PARODONTOLOGIE
anatomie, structuur en functie van parodontium:
__________________________________________________Basis:
wat is parodontologie:
1. Parodontologie:
→ afgeleid van griekse woorden
⤷ para (rond) en odous (tand) ⇒ rond de tand, paradontologie
parodontologie tak van tandheelkunde die zich bezighoudt met preventie, diagnose
en behandeling van aandoeningen aan het tandvlees en de
onderliggende structuren die de tanden ondersteunen
2. Rol parodontoloog:
→ getraind om complexe parodontale gevallen te behandelen
⤷ ook chirurgische ingrepen uitvoeren ivm ernstige parodontitis
→ houdt zich vaak bezig met implantologie
parodontoloog tandarts die gespecialiseerd is in de preventie, diagnose en
behandeling van parodontale aandoeningen (gingivitis, parodontitis, …)
3. Rol mondhygiënist:
→ essentiële rol bij preventie en behandeling van parodontale aandoeningen
→ uitvoeringen:
- periodieke controles
- diepte reinigingen (SRP)
- herbeoordelingen na ini
- voorlichtingen over mondhygiëne
- instructies voor thuiszorg voor bevorderen gezondheid tandvlees
→ alles wat parodontoloog doet
⤷ behalve: • toedienen infiltratie
• geleidingsanesthesie
• chirurgische behandeling
1
,parodontologie
1. Inleiding:
→ parodontium biedt ondersteuning om tanden in functie te houden
→ bestaat uit 4 hoofdcomponenten
- gingiva
- parodontale ligamenten
- cementum
- alveolair bot
→ componenten andere weefselsarchitectuur, locatie, biochemische samenstelling
⤷ functioneren wel samen als 1 eenheid
→ staan in verbinding met elkaar
⤷ pathologische verandering in 1 component gevolgen voor de andere
⤷ gevolgen obv onderhoud, herstel, …
2. Orale slijmvliezen:
→ bestaat uit 3 zones:
● gingiva
⤷ bedekking hard gehemelte
⤷ bedekt alveolaire processen van kaken
⤷ omringt nekken van tanden
● dorsale gedeelte van tong
⤷ bedekt met gespecialiseerd slijmvlies
● mondslijmvlies
⤷ bekleedt rest van mondholte
2
,________________________________________________Gingiva:
klinische kenmerken:
1. Inleiding:
→ verdeeld in: marginale, aangehechte en interdentale gebieden
→ alle types gestructureerd om op juiste manier te functioneren
⤷ tegen mechanische en microbiële schade
→ gingiva vormt barrière tegen binnendringen microben en schadelijke stoffen
2. Marginale gingiva:
→ eindrand van tandvlees dat tand als kraag omgeeft
→ meestal begrensd door ondiepe lineaire depressie
⇒ vrije gingiva groef
→ 1 mm breed en is zachte weefsel wand van gingivale sulcus
→ meest apical punt
⇒ gingivale zenit
3. Gingivale sulcus:
→ ondiepe ruimte / spleet rond tand
→ begrensd door tandoppervlak en epitheel dat vrije rand tandvlees bekleedt
→ V-vormig moeilijk te sonderen met parosonde
⤷ sondeerdiepte meten
→ diepte sulcus belangrijke diagnostische parameter
⤷ normaal ongeveer 0 mm
⤷ in wetenschappelijke studies: 1,8 mm
→ verschil histologische diepte en penetratiediepte van sonde
⤷ penetratie van sonde hangt af van sondediameter, kracht en ontstekingsniveau
4. Aangehechte gingiva:
→ doorlopend met marginale gingiva
→ veerkrachtig stevig gebonden aan onderliggende periosteum van alveolair bot
→ afgebakend door mucogingivale junctie
→ breedte: afstand tussen mucogingivale en parodontale pocket
⤷ verschilt in delen verschillende delen mond
- grootst in gebied snijtanden
- smalst in posterieure elementen
→ mucogingivale junctie blijft gelijk gedurende volwassen leven
⤷ verandering veroorzaakt door verandering in positie van coronale deel
→ eindigt aan linguale zijde op overgang van linguale alveolaire slijmvlies
→ palatinale oppervlak versmelt met stevige en veerkrachtige palatinale slijmvlies
3
, 5. Interdentale gingiva:
→ beslaat gingivale embrasure
⤷ ruimte rond contactpunt / interproximale ruimte onder contactpunt
→ kan 2 vormen hebben:
• piramidaal ⇒ papil recht onder contactpunt
• col-vorm ⇒ depressie die faciale en linguale papil verbindt
⇒ komt overeen met vorm interproximaal contact
→ vorm gingiva in interdentale ruimte hangt af van contactpunt
⤷ kan wel of niet aanwezig zijn
⤷ tussen aangrenzende tanden en afstand contactpunt en ossale kam
→ kan ook diasteem aanwezig zijn
⤷ gingiva stevig over interdentale bot gebonden
⤷ glad, afgerond oppervlak zonder interdentale papillen te vormen
→ vorm interdentaal papil afhankelijk van afmerint gingivale embrasure
Anatomische variaties van interdentale col in normaal tandvlees en na recessie:
(A en B) mandibulaire anterieure regio.
(C en D) mandibulaire posterieure regio.
Tandcontactpunten ⇒ zwarte markeringen
4
anatomie, structuur en functie van parodontium:
__________________________________________________Basis:
wat is parodontologie:
1. Parodontologie:
→ afgeleid van griekse woorden
⤷ para (rond) en odous (tand) ⇒ rond de tand, paradontologie
parodontologie tak van tandheelkunde die zich bezighoudt met preventie, diagnose
en behandeling van aandoeningen aan het tandvlees en de
onderliggende structuren die de tanden ondersteunen
2. Rol parodontoloog:
→ getraind om complexe parodontale gevallen te behandelen
⤷ ook chirurgische ingrepen uitvoeren ivm ernstige parodontitis
→ houdt zich vaak bezig met implantologie
parodontoloog tandarts die gespecialiseerd is in de preventie, diagnose en
behandeling van parodontale aandoeningen (gingivitis, parodontitis, …)
3. Rol mondhygiënist:
→ essentiële rol bij preventie en behandeling van parodontale aandoeningen
→ uitvoeringen:
- periodieke controles
- diepte reinigingen (SRP)
- herbeoordelingen na ini
- voorlichtingen over mondhygiëne
- instructies voor thuiszorg voor bevorderen gezondheid tandvlees
→ alles wat parodontoloog doet
⤷ behalve: • toedienen infiltratie
• geleidingsanesthesie
• chirurgische behandeling
1
,parodontologie
1. Inleiding:
→ parodontium biedt ondersteuning om tanden in functie te houden
→ bestaat uit 4 hoofdcomponenten
- gingiva
- parodontale ligamenten
- cementum
- alveolair bot
→ componenten andere weefselsarchitectuur, locatie, biochemische samenstelling
⤷ functioneren wel samen als 1 eenheid
→ staan in verbinding met elkaar
⤷ pathologische verandering in 1 component gevolgen voor de andere
⤷ gevolgen obv onderhoud, herstel, …
2. Orale slijmvliezen:
→ bestaat uit 3 zones:
● gingiva
⤷ bedekking hard gehemelte
⤷ bedekt alveolaire processen van kaken
⤷ omringt nekken van tanden
● dorsale gedeelte van tong
⤷ bedekt met gespecialiseerd slijmvlies
● mondslijmvlies
⤷ bekleedt rest van mondholte
2
,________________________________________________Gingiva:
klinische kenmerken:
1. Inleiding:
→ verdeeld in: marginale, aangehechte en interdentale gebieden
→ alle types gestructureerd om op juiste manier te functioneren
⤷ tegen mechanische en microbiële schade
→ gingiva vormt barrière tegen binnendringen microben en schadelijke stoffen
2. Marginale gingiva:
→ eindrand van tandvlees dat tand als kraag omgeeft
→ meestal begrensd door ondiepe lineaire depressie
⇒ vrije gingiva groef
→ 1 mm breed en is zachte weefsel wand van gingivale sulcus
→ meest apical punt
⇒ gingivale zenit
3. Gingivale sulcus:
→ ondiepe ruimte / spleet rond tand
→ begrensd door tandoppervlak en epitheel dat vrije rand tandvlees bekleedt
→ V-vormig moeilijk te sonderen met parosonde
⤷ sondeerdiepte meten
→ diepte sulcus belangrijke diagnostische parameter
⤷ normaal ongeveer 0 mm
⤷ in wetenschappelijke studies: 1,8 mm
→ verschil histologische diepte en penetratiediepte van sonde
⤷ penetratie van sonde hangt af van sondediameter, kracht en ontstekingsniveau
4. Aangehechte gingiva:
→ doorlopend met marginale gingiva
→ veerkrachtig stevig gebonden aan onderliggende periosteum van alveolair bot
→ afgebakend door mucogingivale junctie
→ breedte: afstand tussen mucogingivale en parodontale pocket
⤷ verschilt in delen verschillende delen mond
- grootst in gebied snijtanden
- smalst in posterieure elementen
→ mucogingivale junctie blijft gelijk gedurende volwassen leven
⤷ verandering veroorzaakt door verandering in positie van coronale deel
→ eindigt aan linguale zijde op overgang van linguale alveolaire slijmvlies
→ palatinale oppervlak versmelt met stevige en veerkrachtige palatinale slijmvlies
3
, 5. Interdentale gingiva:
→ beslaat gingivale embrasure
⤷ ruimte rond contactpunt / interproximale ruimte onder contactpunt
→ kan 2 vormen hebben:
• piramidaal ⇒ papil recht onder contactpunt
• col-vorm ⇒ depressie die faciale en linguale papil verbindt
⇒ komt overeen met vorm interproximaal contact
→ vorm gingiva in interdentale ruimte hangt af van contactpunt
⤷ kan wel of niet aanwezig zijn
⤷ tussen aangrenzende tanden en afstand contactpunt en ossale kam
→ kan ook diasteem aanwezig zijn
⤷ gingiva stevig over interdentale bot gebonden
⤷ glad, afgerond oppervlak zonder interdentale papillen te vormen
→ vorm interdentaal papil afhankelijk van afmerint gingivale embrasure
Anatomische variaties van interdentale col in normaal tandvlees en na recessie:
(A en B) mandibulaire anterieure regio.
(C en D) mandibulaire posterieure regio.
Tandcontactpunten ⇒ zwarte markeringen
4