Diversiteit
Interculturele competenties = niet zwart wit denken maar verschillende sterktes
A = attitude (diversiteitsbad hier extra nadruk op)
K= kennis
S= skills
1. Zelfkennis
Bril met drie o’s
Omgeving, opleiding, opvoeding
Beinvloeden hoe jij in het werkveld aan de slag gaat
2. Flexibiliteit
Kan ik afhankelijk van de situatie mezelf aanpassen, kan ik open zijn als iemand iets zegt op een
andere manier
Schema’s die we hebben over situaties
Dynamische manier van omgaan
3. Veerkracht
Als het lastig wordt ben je in staat om er toch mee om te gaan bv met negatieve gevoelens of
feedback krijgen of geven. Je kan er alleen maar van leren maar kan aanvallend overkomen
Geloof ik wat ik zie of zie ik wat ik geloof
4. Ontvankelijkheid
Iets wat je nog nooit hebt meegemaakt, even inspringen (voorbeeld man in supermarkt)
Privileges: Ontvankelijkheid heeft te maken met privileges (= macht)
1
, 5. Kennis-verweving
Verschillen als mens, mama, docent, …
6. Relationeel
Identiteit: een veelkleurig, veelvormig en bewegend
mozaïek
Openstaan voor andere
Er zijn dingen aan het veranderen omdat je volwassen aan
het worden bent
Je krijgt een andere denkwijze dan je ouders
Je vind mensen die anders zijn of gelijk zijn
Mikado: al die stukjes die je bent, dat is het gene dat
speelt, niet de person die je als eerst ontmoet
7. Communicatie
Conceptueel kader van TOPOI
Taal: Betekenissen van ieders verbale en non-verbale taal
Ordening: De zienswijze en logica van eenieder
Personen: Identiteit en betrekking: wie is eenieder voor elkaar en voor zichzelf? Hoe is de onderlinge
relatie?
Organisatie: Functionele kader: hoe is het georganiseerd en hoe zijn de machtsverhoudingen?
Inzet: Motieven of beweegredenen van eenieder
2
,Inzet: uitleggen dat je niet boos bent omdat je riep maar omdat je geschrokken was (voorbeeld les
kind die straat oversteekt), in de les zitten, maar je moet iets bestellen op Zalando (multitasken)
8. Conflicthantering
Meestal die beneden
Boven is ons belang
9. Multiperspectiviteit
Luisteren wat mensen te zeggen hebben, in hun waarheid kijken.
3
, LES 1: THEORETISCHE BESCHOUWING
1.1 Algemene theorie
Wat is cultuur?
“Cultuur is een door een gemeenschap gedeeld systeem van waarden, normen, ideeën,
attitudes, gedragingen, communicatiemiddelen en de producten ervan, die van generatie op
generatie worden overgeleverd” (van Oudenhoven 2012)
= het vormen van een identiteit en je vormen in een groep. Verklaarbare van
onverklaarbaarder gedrag is cultuur niet want het is nooit de oorzaak
- Frieten met stoofvlees = Vlaamse cultuur maar Vlaanderen is ook nog opgesplitst (van
bier naar handjes naar frieten enzo)
Er is geen DE cultuur
4 Culturele visies
1. Essentialistisch
= hofsteden: cultuur is een ui. Een ding dat bestaat uit laagjes en wnr je naar binnen gaat
zitten de waarden en normen, dat wat je niet direct ziet. Om een ander te begrijpen moet je
weten wat er in de kern zit. Outsider perspectief als in hoe kijk ik nr een andere cultuur. Wij-
zei denken als nadeel omdat alles wat je denkt en zegt wordt jou cultuur en krijg je
generalisatie. ‘aan wat denk je als je aan een Nederlander denkt’ bv direct MAAR wat met de
Nederlander die dit niet is.
2. Contextualistisch
= cultuur is als zuurstof of water waar we ons niet van bewust zijn. Vis weet enkel dat die
water nodig heeft, als hij het niet heeft. Cultuur is onze omgeving. Niet één vaste kern maar
verschillende componenten. Cultuur neemt dingen over van andere culturen dit is een insider
perspectief. Risico is dat cultuur niet betekend en dat we het gemeenschappelijke niet
kunnen zien.
3. Constructivistisch
= cultuur als levensvorm. Verzamelterm, abstract voor termen. Concreet wnt kan je
bestuderen. Gedragingen beschrijven is wel weer ingewikkeld. Wat je zelf maakt en wat je
begrensd. Schilderijen maar zegt dit iets over de mens? Jij bepaald zelf hoe jou cultuur eruit
ziet en dit beperkt jou. Iets wat je hebt en maakt maar jij als individu die het doet.
4. Gebruik & misbruik
Oorzaak van gedrag toeschrijven aan cultuur bv ‘Turkse mensen doen dat…’
Cultuur erover geplakt, doet ons anders denken
Belangrijk voor PC:
Transculturele dialoog ‘cultureel’ vermijden goede omgangsvormen
Hoe denk ik erover -> concreet bevragen
4
Interculturele competenties = niet zwart wit denken maar verschillende sterktes
A = attitude (diversiteitsbad hier extra nadruk op)
K= kennis
S= skills
1. Zelfkennis
Bril met drie o’s
Omgeving, opleiding, opvoeding
Beinvloeden hoe jij in het werkveld aan de slag gaat
2. Flexibiliteit
Kan ik afhankelijk van de situatie mezelf aanpassen, kan ik open zijn als iemand iets zegt op een
andere manier
Schema’s die we hebben over situaties
Dynamische manier van omgaan
3. Veerkracht
Als het lastig wordt ben je in staat om er toch mee om te gaan bv met negatieve gevoelens of
feedback krijgen of geven. Je kan er alleen maar van leren maar kan aanvallend overkomen
Geloof ik wat ik zie of zie ik wat ik geloof
4. Ontvankelijkheid
Iets wat je nog nooit hebt meegemaakt, even inspringen (voorbeeld man in supermarkt)
Privileges: Ontvankelijkheid heeft te maken met privileges (= macht)
1
, 5. Kennis-verweving
Verschillen als mens, mama, docent, …
6. Relationeel
Identiteit: een veelkleurig, veelvormig en bewegend
mozaïek
Openstaan voor andere
Er zijn dingen aan het veranderen omdat je volwassen aan
het worden bent
Je krijgt een andere denkwijze dan je ouders
Je vind mensen die anders zijn of gelijk zijn
Mikado: al die stukjes die je bent, dat is het gene dat
speelt, niet de person die je als eerst ontmoet
7. Communicatie
Conceptueel kader van TOPOI
Taal: Betekenissen van ieders verbale en non-verbale taal
Ordening: De zienswijze en logica van eenieder
Personen: Identiteit en betrekking: wie is eenieder voor elkaar en voor zichzelf? Hoe is de onderlinge
relatie?
Organisatie: Functionele kader: hoe is het georganiseerd en hoe zijn de machtsverhoudingen?
Inzet: Motieven of beweegredenen van eenieder
2
,Inzet: uitleggen dat je niet boos bent omdat je riep maar omdat je geschrokken was (voorbeeld les
kind die straat oversteekt), in de les zitten, maar je moet iets bestellen op Zalando (multitasken)
8. Conflicthantering
Meestal die beneden
Boven is ons belang
9. Multiperspectiviteit
Luisteren wat mensen te zeggen hebben, in hun waarheid kijken.
3
, LES 1: THEORETISCHE BESCHOUWING
1.1 Algemene theorie
Wat is cultuur?
“Cultuur is een door een gemeenschap gedeeld systeem van waarden, normen, ideeën,
attitudes, gedragingen, communicatiemiddelen en de producten ervan, die van generatie op
generatie worden overgeleverd” (van Oudenhoven 2012)
= het vormen van een identiteit en je vormen in een groep. Verklaarbare van
onverklaarbaarder gedrag is cultuur niet want het is nooit de oorzaak
- Frieten met stoofvlees = Vlaamse cultuur maar Vlaanderen is ook nog opgesplitst (van
bier naar handjes naar frieten enzo)
Er is geen DE cultuur
4 Culturele visies
1. Essentialistisch
= hofsteden: cultuur is een ui. Een ding dat bestaat uit laagjes en wnr je naar binnen gaat
zitten de waarden en normen, dat wat je niet direct ziet. Om een ander te begrijpen moet je
weten wat er in de kern zit. Outsider perspectief als in hoe kijk ik nr een andere cultuur. Wij-
zei denken als nadeel omdat alles wat je denkt en zegt wordt jou cultuur en krijg je
generalisatie. ‘aan wat denk je als je aan een Nederlander denkt’ bv direct MAAR wat met de
Nederlander die dit niet is.
2. Contextualistisch
= cultuur is als zuurstof of water waar we ons niet van bewust zijn. Vis weet enkel dat die
water nodig heeft, als hij het niet heeft. Cultuur is onze omgeving. Niet één vaste kern maar
verschillende componenten. Cultuur neemt dingen over van andere culturen dit is een insider
perspectief. Risico is dat cultuur niet betekend en dat we het gemeenschappelijke niet
kunnen zien.
3. Constructivistisch
= cultuur als levensvorm. Verzamelterm, abstract voor termen. Concreet wnt kan je
bestuderen. Gedragingen beschrijven is wel weer ingewikkeld. Wat je zelf maakt en wat je
begrensd. Schilderijen maar zegt dit iets over de mens? Jij bepaald zelf hoe jou cultuur eruit
ziet en dit beperkt jou. Iets wat je hebt en maakt maar jij als individu die het doet.
4. Gebruik & misbruik
Oorzaak van gedrag toeschrijven aan cultuur bv ‘Turkse mensen doen dat…’
Cultuur erover geplakt, doet ons anders denken
Belangrijk voor PC:
Transculturele dialoog ‘cultureel’ vermijden goede omgangsvormen
Hoe denk ik erover -> concreet bevragen
4