Rhesus en bloedgroepen
1.het immuunsysteem
bestaat uit aangeboren gedeelte & verworven gedeelte
- angeboren: huid, killer cells, fagocyten etc. → X tegen specifieke indringers
a
- verworven: detecteren en dan reageren van indringer→ specifiek
lichaam gt indringer vernietigen of onderdrukken dr complex
communicatiemechanisme.
- erworven immuunsysteem veroorzaakt primaire (1e aanval tegen stoffen)
v
ensecundaireimmuunrespons (geheugencellen)
- cellulaire of humorale afweer:
- cellulair=reactietreedtopdrdirectcontactmetimmuuncel;cellulaire
afweer w veroorzaakt dr T-lymfocyten. (want aanmaak in thymusklier)
- umoraal= aanmaken van afweerstoffen viaB-lymfocyten(wantaanmaakin
h
beenmerg). worden plasmacellen.
- antigen= specifieke lichaamsvreemde stof
- antilichaam= eiwit aangemaakt door plasmacel Tegenantigen.
- kan actief (zelf antistoffen aanmaken) of Passief (antistoffen w
toegediend, bv. vaccin/afweerstoffen nr kind via placenta)
- e blootstelling →stimulatie naïeve lymfocyten (hebben nog X contact
1
gehadmetvreemdeantigenen).Deelhiervanvaltaan=effectorcellen.Deel
w geprogrammeerd om snel te reageren als // antigen zou terugkeren =
geheugencellen
- -lymfocyten (aanmaak in beenmerg → vormen antistoffen. rijpe B-cel draagt
B
antistoffen op celwand die corresponderen met 1 bepaald antigen) →
Immuunglobuline of IG
- B-lymfocyt w blootgesteld a antigen → sommige van de B-stoffen worden
actiefenproduceren++antistoffen&scheidendezeuit.Deze cellennoemen
weplasmacellen
- 5 klassen IGof gammaglobulines
- G
- A
- E
- M
- D
antistof→4eiwitketens:(korte)lichteketensen(lange)
zware ketensin Y-vorm.
2 delen:
→FAB: fraction antigen binding = specifiek per antigen
→FCregio: fraction crystallisable = bij elke IGhetzelfde
, 2. IgG
- rote meerderheid
g
- bezorgen passieve immuniteit a kind (via placenta)
- kunnen rhesusziekten veroorzaken
- activeren complementsysteem
- secundaire immuunrespons→ komen vooral uit geheugencellen.
3. andere immuunglobulines
- IgA: externe secreties bv. BoVoe
- IgE: allergische reacties
- IgM:primaire immuunrespons
- = veel groter → 5 Y’s
- passeert placenta niet
- komt X voor bij tweede infectie dr een antigen, dan eerder IgG
- complementsysteem (= de complexe kettingreactie die w uitgelokt en
verschillende stoffen elkaar doet activeren waardoor immuunreactie w
uitgelokt. = aangeboren immuunrespons)
- p.62-63 info over IgM en IgG in navelstrengbloed
4. bloedgroepen
- ijn antigenen(specifieker glycoproteïnen = eiwitmet suikerrest) op opp van RBC.
z
- belangrijkste bloedgroepen
- A(heeft antigen A op rbc)
- B(heeft antigen B op rbc)
- AB(heeft antigen A en B op rbc)
- O(geen antigen op rbc → men spreekt van‘bloedgroepnul’)
- wel basis eiwitje op opp. gedeeld met A & B, maar geen echt antigen
→ overerving volgensMendel(p.64)
- bloedgroepAkangeenanti-Aafweerstoffenaanmakenmaarwelbv.anti-B.Omaakt
owel anti-A als -B. → nul kan iedereen geven maar niemand ontvangen.
z
- ellkills
K
- Duffydies
- Lewislives
. Resus
5
- = ook soort bloedgroep (op 1e chromosoom, betreft 3 gen loci ‘D C E’)
- E of e; C of c; D of d (d betekent in principe geenresus antigen= +- // bv bij bg O)
- tnische verschillen in voorkomen resusnegativiteit
e
- Afrikaanse oorsprong → resuspseudogen = stopcodon en zorgt vr resus-positief
DNA maar serologisch wel resus negatief
1.het immuunsysteem
bestaat uit aangeboren gedeelte & verworven gedeelte
- angeboren: huid, killer cells, fagocyten etc. → X tegen specifieke indringers
a
- verworven: detecteren en dan reageren van indringer→ specifiek
lichaam gt indringer vernietigen of onderdrukken dr complex
communicatiemechanisme.
- erworven immuunsysteem veroorzaakt primaire (1e aanval tegen stoffen)
v
ensecundaireimmuunrespons (geheugencellen)
- cellulaire of humorale afweer:
- cellulair=reactietreedtopdrdirectcontactmetimmuuncel;cellulaire
afweer w veroorzaakt dr T-lymfocyten. (want aanmaak in thymusklier)
- umoraal= aanmaken van afweerstoffen viaB-lymfocyten(wantaanmaakin
h
beenmerg). worden plasmacellen.
- antigen= specifieke lichaamsvreemde stof
- antilichaam= eiwit aangemaakt door plasmacel Tegenantigen.
- kan actief (zelf antistoffen aanmaken) of Passief (antistoffen w
toegediend, bv. vaccin/afweerstoffen nr kind via placenta)
- e blootstelling →stimulatie naïeve lymfocyten (hebben nog X contact
1
gehadmetvreemdeantigenen).Deelhiervanvaltaan=effectorcellen.Deel
w geprogrammeerd om snel te reageren als // antigen zou terugkeren =
geheugencellen
- -lymfocyten (aanmaak in beenmerg → vormen antistoffen. rijpe B-cel draagt
B
antistoffen op celwand die corresponderen met 1 bepaald antigen) →
Immuunglobuline of IG
- B-lymfocyt w blootgesteld a antigen → sommige van de B-stoffen worden
actiefenproduceren++antistoffen&scheidendezeuit.Deze cellennoemen
weplasmacellen
- 5 klassen IGof gammaglobulines
- G
- A
- E
- M
- D
antistof→4eiwitketens:(korte)lichteketensen(lange)
zware ketensin Y-vorm.
2 delen:
→FAB: fraction antigen binding = specifiek per antigen
→FCregio: fraction crystallisable = bij elke IGhetzelfde
, 2. IgG
- rote meerderheid
g
- bezorgen passieve immuniteit a kind (via placenta)
- kunnen rhesusziekten veroorzaken
- activeren complementsysteem
- secundaire immuunrespons→ komen vooral uit geheugencellen.
3. andere immuunglobulines
- IgA: externe secreties bv. BoVoe
- IgE: allergische reacties
- IgM:primaire immuunrespons
- = veel groter → 5 Y’s
- passeert placenta niet
- komt X voor bij tweede infectie dr een antigen, dan eerder IgG
- complementsysteem (= de complexe kettingreactie die w uitgelokt en
verschillende stoffen elkaar doet activeren waardoor immuunreactie w
uitgelokt. = aangeboren immuunrespons)
- p.62-63 info over IgM en IgG in navelstrengbloed
4. bloedgroepen
- ijn antigenen(specifieker glycoproteïnen = eiwitmet suikerrest) op opp van RBC.
z
- belangrijkste bloedgroepen
- A(heeft antigen A op rbc)
- B(heeft antigen B op rbc)
- AB(heeft antigen A en B op rbc)
- O(geen antigen op rbc → men spreekt van‘bloedgroepnul’)
- wel basis eiwitje op opp. gedeeld met A & B, maar geen echt antigen
→ overerving volgensMendel(p.64)
- bloedgroepAkangeenanti-Aafweerstoffenaanmakenmaarwelbv.anti-B.Omaakt
owel anti-A als -B. → nul kan iedereen geven maar niemand ontvangen.
z
- ellkills
K
- Duffydies
- Lewislives
. Resus
5
- = ook soort bloedgroep (op 1e chromosoom, betreft 3 gen loci ‘D C E’)
- E of e; C of c; D of d (d betekent in principe geenresus antigen= +- // bv bij bg O)
- tnische verschillen in voorkomen resusnegativiteit
e
- Afrikaanse oorsprong → resuspseudogen = stopcodon en zorgt vr resus-positief
DNA maar serologisch wel resus negatief