Tessa Muyzers
2024-2025
Inhoud
Inleiding tot wetenschappelijk redeneren .................................................................................3
1. Psychologie als een manier van denken ............................................................................3
2. Bronnen van informatie ....................................................................................................7
Grondslagen van onderzoek ................................................................................................... 12
1. Drie beweringen, vier validiteiten .................................................................................... 12
Ethische richtlijnen voor psychologisch onderzoek.............................................................. 20
Enquêteonderzoek ................................................................................................................ 26
1. Het identificeren van goede metingen ............................................................................. 26
2. Enquêtes en observaties ................................................................................................ 31
Sampling (steekproeftrekking) ............................................................................................... 37
Steekproeftechnieken ........................................................................................................ 39
Bivariaat correlationeel onderzoek ......................................................................................... 47
3 voorbeelden: ................................................................................................................... 47
Evaluatie van validiteit........................................................................................................ 49
Multivariate correlationeel onderzoek .................................................................................... 55
Criteria voor causaliteit ...................................................................................................... 55
Longitudinale ontwerpen.................................................................................................... 55
Meervoudige regressie ....................................................................................................... 58
Mediation .......................................................................................................................... 62
Controleren voor confounders ............................................................................................ 64
Eenvoudig experimenteel onderzoek ...................................................................................... 65
2 voorbeelden .................................................................................................................... 65
Experimentele variabelen ................................................................................................... 66
Potential Outcomes Framework ......................................................................................... 66
Eenvoudig experiment ........................................................................................................ 67
Experimenten .................................................................................................................... 67
Evalueren van vier aspecten van validiteit ........................................................................... 72
Experimenten: verstorende en verhullende variabelen ............................................................ 74
Voorbeelden van slechte experimenten .............................................................................. 74
Bedreigingen interne validiteit ............................................................................................ 74
1
, Nuleffecten ....................................................................................................................... 81
Power ................................................................................................................................ 84
Experimenten met meer dan 1 onafhankelijke variabele .......................................................... 87
Experiment met 1 onafhankelijke variabele ......................................................................... 87
Factoriële ontwerpen ......................................................................................................... 88
Hoofd- en interactie-effecten (main and interaction effects) ................................................ 89
Effecten uitleggen .............................................................................................................. 91
Quasi-experimenten, small-N designs & replicatie ................................................................. 96
Quasi-experimenten .......................................................................................................... 96
Small-N experiment ......................................................................................................... 100
Replicatie ........................................................................................................................ 102
Meta-analyse ................................................................................................................... 106
Generaliseerbaarheid ...................................................................................................... 108
2
,INLEIDING TOT WETENSCHAPPELIJK REDENEREN
1. Psychologie als een manier van denken
Onderzoek produceren versus consumeren
Research producer = iemand die zelf onderzoek uitvoert
Research consumer = iemand die bestaand onderzoek leest, interpreteert en toepast / iemand
die gebruik maakt van onderzoeksresultaten om zijn of haar leven te verbeteren (bv. mensen met
een beperking)
Voorbeeld: toont aan hoe belangrijk de research consumer kan zijn
- ‘Ik ben in de VS alle mogelijke opleidingen gaan volgen, bij de absolute toppers: Griet Op
de Beeck reageert op de kritiek’
- Griet heeft geen diploma maar ze geeft toch therapie (en ze vindt dat zelf oké)
- Ze heeft zich gebaseerd op een studie waarin staat dat dit effectief ook werkt, maar als je
verder in dit artikel kijkt klopt het niet helemaal (bv. het had een kleine steekproefgrootte,
geen controlegroep, …)
- (Zie dia 5)
• Een kritische mindset is essentieel
• Niet al het gepubliceerde onderzoek is correct of betrouwbaar
• Replicatiecrisis in de psychologie
(Zie dia 6)
- Artikel over de toekomst voorspellen
- Onderzoek ziet er redelijk betrouwbaar uit
o 9 onderzoeken
o Bewezen dat mensen op een bepaalde manier konden voorspellen wat er later
kon gebeuren
- Blijkbaar deed hij veel meer onderzoeken dan 9 maar alleen deze 9 werden
gerapporteerd als resultaat
- Hij speelde met de variabels (vervalste hen) waardoor de uitkomsten veranderden
Hoe wetenschappers werken
- Wetenschap is gebaseerd op empirisme
- Wetenschappers testen theorieën
- Wetenschappers werken aan fundamentele en toegepaste problemen
- Wetenschap evolueert voortdurend
- Wetenschappers publiceren hun bevindingen in wetenschappelijke tijdschriften
- Wetenschappers communiceren met het grote publiek via journalisten
3
,Empirisme
Empirische methode is gebaseerd op gegevens verkregen door:
- Onze zintuigen (zicht, gehoor, aanraking)
- Instrumenten die onze zintuigen ondersteunen (thermometer, vragenlijsten, timer)
Empiristen streven ernaar om onderzoek op een systematische, rigoureuze en reproduceerbare
manier uit te voeren
Empirisme is niet gebaseerd op eigen ervaringen, intuïtie of autoriteitsfiguren
Wetenschappers testen theorieën
Er is een verschil tussen exploratief (inductief) en bevestigend (deductief) onderzoek!
Exploratief Bevestigend
Nieuwe ideeën verkennen zonder voorafgaande Test specifieke hypothesen die
hypothesen (bv. kwaliteitsonderzoeken zoals voortkomen uit bestaande theorieën
interviews, je test geen hypothesen maar je wilt een
bepaald onderwerp begrijpen)
Theorie-data cyclus:
Harlow (1958): Cupboard theory vs contact comfort theory
- Cupboard theory: baby’s hechten zich aan hun moeder omdat zij voedsel levert
- Contactcomforttheorie: baby’s hechten zich aan hun moeder door fysiek contact en
warmte
- Hij wou kijken welke van de 2 klopt, dus testen gedaan voor beide (→ er was meer
support voor de contactcomforttheorie)
Kenmerken van goede theorieën:
• Ondersteund door data
• Falsifieerbaar (zo niet: dan is het een pseudowetenschap)
• Parsimonieus (“Occam’s razor”)
4
,Voorbeelden van niet-falsifieerbare theorieën:
- Gelovers in facilitated communication-therapie (gebruikt bij zware autisme, directe
begeleiding van de hand over een soort toetsenbord heen; lijkt goed maar na onderzoek
merkte men dat de begeleider de communicatie heel hard onbewust beïnvloed)
- Zie het boek “De ongelovige Thomas heeft een punt”
Theorieën worden geëvalueerd op basis van alle beschikbare bewijzen
- Een theorie kan nooit definitief worden “bewezen”, maar wel gefalsifieerd worden
- Replicatie is cruciaal
Mertons wetenschappelijke normen:
1. Universalisme (iedereen kan research doen)
2. Gemeenschappelijkheid (resultaten worden gecommuniceerd met elkaar)
3. Onbaatzuchtigheid (research moet gedaan worden voor verbetering, niet voor
alternatieve zaken zoals veel geld verdienen, …)
4. Georganiseerd scepticisme (is de research op de juiste manier gedaan?)
Fundamenteel vs toegepast onderzoek
Fundamenteel onderzoek Toegepast onderzoek
Uitbreiden van algemene kennis zonder Oplossen van specifieke, praktische
directe praktische toepassing problemen, toegepast in de echte wereld
Translational ligt tussenin, eerst heb je basic research nodig vooraleer je over kan gaan naar
toegepaste research
Voortdurend in ontwikkeling
Theorieën worden voortdurend getest, aangepast en gefalsifieerd
Onderzoek leidt tot vervolgonderzoek
- Bv. impact van kleur op benaderings- en vermijdingsmotivatie in context – Meier et al.,
2012
- Rood gebruikt voor stop (vermijding) en blauw voor go (benadering)
- Hoe snel lopen de participanten naar hun onderzoekskamer na het weten wat de vrouw
aanheeft (blauwe of rode bloes)
- Resultaat: in een dating context zijn ze sneller bij rood, in een intelligentiecontext bij
blauw
5
,Maar bij replicatie gefalsifieerd (zijn te kleine effecten)
Publiceren
Manuscripten worden ingediend bij wetenschappelijke tijdschriften (bv. Nature, Science,
Psychological Bulletin)
Hierna volgt een peer-reviewproces
- Betrokken partijen: redacteur, beoordelaars, auteurs
- Mogelijke uitkomsten: afgewezen, reviseren en opnieuw indienen, geaccepteerd
Aantal ingediende en gepubliceerde artikelen in Nature tussen 1997 en 2017:
Percentage geaccepteerde artikelen in Nature tussen 1997 en 2017:
Het wordt moeilijker om een
research te publiceren
6
,De wetenschappelijke nieuwscyclus
Media is gebruikt als verspreiding voor
research (betrouwbaarheid?)
2. Bronnen van informatie
Onderzoekers:
- Gebruiken een vergelijkingsgroep
- Controleren voor derde variabelen
- Proberen informatie zonder bias te evalueren
Onderzoek is beter dan:
- Ervaring
- Intuïtie
- Autoriteitsargumenten
Onderzoek vs ervaring
Ervaring: heeft geen vergelijkingsgroep
Onderzoek: wordt beïnvloed door derde variabelen
➔ Onderzoek is betrouwbaarder dan eigen ervaringen
Voorbeeld: Dr. Benjamin Rush – Aderlating
- Behandeling werd nooit vergeleken met een vergelijkingsgroep
7
,Illustratie van de rol van vergelijkingsgroepen:
Ervaring is ‘confounded’ → we controleren onze eigen ervaring niet voor meerdere, tegelijkertijd
werkende factoren die onze gevoelens en gedragingen beïnvloeden (bv. gaan boxen als training
voor om te gaan met kwade gevoelens)
Onderzoekers:
- Gebruiken een controlegroep
- Controleren voor confounders
- Proberen informatie zonder bias te evalueren
Voorbeeld: Bushman (2002) – Catharsis hypothesis
- Ze hebben controlegroepen
- Participanten moeten korte tekst schrijven
- Tekst wordt gelezen en je kreeg feedback
(slechte)
- Goal was om je kwaad te maken
- 3 groepen:
o 1e moet al zittend wachten
o 2e ook wachten maar met oefening tegen boksbal
o 3e ook boksbal maar met foto van feedback-gever erop
- Daarna kijken hoeveel ze de feedback-gever straffen
- Hoogste agressie bij groep 3, laagste bij groep 1 en tussenin bij 2
- DUS: het tegenovergestelde gevonden dan de catharsis theorie
Onderzoek is probabilistisch: in elke groep is variatie (het is mogelijk dat je bij een individu wel
positieve effecten ziet)
8
,Onderzoek vs intuïtie
Enkele cognitieve biases:
Een goed verhaal De neiging om een verklaring te accepteren die logisch klinkt,
zelfs als er weinig bewijs voor is
Beschikbaarheidsheuristiek De neiging om informatie die gemakkelijk beschikbaar is
(bijvoorbeeld recente of opvallende gebeurtenissen) zwaarder
te wegen dan andere informatie
Present/Present bias De neiging om te denken dat er een verband is tussen twee
gebeurtenissen die beide aanwezig zijn, terwijl we vaak niet
letten op gevallen waarin een van beide afwezig is
Bevestigingsbias De neiging om informatie te zoeken, te interpreteren of te
(confirmation bias) herinneren die onze bestaande overtuigingen of hypotheses
bevestigt, terwijl tegenstrijdige informatie wordt genegeerd
Bevestigende De neiging om alleen gegevens te verzamelen of experimenten
hypothesetests uit te voeren die onze hypothese bevestigen, in plaats van
(confirmatory hypothesis diegenen die de hypothese zouden kunnen weerleggen
testing)
Bias-blind spot Het idee dat anderen vatbaarder zijn voor cognitieve biases dan
wijzelf. We erkennen de biases in anderen, maar niet in onszelf
9
, Autoriteitsfiguren
Voorbeelden:
- Vaccins: artikel dat er problemen met het vaccin voor mazelen zijn omdat het misschien
gerelateerd is aan autisme
o Schrijver werd betaald door een bedrijf dat concurrent van die vaccin-producent
is (dus alternatief motief)
o Hij heeft data veranderd
- Trump: extreem voorbeeld van iemand die autoriteit gebruikt om extreme uitspraken te
doen en geloofbaar doen lijken
Overzicht
Er zijn dus verschillende bronnen van informatie waaruit we onze conclusies kunnen trekken
Er zijn risico’s aan gebonden zoals jezelf misleiden (maar wetenschappelijke research probeert
dit tegen te gaan)
Bij ‘journal articles’ is men meestal kritisch geweest vooraleer te publiceren (door peer review)
maar bij vele andere bronnen meestal niet (dus pas hiermee op)
10