Spraak – diagnostiek, deel II
VERWORVEN MOTORISCHE SPRAAKSTOORNISSEN
DEEL 1 – SPRAAKAPRAXIE
1. Inleiding
Cursus p. 1-7
4 HC’s en 4 OC’s over dit deel
2. SPRAAKAPRAXIE BEGRIJPEN
2.1. LESDOELEN
Student begrijpt de samenwerking tussen spraak en taal,
Student begrijpt welke informatie in het motorische spraakklankgeheugen zit,
Student definieert wat SA is, wat de meest voorkomende oorzaken zijn en waar de hersenschade zich
meestal bevindt.
2.2. INLEIDING
- 1 van belangrijkste functies van hersenen = controle complexe bewegingen en handelen
- Baby reageert aanvankelijk reflexmatig, in eerste levensjaar leert het doelbewust handelen → training
tot dit vloeiend en nauwkeurig kan → blijven oefenen in loop van ontwikkeling
- Motorische vaardigheden = kunnen we doelbewust inzetten, geleerd door oefening en ervaring
o ≠ bewegingen die genetisch aanwezig zijn, bv: ademhaling, reflexen, …
Praxis (= actie) => vaardigheid om doelbewuste en geleerde motorische vaardigheden uit te voeren
Apraxie (= zonder actie) => stoornis in doelbewust uitvoeren van deze geleerde motorische bewegingen
Spreken = complexe motorische vaardigheid → vraagt betrokkenheid van netwerk van concurrerende
verwerkingsprocessen die in onze hersenen actief worden:
1) Talige processen => ideeën omzetten in woorden, zinnen, verhaal
2) Cognitieve processen => aandacht en concentratie, geheugen, executieve vaardigheden
3) Sensorimotorische processen → interactie tussen zintuiglijke- en motorische verwerking van
spraakklanken
Tijdens spraakontwikkeling in eerste levensjaren leren deze verwerkingsprocessen samenwerken →
voortdurende uitwisseling van sensorische- en motorische informatie
Deze processen functioneren dus als complex interactief netwerk tussen geheugens met sensorische-
en motorische informatie over spraakbewegingen in de hersenen
Spraakverwerving gebeurt automatisch en onbewust → wel door ervaring en oefening, met verbetering en
verfijning tot in puberjaren!
Spraakklanken volgen elkaar zeer snel op (4 syllaben/seconde) en we spreken heel accuraat (1 verspreking
op 1000 woorden).
Spraakapraxie (SA) = wanneer spreken plots/geleidelijk niet meer doelbewust motorisch kan ingezet worden
Pagina 1 van 38
,Spraak – diagnostiek, deel II
2.3. SAMENWERKING TUSSEN SPRAAK EN TAAL
Gesproken woorden begrijpen dankzij samenwerking tussen …
1- Auditieve analysesysteem
2- Auditieve inputlexicon
3- Semantisch systeem
Woorden oproepen dankzij samenwerking tussen …
1- Semantisch systeem
2- Fonologisch outputlexicon
3- Fonologische codering
Als door hersenschade één of meerdere bovengenoemde processen getroffen worden, ontstaat afasie. Als
deze taalverwerkingsprocessen afgerond zijn, wordt deze talige informatie omgezet in spraakmotorische
informatie (= articulatie) → als door hersenschade spraakmotorische processen getroffen worden, ontstaat
een spraakmotorische stoornis = spraakapraxie en/of dysartrie
Na fonologische codering → taal vloeit over in spraak → talige boodschap kan worden uitgesproken met
spraakapparaat
2.3.1. WOORDEN OPROEPEN (= TAAL)
Woorden gerepresenteerd in semantisch systeem = ‘woordenboek’
correspondeert met semantisch geheugen, onderverdeeld in:
o verbaal (of lexicaal) semantisch systeem (woordbetekenissen) => bv zonder problemen woorden met
dezelfde betekenis associëren → ‘Welke woorden horen bij elkaar?’
o non-verbaal (of niet-lexicaal) semantisch systeem (kennis over objecten en mensen) => dezelfde
taken uitvoeren met plaatjes van objecten → ‘Welke voorwerpen horen bij elkaar?’
Hoe meer voorstelbaar een woord, hoe makkelijker geactiveerd → bv: tafel
In auditieve outputlexicon liggen ‘beer’ en ‘peer’ bij elkaar opgeslagen, maar in het semantisch systeem zijn
deze geordend naar de betekenis van het woord. In semantisch systeem liggen ‘kat’ en ‘hond’ dus wel bij
elkaar opgeslagen.
Als lemma ‘kat’ geactiveerd wordt → lemma’s ‘hond’, ‘poes’, ‘konijn’, … worden gecoactiveerd
Als semantische eigenschappen het lemma /kat/ het hoogst activeren, zal de coactivatie van de andere
verwante lemma’s uitdoven en blijft ‘kat’ over → ‘kat’ wordt begrepen
Het semantische systeem is dus een centraal gelegen module => zowel gesproken als geschreven woorden
worden hier begrepen en de mondelinge en geschreven woordproductie vertrekt hieruit
- Dankzij fonologisch outputlexicon kunnen we een gesproken woordvorm beschikbaar maken voor
spreker
o Hoelang is het woord?
o Welke klanken komen erin voor?
o Het klinkt als …
- Hoe meer frequent woord, hoe meer toegang tot lexicon → hiervoor eerst lemma in semantisch systeem
geactiveerd
Pagina 2 van 38
,Spraak – diagnostiek, deel II
Gesproken woordvormen in lexicon, die veel op elkaar lijken, worden soms verwisseld (niet pathologisch) →
daarom aangenomen dat woordvormen die op elkaar lijken samen worden opgeslagen en vermoedelijk
coactiveren
- Woordvorm uit fonologische outputlexicon wordt in fonologische codering gecodeerd →
kruiswoordraadsel
o Woordvorm wordt vastgehouden, fonemen worden geselecteerd en geordend → woordvorm wordt
concreet
- Tijdens deze actie kunnen we fonologisch outputlexicon blijven raadplegen => daarom pijl: →
2.3.2. GESPROKEN WOORD
Fonologische abstracte code /hont/ moet worden voorbereid op een neurologisch commando naar spieren
om woord te kunnen uitspreken → motorische spraakproductie wordt geïnduceerd vanuit taalcommando
Transformatie van code in 2 motorische fasen:
1- Spraakmotorische planning en/of motorische planning
2- Uitvoering (executie)
Op niveau van planning en/of programmering ontstaat spraakapraxie, op niveau van uitvoering ontstaat
dysartrie!
2.4. MOTORISCHE SPRAAKKLANKGEHEUGEN
Spraakapraxie = stoornis die geleerde handelingen treft door stoornis in planning en/of programmering ervan
Daarom kunnen we planning- en programmeringsproces als motorisch geheugen beschouwen waarin
geleerde spraakbewegingen gestockeerd zijn, ingestoken en opgeroepen uit kunnen worden.
Welke informatie zit er nu juist in ons motorisch spraakklankgeheugen?
2.4.1. STRUCTUURSPECIFIEKE INFORMATIE
Selectie van articulatorische bewegingsdoelen → bewegingspatroon wordt gepland:
- Opeenvolging van syllaben (kool – mees = 2 patronen, meerdere bewegingen)
- Articulatieplaats- en wijze
- Temporele eigenschappen van de beweging → duur van beweging, duur van spraakklanken
Voorbeeld: motorische plan voor syllabe /sa/
S A
Kaak en lippen vrij gesloten Kaak openen
Tong hoog tegen alveolaire boog Tong laag
Velumheffing (lucht mag niet door neus want Stembanden sluiten
geen nasale klank)
Stembanden open
Pagina 3 van 38
, Spraak – diagnostiek, deel II
- Timing bepaalt duur van elke spraakklankbeweging en van bewegingen t.o.v. elkaar
- Spraakklankbewegingen worden conceptueel gepland en aangepast aan context:
o Situationele context
▪ Roepen of fluisteren
▪ Snel/traag praten
▪ Met lolly in mond praten
▪ …
o Articulatorische context
▪ Bv /sa/ of /si/ = coarticulatie => spatiële en temporale instructies zijn verschillend afhankelijk
van vocaal die erop volgt
Als abstracte bewegingspatroon af → in staat om de te verwachten auditieve en somatosensorische
informatie te voorspellen uit geheugen (efference copy) → betekent dat spreker voorspellende simulatie
uitvoert voor beweging gebeurt → voorspelling geleerd door sensorimotorische feedback van bewegingen in
verleden
➔ Betekent concreet dat relaties tussen specificaties over contracties van individuele spieren werden
geleerd = intern model → neutrale representatie van omzetting van gewenste bewegingen in motorisch
commando om bewegingsdoelen te bereiken
Tijdens oproepen wan aangepaste plan is tactiele en proprioceptieve feedback beschikbaar (dus niet in
motorische spraakklankgeheugen!)
Stel: spreken met lolly in mond → perifere sensorische feedback kan gebruikt worden om bewegingen aan
te passen → deze temporeel georganiseerde structuurspecifieke motorische plannen worden bezorgd aan
motorische programmering
Eenzelfde volwassene zegt telkens 1x de /s/ in telkens een andere
articulatorische context → /sa/ en /si/
Dit resulteert in tongcurves (elke 10msec) tijdens de articulatie van de /s/
in /sa/ en /si/
De curves tijdens de eerste helft van de articulatie van de /s/ zijn in volle
lijn, de articulatie tijdens de tweede helft van de consonant wordt met
stippenlijn aangeduid.
In geval van nieuw woord (of nonsenswoord) moet motorisch plan vanaf nul worden opgebouwd. Wanneer je
dit woord erna nog eens wil gebruiken, is er een herinnering beschikbaar via het opgeslagen motorische plan
in het motorische geheugen.
➔ Woord meerdere keren uitspreken → plan wordt fijner afgesteld → zal sneller als geheel klaar zijn voor
gebruik
Pagina 4 van 38
VERWORVEN MOTORISCHE SPRAAKSTOORNISSEN
DEEL 1 – SPRAAKAPRAXIE
1. Inleiding
Cursus p. 1-7
4 HC’s en 4 OC’s over dit deel
2. SPRAAKAPRAXIE BEGRIJPEN
2.1. LESDOELEN
Student begrijpt de samenwerking tussen spraak en taal,
Student begrijpt welke informatie in het motorische spraakklankgeheugen zit,
Student definieert wat SA is, wat de meest voorkomende oorzaken zijn en waar de hersenschade zich
meestal bevindt.
2.2. INLEIDING
- 1 van belangrijkste functies van hersenen = controle complexe bewegingen en handelen
- Baby reageert aanvankelijk reflexmatig, in eerste levensjaar leert het doelbewust handelen → training
tot dit vloeiend en nauwkeurig kan → blijven oefenen in loop van ontwikkeling
- Motorische vaardigheden = kunnen we doelbewust inzetten, geleerd door oefening en ervaring
o ≠ bewegingen die genetisch aanwezig zijn, bv: ademhaling, reflexen, …
Praxis (= actie) => vaardigheid om doelbewuste en geleerde motorische vaardigheden uit te voeren
Apraxie (= zonder actie) => stoornis in doelbewust uitvoeren van deze geleerde motorische bewegingen
Spreken = complexe motorische vaardigheid → vraagt betrokkenheid van netwerk van concurrerende
verwerkingsprocessen die in onze hersenen actief worden:
1) Talige processen => ideeën omzetten in woorden, zinnen, verhaal
2) Cognitieve processen => aandacht en concentratie, geheugen, executieve vaardigheden
3) Sensorimotorische processen → interactie tussen zintuiglijke- en motorische verwerking van
spraakklanken
Tijdens spraakontwikkeling in eerste levensjaren leren deze verwerkingsprocessen samenwerken →
voortdurende uitwisseling van sensorische- en motorische informatie
Deze processen functioneren dus als complex interactief netwerk tussen geheugens met sensorische-
en motorische informatie over spraakbewegingen in de hersenen
Spraakverwerving gebeurt automatisch en onbewust → wel door ervaring en oefening, met verbetering en
verfijning tot in puberjaren!
Spraakklanken volgen elkaar zeer snel op (4 syllaben/seconde) en we spreken heel accuraat (1 verspreking
op 1000 woorden).
Spraakapraxie (SA) = wanneer spreken plots/geleidelijk niet meer doelbewust motorisch kan ingezet worden
Pagina 1 van 38
,Spraak – diagnostiek, deel II
2.3. SAMENWERKING TUSSEN SPRAAK EN TAAL
Gesproken woorden begrijpen dankzij samenwerking tussen …
1- Auditieve analysesysteem
2- Auditieve inputlexicon
3- Semantisch systeem
Woorden oproepen dankzij samenwerking tussen …
1- Semantisch systeem
2- Fonologisch outputlexicon
3- Fonologische codering
Als door hersenschade één of meerdere bovengenoemde processen getroffen worden, ontstaat afasie. Als
deze taalverwerkingsprocessen afgerond zijn, wordt deze talige informatie omgezet in spraakmotorische
informatie (= articulatie) → als door hersenschade spraakmotorische processen getroffen worden, ontstaat
een spraakmotorische stoornis = spraakapraxie en/of dysartrie
Na fonologische codering → taal vloeit over in spraak → talige boodschap kan worden uitgesproken met
spraakapparaat
2.3.1. WOORDEN OPROEPEN (= TAAL)
Woorden gerepresenteerd in semantisch systeem = ‘woordenboek’
correspondeert met semantisch geheugen, onderverdeeld in:
o verbaal (of lexicaal) semantisch systeem (woordbetekenissen) => bv zonder problemen woorden met
dezelfde betekenis associëren → ‘Welke woorden horen bij elkaar?’
o non-verbaal (of niet-lexicaal) semantisch systeem (kennis over objecten en mensen) => dezelfde
taken uitvoeren met plaatjes van objecten → ‘Welke voorwerpen horen bij elkaar?’
Hoe meer voorstelbaar een woord, hoe makkelijker geactiveerd → bv: tafel
In auditieve outputlexicon liggen ‘beer’ en ‘peer’ bij elkaar opgeslagen, maar in het semantisch systeem zijn
deze geordend naar de betekenis van het woord. In semantisch systeem liggen ‘kat’ en ‘hond’ dus wel bij
elkaar opgeslagen.
Als lemma ‘kat’ geactiveerd wordt → lemma’s ‘hond’, ‘poes’, ‘konijn’, … worden gecoactiveerd
Als semantische eigenschappen het lemma /kat/ het hoogst activeren, zal de coactivatie van de andere
verwante lemma’s uitdoven en blijft ‘kat’ over → ‘kat’ wordt begrepen
Het semantische systeem is dus een centraal gelegen module => zowel gesproken als geschreven woorden
worden hier begrepen en de mondelinge en geschreven woordproductie vertrekt hieruit
- Dankzij fonologisch outputlexicon kunnen we een gesproken woordvorm beschikbaar maken voor
spreker
o Hoelang is het woord?
o Welke klanken komen erin voor?
o Het klinkt als …
- Hoe meer frequent woord, hoe meer toegang tot lexicon → hiervoor eerst lemma in semantisch systeem
geactiveerd
Pagina 2 van 38
,Spraak – diagnostiek, deel II
Gesproken woordvormen in lexicon, die veel op elkaar lijken, worden soms verwisseld (niet pathologisch) →
daarom aangenomen dat woordvormen die op elkaar lijken samen worden opgeslagen en vermoedelijk
coactiveren
- Woordvorm uit fonologische outputlexicon wordt in fonologische codering gecodeerd →
kruiswoordraadsel
o Woordvorm wordt vastgehouden, fonemen worden geselecteerd en geordend → woordvorm wordt
concreet
- Tijdens deze actie kunnen we fonologisch outputlexicon blijven raadplegen => daarom pijl: →
2.3.2. GESPROKEN WOORD
Fonologische abstracte code /hont/ moet worden voorbereid op een neurologisch commando naar spieren
om woord te kunnen uitspreken → motorische spraakproductie wordt geïnduceerd vanuit taalcommando
Transformatie van code in 2 motorische fasen:
1- Spraakmotorische planning en/of motorische planning
2- Uitvoering (executie)
Op niveau van planning en/of programmering ontstaat spraakapraxie, op niveau van uitvoering ontstaat
dysartrie!
2.4. MOTORISCHE SPRAAKKLANKGEHEUGEN
Spraakapraxie = stoornis die geleerde handelingen treft door stoornis in planning en/of programmering ervan
Daarom kunnen we planning- en programmeringsproces als motorisch geheugen beschouwen waarin
geleerde spraakbewegingen gestockeerd zijn, ingestoken en opgeroepen uit kunnen worden.
Welke informatie zit er nu juist in ons motorisch spraakklankgeheugen?
2.4.1. STRUCTUURSPECIFIEKE INFORMATIE
Selectie van articulatorische bewegingsdoelen → bewegingspatroon wordt gepland:
- Opeenvolging van syllaben (kool – mees = 2 patronen, meerdere bewegingen)
- Articulatieplaats- en wijze
- Temporele eigenschappen van de beweging → duur van beweging, duur van spraakklanken
Voorbeeld: motorische plan voor syllabe /sa/
S A
Kaak en lippen vrij gesloten Kaak openen
Tong hoog tegen alveolaire boog Tong laag
Velumheffing (lucht mag niet door neus want Stembanden sluiten
geen nasale klank)
Stembanden open
Pagina 3 van 38
, Spraak – diagnostiek, deel II
- Timing bepaalt duur van elke spraakklankbeweging en van bewegingen t.o.v. elkaar
- Spraakklankbewegingen worden conceptueel gepland en aangepast aan context:
o Situationele context
▪ Roepen of fluisteren
▪ Snel/traag praten
▪ Met lolly in mond praten
▪ …
o Articulatorische context
▪ Bv /sa/ of /si/ = coarticulatie => spatiële en temporale instructies zijn verschillend afhankelijk
van vocaal die erop volgt
Als abstracte bewegingspatroon af → in staat om de te verwachten auditieve en somatosensorische
informatie te voorspellen uit geheugen (efference copy) → betekent dat spreker voorspellende simulatie
uitvoert voor beweging gebeurt → voorspelling geleerd door sensorimotorische feedback van bewegingen in
verleden
➔ Betekent concreet dat relaties tussen specificaties over contracties van individuele spieren werden
geleerd = intern model → neutrale representatie van omzetting van gewenste bewegingen in motorisch
commando om bewegingsdoelen te bereiken
Tijdens oproepen wan aangepaste plan is tactiele en proprioceptieve feedback beschikbaar (dus niet in
motorische spraakklankgeheugen!)
Stel: spreken met lolly in mond → perifere sensorische feedback kan gebruikt worden om bewegingen aan
te passen → deze temporeel georganiseerde structuurspecifieke motorische plannen worden bezorgd aan
motorische programmering
Eenzelfde volwassene zegt telkens 1x de /s/ in telkens een andere
articulatorische context → /sa/ en /si/
Dit resulteert in tongcurves (elke 10msec) tijdens de articulatie van de /s/
in /sa/ en /si/
De curves tijdens de eerste helft van de articulatie van de /s/ zijn in volle
lijn, de articulatie tijdens de tweede helft van de consonant wordt met
stippenlijn aangeduid.
In geval van nieuw woord (of nonsenswoord) moet motorisch plan vanaf nul worden opgebouwd. Wanneer je
dit woord erna nog eens wil gebruiken, is er een herinnering beschikbaar via het opgeslagen motorische plan
in het motorische geheugen.
➔ Woord meerdere keren uitspreken → plan wordt fijner afgesteld → zal sneller als geheel klaar zijn voor
gebruik
Pagina 4 van 38