoop
o Sociale bronnen → in je sociale omgeving
(≠influencers)
hoe dichter de bol bij de consument hoe meer je
erdoor beïnvloed wordt
grote van bol bepaalt hoeveel we ermee
geconfronteerd worden
1
, DEEL 1: CONSUMENT
Wie is de consument?
Kan de persoon zijn die het product koopt
Kan ook dat je het voor iemand anders koopt, dan is die andere de beïnvloeder en
jij de gebruiker
DMU = decision making unit = als verschillende mensen een rol spelen bij de aankoop
WIE IS MIJN DOELGROEP
→ belangrijk dat je dit weet → zo weet je hoe je je doelgroep kan bereiken
SEGMENTEREN, TARGETING EN POSITIONERING
SEGMENTEREN
Markt opdelen in verschillende subgroepen
Alle groepen samen = de populatie
Op basis van segmentatiecriteria = makkelijkst op basis van demografie (niet
altijd het best)
TARGETING
1 of meerdere segmenten kiezen waarop je je wilt richten
Kiezen van doelgroep die het best bij je bedrijf past
POSITIONERING
Binnen doelgroep positioneren = positie innemen ten opzichte van de concurrent
→ differentiatie
Focus op product-market fit (= de marketingmix, combinatie van alle
marketinginstrumenten die een bedrijf ter beschikking heeft, perfect is afgestemd
op de noden van de doelgroep)
DMU = DECISION MAKING UNIT
= Meerdere personen zijn betrokken bij de aankoop beslissing
B2B-sextor → om een zakelijke deal rond te krijgen sta je in contact met verschillende
mensen in een bedrijf + alle mensen die achter de schermen finale goedkeuring moeten
geven
2
,B2C-sector → marketeer moet rekening houden met al die personen in DMU
Kan positief/negatief/neutrale invloed zijn
(rollen niet vanbuiten kennen)
→ de rollen kunnen opgenomen worden door 1
persoon maar kunnen ook verdeeld worden over
verschillende personen
→ als marketeer elke persoon anders benaderen
Als je DMU bestaat uit een gezin → 2 vormen van gedrag die kunnen voorkomen
Autonoom
o Ik koop iets voor mezelf en beslis daar volledig zelf over
Syncratisch
o Gezamenlijk overleg over je iets koopt of niet
o Vaak gaat dit over duurdere/complexere aankopen
o Ligt aan je gezinscyclus → in begin dat je baby hebt beslis je alles samen,
daarna wordt je meer autonoom
HOE DEFINIEER IK MIJN
DOELGROEP
BUYER PERSONA
BELANG VAN EEN GOEDE PERSONA
= fictief persoon die je doelgroep vertegenwoordigt
- Visuele representatie van de gekozen doelgroep
- 1 buyer persona per doelgroep → verschillende doelgroepen = verschillende
persona
- Elke marketingactie wordt nadien getoetst aan de persona
o Op welke kanalen is hij/zij het meest actief
o Wel design zou hij/zij het aantrekkelijkst vinden
OPBOUW BUYER PERSONA
Moet doelgroep dekken die breed genoeg is maar ook voldoende details → zo kan je u
doelgroep persoonlijk aanspreken (≠massacommunicatie)
! niet te gedetailleerd → dan voelen weinig mensen zich aangesproken
Hoe beschrijf je de persona
Breed genoeg, maar ook voldoende details → zo spreek je u doelgroep persoonlijk
aan (mensen voelen zich aangesproken) → geen massacommunicatie
3
, Geen verplichte structuur
o Gestructureerd
o Kernwoorden (geen grote blokken tekst)
o Vaak gewerkt met iconen → maakt het visueel aantrekkelijk + valt op
o Maak er een persoon van (foto, naam, hobby’s)
WELKE ATTRIBUTEN
= eigenschappen
→ welke eigenschappen kan je opnemen in een buyer persona → niet alles moet
DEMOGRAFISCH
LEEFTIJD
Zegt niet zoveel
Goed startpunt
Vul aan met generatie + levensfase
Tieners worden vaak aangesproken → staan open voor nieuwe dingen + moeten
nog heel hun leven consumeren
50+ wordt ook vaak getarget → eind carrière → je verdient dan meest + financiële
lasten nemen af
65+
o Zijn met heel veel (grote doelgroep) → vergrijzing
o Mobieler/kapitaalkrachtiger dan vroeger
o Willen autonomie behouden → alle producten die de zelfstandigheid
stimuleren richten zich hierop
COHORTEN
= mensen uit eenzelfde generatie (hebben in hun jeugd hetzelfde
meegemaakt → gelijkenissen in hun consumentengedrag)
Zelfde economische/politieke/technologische ontwikkeling
meegemaakt
Mensen die oorlog meemaakten → alles was toen schaars →
kunnen niet tegen voedselverspilling
GenZ is angstig → maakten oorlog mee + klimaat +
oorlogen
LEVENSCYCLUS
Zegt meer dan je leeftijd
Niet altijd meer klassieke opdeling
GEZINSSITUATIE
DMU = decision making unit
Kan een gezin zijn
Hangt samen met levensfase
GESLACHT
Als het gaat over specifieke producten
4
leiden tot gedrag met betrekking tot het verkrijgen, consumeren en zich ontdoen van
goederen, diensten, activiteiten en ideeën door menselijke groepen in de loop van de tijd.
Verschillende prikkels nodig voor een consument een beslissing maakt
Cognitieve beslissingen zou ik het kopen? (wat koopgedrag vooraf gaat is vaak
cognitief)
Fysieke beslissingen het betalen zelf
Consumptiecyclus (= verschillende stappen waaruit consumentengedrag bestaat)
o Niet alle fasen moeten aan bod komen om
te spreken van consumentengedrag
1. Oriëntatie (cognitieve handelingen)
Research, anderen om raad
vragen, vergelijken van
merken/winkels
2. Aankoop
Niet noodzakelijk (kan dat je niks
koopt)
Online/offline
Vaak een korte fase
3. Gebruik
Afhankelijk van het product kan dat lang/kort zijn
4. Afdank
Gaat het product niet meer gebruiken
Kan op zijn (tandpasta) maar bv een laptop kan je ook gaan
doorverkopen
Product is de verzamelnaam van goederen, diensten, activiteiten en ideeën
Goederen zijn tastbaar, als je een bmw koopt komt daar een imago bij kijken
(ontastbaar)
Diensten zijn ontastbaar
Meeste producten hebben tastbare en ontastbare kenmerken → zijn een
mengeling
Consumentengedrag is meestal individueel of in een kleine groep
Verschil in aankoop en gebruik
o Ik ga naar de winkel en koop ingrediënten, het gebruik is mijn hele gezin
want zij eten mee
Externe bronnen = mensen rondom ons
o Commerciële bronnen → gaan uit van het
merk zelf
o Persoonlijke bronnen → gaan meer over
jezelf (persoonlijkheid, leeftijd, levensstijl)
o Neutrale bronnen → bv: testaankoop
o Sociale bronnen → in je sociale omgeving
(≠influencers)
hoe dichter de bol bij de consument hoe meer je
erdoor beïnvloed wordt
grote van bol bepaalt hoeveel we ermee
geconfronteerd worden
1
, DEEL 1: CONSUMENT
Wie is de consument?
Kan de persoon zijn die het product koopt
Kan ook dat je het voor iemand anders koopt, dan is die andere de beïnvloeder en
jij de gebruiker
DMU = decision making unit = als verschillende mensen een rol spelen bij de aankoop
WIE IS MIJN DOELGROEP
→ belangrijk dat je dit weet → zo weet je hoe je je doelgroep kan bereiken
SEGMENTEREN, TARGETING EN POSITIONERING
SEGMENTEREN
Markt opdelen in verschillende subgroepen
Alle groepen samen = de populatie
Op basis van segmentatiecriteria = makkelijkst op basis van demografie (niet
altijd het best)
TARGETING
1 of meerdere segmenten kiezen waarop je je wilt richten
Kiezen van doelgroep die het best bij je bedrijf past
POSITIONERING
Binnen doelgroep positioneren = positie innemen ten opzichte van de concurrent
→ differentiatie
Focus op product-market fit (= de marketingmix, combinatie van alle
marketinginstrumenten die een bedrijf ter beschikking heeft, perfect is afgestemd
op de noden van de doelgroep)
DMU = DECISION MAKING UNIT
= Meerdere personen zijn betrokken bij de aankoop beslissing
B2B-sextor → om een zakelijke deal rond te krijgen sta je in contact met verschillende
mensen in een bedrijf + alle mensen die achter de schermen finale goedkeuring moeten
geven
2
,B2C-sector → marketeer moet rekening houden met al die personen in DMU
Kan positief/negatief/neutrale invloed zijn
(rollen niet vanbuiten kennen)
→ de rollen kunnen opgenomen worden door 1
persoon maar kunnen ook verdeeld worden over
verschillende personen
→ als marketeer elke persoon anders benaderen
Als je DMU bestaat uit een gezin → 2 vormen van gedrag die kunnen voorkomen
Autonoom
o Ik koop iets voor mezelf en beslis daar volledig zelf over
Syncratisch
o Gezamenlijk overleg over je iets koopt of niet
o Vaak gaat dit over duurdere/complexere aankopen
o Ligt aan je gezinscyclus → in begin dat je baby hebt beslis je alles samen,
daarna wordt je meer autonoom
HOE DEFINIEER IK MIJN
DOELGROEP
BUYER PERSONA
BELANG VAN EEN GOEDE PERSONA
= fictief persoon die je doelgroep vertegenwoordigt
- Visuele representatie van de gekozen doelgroep
- 1 buyer persona per doelgroep → verschillende doelgroepen = verschillende
persona
- Elke marketingactie wordt nadien getoetst aan de persona
o Op welke kanalen is hij/zij het meest actief
o Wel design zou hij/zij het aantrekkelijkst vinden
OPBOUW BUYER PERSONA
Moet doelgroep dekken die breed genoeg is maar ook voldoende details → zo kan je u
doelgroep persoonlijk aanspreken (≠massacommunicatie)
! niet te gedetailleerd → dan voelen weinig mensen zich aangesproken
Hoe beschrijf je de persona
Breed genoeg, maar ook voldoende details → zo spreek je u doelgroep persoonlijk
aan (mensen voelen zich aangesproken) → geen massacommunicatie
3
, Geen verplichte structuur
o Gestructureerd
o Kernwoorden (geen grote blokken tekst)
o Vaak gewerkt met iconen → maakt het visueel aantrekkelijk + valt op
o Maak er een persoon van (foto, naam, hobby’s)
WELKE ATTRIBUTEN
= eigenschappen
→ welke eigenschappen kan je opnemen in een buyer persona → niet alles moet
DEMOGRAFISCH
LEEFTIJD
Zegt niet zoveel
Goed startpunt
Vul aan met generatie + levensfase
Tieners worden vaak aangesproken → staan open voor nieuwe dingen + moeten
nog heel hun leven consumeren
50+ wordt ook vaak getarget → eind carrière → je verdient dan meest + financiële
lasten nemen af
65+
o Zijn met heel veel (grote doelgroep) → vergrijzing
o Mobieler/kapitaalkrachtiger dan vroeger
o Willen autonomie behouden → alle producten die de zelfstandigheid
stimuleren richten zich hierop
COHORTEN
= mensen uit eenzelfde generatie (hebben in hun jeugd hetzelfde
meegemaakt → gelijkenissen in hun consumentengedrag)
Zelfde economische/politieke/technologische ontwikkeling
meegemaakt
Mensen die oorlog meemaakten → alles was toen schaars →
kunnen niet tegen voedselverspilling
GenZ is angstig → maakten oorlog mee + klimaat +
oorlogen
LEVENSCYCLUS
Zegt meer dan je leeftijd
Niet altijd meer klassieke opdeling
GEZINSSITUATIE
DMU = decision making unit
Kan een gezin zijn
Hangt samen met levensfase
GESLACHT
Als het gaat over specifieke producten
4