ECOFIN
Ondernemingsrecht
1. Inleiding tot het opleidingsonderdeel
1.1. Beknopte geschiedenis van de (Westerse) economie
Industriële revolutie belangrijkste transformatie v/d wereld in 18 de & 19de eeuw. De verzamelde
kapitalen v/d westerse burgers zetten de sociale verhoudingen helemaal ondersteboven en
motiveerden de arbeiders (en voornamelijk vrouwen) tot een lange strijd voor gelijke rechten. De
globalisering v/d revolutie én het imperialisme (alleenheerschappij/ macht steeds uitbreiden) ten
gevolge v/d 2de industriële revolutie hebben de wereld verscheurd.
WOI BE verloor de status van economische wereldmacht. Wall Street-bankencrisis (1929) werd
door OH bestreden door het vastleggen van sociale politiek de New Deal van Franklin Roosevelt
was de meest bekende, het voorzag een regulering v/d banken en beurzen én een beperkt aantal
sociale voorzieningen. In EU waren in veel landen vakbonden al decennia lang actief en werden er
systemen van sociale zekerheid uitgebouwd.
Na WOII internationale bondgenootschappen:
Westerse, kapitalistische én democratische wereld VS. een Russisch, communistische én dictatoriale
wereld
Na WOII EU proces van politieke eenmaking oprichting van:
- Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGK 1952)
- Europese Economische Gemeenschap (EEG verdrag Rome 1957)
1973 meeste kapitalistische landen waren in recessie (negatieve economische groei) door de
oliecrisis.
1989 val v/d Berlijnse Muur stond symbool voor het succes v/d Anglo-Amerikaanse neoliberalisme
v/d jaren ’80, met een sterk geloof in de efficiëntie v/d vrije markt. Ze hadden de verwachting dat
een markt zonder het ingrijpen van OH vanzelf in evenwicht zou komen & tot volledige
werkgelegenheid zou zorgen. Begin 21ste eeuw groeit het besef dat klimaatopwarming 1 v/d grootste
mondiale risico’s voor mens en maatschappij in wording is. 1 v/d vele uitdagingen vandaag de
versterking v/d deeleconomie als nieuw sociaaleconomisch model.
Deeleconomie = economie waarin mensen goederen met elkaar delen en collectief consumeren.
Zoals bv deelauto’s (cambio).
1
, 1.2. Van Wetboek van Koophandel naar Wetboek van Economisch recht
1807 Napoleon kondigt WB van Koophandel af. Het was ook geldig in de Zuidelijke Nederlanden.
Een afzonderlijk handelswetboek (en afzonderlijke handelsrechtbanken) waren vreemd voor onze
traditie van het gewoonterecht.
2018 belangrijkste hervorming WB Koophandel het begrip ‘handelaar’ werd vervangen door
het begrip ‘onderneming’. 1 jaar later werd het grondig hervormde WB van Vennootschappen
ingevoerd.
1.3. Mededingingsrecht
Consumentenbescherming en mededingingsrecht bestonden nog niet in het Ancien Régime.
Decreet d’Allarde gilden en corporaties opgeheven + de vrijheid van ondernemen ingesteld.
Iedereen kreeg hierdoor dus vrije toegang tot handelsactiviteiten. Het decreet werd vervangen door
art.II.3 WER.
De wet Le Chapelier kartels permanent verboden. Er was dus een permanent verbod op alle
vormen van organisatie, afspraak en overleg tussen ondernemers en tussen werkers. Er mochten
geen beroepsmatige of sectorale coalities doorgaan. Daarnaast was er ook een specifiek verbod op
verenigingen van boeren en arbeiders.
Mensen die ambachten uitvoerden hadden oorspronkelijk controle over hun eigen werk en beroep,
ook dit verdween door deze wet. Dus de zelfregulering door ambachten verdween én er mochten
geen vakbonden meer samenkomen. Nog een ander belangrijke verandering door deze wet was dat
er tussen het individuele belang v/d burger en het algemene belang v/d staat geen andere lichamen
mochten staan. Er mocht dus geen bemiddeling zijn die de balans tussen deze 2 belangen zou
verstoren.
De wet Le Chapelier impliceerde een verbod op vakbonden en stakingen. Daardoor werd de wet
steeds meer gezien als een beperking v/d vrijheid van vereniging. Wet Le Chapelier werd in BE
afgeschaft (1867) en vervangen door art.310 Strafwetboek.
2de helft 19de eeuw: meer aandacht voor belangen handelaars dan om die can de consumenten. 20 ste
eeuw bestond consumentenbescherming alleen in het kader van beide wereldoorlogen in strijd
tegen inflatie. Het was er als prijzenreglementering. Tegenwoordig zijn maximumprijzen eerder
uitzonderlijk, zoals bij bv geneesmiddelen hebben we het wel. Maar recent is er een grote aandacht
voor de verhoogde energieprijzen in combinatie met de indexkoppeling.
1991: BE volgt EU regelgeving omtrent kartelrecht. Het verhinderd of beperkt de vrije concurrentie
binnen de EU Gemeenschap.
2
, 2. Economisch recht
2.1. Ordening en sturing
Economisch recht is ontstaan ter bescherming van onder andere de handelaar. Oorspronkelijk was
alles vrij, maar op termijn moesten ze het ondernemerschap organiseren én beschermen.
Economisch recht bestaat uit regels van het publiekrecht en het privaatrecht. Het doel is om de
economische activiteit te organiseren met het oog op het verwezenlijken van een economische
ordening en van een economisch sturingsbeleid.
Doel:
- Publiekrecht sturing economie
o Middelen gebruiken om bepaalde economische doeleinden van conjuncturele aard of
structurele aard te verwezenlijken
Conjuncturele aard bv een prijsbeleid
Structurele aard bv mededinging
- Privaatrecht ordening economie
o Tot een ordelijk en efficiënt economisch verkeer komen d.m.v. regels die een
evenwicht verzekeren tussen bepaalde rechtmatig geachte belangen
Algemeen belang, belangen van concurrenten, belangen van uitvinders,…
Economische activiteit die wordt verricht in vorm van een VN moet ook rekening houden met de
regels v/h VNrecht. VNrecht regelt de oprichting, werking en vereffening VN, maar ook de
verhoudingen tussen de aandeelhouders. Ondernemingsrecht in ruime zin omvat het economisch
recht en het VNrecht.
2.2. Soft law of hard law?
Soft law juridische instrumenten die niet of moeilijk wettelijk afgedwongen kunnen worden, maar
toch een zekere regulerende werking hebben. Soft law wordt vaak in verband gebracht met het
internationaal recht. In het economisch recht wordt soft law gezien als zelfregulering bij
bedrijfssectoren of beroepsgroepen. Bij zelfregulering in beroepsgroepen kunnen de regels soms net
wel afgedwongen worden of kunnen er sancties volgen die de betrokkene kunnen uitsluiten.
Dit uit zich in de vorm van gedragscodes die bestaan per sector. De sanctie doe volgt hangt af van of
het hard of soft law is. Tussen hard en soft low bestaat de deontologische code. Deontologische
codes hebben geen strafsancties maar wel tuchtsancties. Op die manier kunnen ze bijvoorbeeld een
advocaat hun licentie intrekken als tuchtsanctie. Hard law (= de wet)kan wel wettelijk afgedwongen
worden.
HARD LAW
DEONTOLOGISCHE CODE
SOFT LAW
3
, 2.3. Begrippen
- Onderneming art. I.1,1° WER
- Gedragscode art. I.1,7° WER
o Deze zijn te volgen uit vrije wil
- Beoefenaar van een vrij beroep art. I.1, 14° WER
o Vrij beroep = een vereniging of een VN
o Bv. Een advocaat, arts, architect,…
Ze zijn eigenlijk eerder uitzonderingen. Normaal gezien zouden ze
ondernemers genoemd worden maar door het feit dat je een specifieke
opleiding nodig hebt om het beroep uit te oefenen én het feit dat er
tuchtrechtelijke instanties omtrent hun beroepen bestaan, zorgt ervoor dat
ze als vrije beroepen worden gezien
- Duurzame gegevensdrager art. I.1, 15° WER
o De gegevensdrager moet de gegevens op lange termijn kunnen ‘dragen’
o Zoals bv een USB, externe harde schijven,…
2.4. Algemene beginselen van economisch recht
Doelstellingen economisch recht worden vermeld in Boek II toepassingsgebied:
- Vrijheid van ondernemen
o Kan onder strikte voorwaarden beperkt worden
o Oorspronkelijk in decreet d’Allarde
- Bescherming v/d eerlijke concurrentie
- Bescherming v/d consument
Het GW gelijkheidsbeginsel moet altijd in het achterhoofd gehouden worden.
Concurrentiebeding vormt een beperking op de vrijheid van onderneming.
Concurrentiebeding = nietig wanneer het te ruim is geformuleerd waardoor het beding het
fundamentele recht tot het uitoefenen van een economische activiteit volledig onmogelijk maakt.
Het beding is een afspraak tussen een werkgever en werknemer. (concurrentiebeding/mededinging)
Het beding stelt dat de werknemer na het verlaten van de onderneming geen soortgelijke activiteiten
mag uitoefenen. Maakt niet uit of dit in de vorm is van zelf een onderneming te runnen of door bij
een concurrerende werkgever in dienst te treden. Op die manier voorkomt het dat de kennis die de
werknemer heeft opgedaan in de vorige onderneming, in het nadeel van die onderneming of in het
voordeel van een concurrent kan gebruiken.
4
Ondernemingsrecht
1. Inleiding tot het opleidingsonderdeel
1.1. Beknopte geschiedenis van de (Westerse) economie
Industriële revolutie belangrijkste transformatie v/d wereld in 18 de & 19de eeuw. De verzamelde
kapitalen v/d westerse burgers zetten de sociale verhoudingen helemaal ondersteboven en
motiveerden de arbeiders (en voornamelijk vrouwen) tot een lange strijd voor gelijke rechten. De
globalisering v/d revolutie én het imperialisme (alleenheerschappij/ macht steeds uitbreiden) ten
gevolge v/d 2de industriële revolutie hebben de wereld verscheurd.
WOI BE verloor de status van economische wereldmacht. Wall Street-bankencrisis (1929) werd
door OH bestreden door het vastleggen van sociale politiek de New Deal van Franklin Roosevelt
was de meest bekende, het voorzag een regulering v/d banken en beurzen én een beperkt aantal
sociale voorzieningen. In EU waren in veel landen vakbonden al decennia lang actief en werden er
systemen van sociale zekerheid uitgebouwd.
Na WOII internationale bondgenootschappen:
Westerse, kapitalistische én democratische wereld VS. een Russisch, communistische én dictatoriale
wereld
Na WOII EU proces van politieke eenmaking oprichting van:
- Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGK 1952)
- Europese Economische Gemeenschap (EEG verdrag Rome 1957)
1973 meeste kapitalistische landen waren in recessie (negatieve economische groei) door de
oliecrisis.
1989 val v/d Berlijnse Muur stond symbool voor het succes v/d Anglo-Amerikaanse neoliberalisme
v/d jaren ’80, met een sterk geloof in de efficiëntie v/d vrije markt. Ze hadden de verwachting dat
een markt zonder het ingrijpen van OH vanzelf in evenwicht zou komen & tot volledige
werkgelegenheid zou zorgen. Begin 21ste eeuw groeit het besef dat klimaatopwarming 1 v/d grootste
mondiale risico’s voor mens en maatschappij in wording is. 1 v/d vele uitdagingen vandaag de
versterking v/d deeleconomie als nieuw sociaaleconomisch model.
Deeleconomie = economie waarin mensen goederen met elkaar delen en collectief consumeren.
Zoals bv deelauto’s (cambio).
1
, 1.2. Van Wetboek van Koophandel naar Wetboek van Economisch recht
1807 Napoleon kondigt WB van Koophandel af. Het was ook geldig in de Zuidelijke Nederlanden.
Een afzonderlijk handelswetboek (en afzonderlijke handelsrechtbanken) waren vreemd voor onze
traditie van het gewoonterecht.
2018 belangrijkste hervorming WB Koophandel het begrip ‘handelaar’ werd vervangen door
het begrip ‘onderneming’. 1 jaar later werd het grondig hervormde WB van Vennootschappen
ingevoerd.
1.3. Mededingingsrecht
Consumentenbescherming en mededingingsrecht bestonden nog niet in het Ancien Régime.
Decreet d’Allarde gilden en corporaties opgeheven + de vrijheid van ondernemen ingesteld.
Iedereen kreeg hierdoor dus vrije toegang tot handelsactiviteiten. Het decreet werd vervangen door
art.II.3 WER.
De wet Le Chapelier kartels permanent verboden. Er was dus een permanent verbod op alle
vormen van organisatie, afspraak en overleg tussen ondernemers en tussen werkers. Er mochten
geen beroepsmatige of sectorale coalities doorgaan. Daarnaast was er ook een specifiek verbod op
verenigingen van boeren en arbeiders.
Mensen die ambachten uitvoerden hadden oorspronkelijk controle over hun eigen werk en beroep,
ook dit verdween door deze wet. Dus de zelfregulering door ambachten verdween én er mochten
geen vakbonden meer samenkomen. Nog een ander belangrijke verandering door deze wet was dat
er tussen het individuele belang v/d burger en het algemene belang v/d staat geen andere lichamen
mochten staan. Er mocht dus geen bemiddeling zijn die de balans tussen deze 2 belangen zou
verstoren.
De wet Le Chapelier impliceerde een verbod op vakbonden en stakingen. Daardoor werd de wet
steeds meer gezien als een beperking v/d vrijheid van vereniging. Wet Le Chapelier werd in BE
afgeschaft (1867) en vervangen door art.310 Strafwetboek.
2de helft 19de eeuw: meer aandacht voor belangen handelaars dan om die can de consumenten. 20 ste
eeuw bestond consumentenbescherming alleen in het kader van beide wereldoorlogen in strijd
tegen inflatie. Het was er als prijzenreglementering. Tegenwoordig zijn maximumprijzen eerder
uitzonderlijk, zoals bij bv geneesmiddelen hebben we het wel. Maar recent is er een grote aandacht
voor de verhoogde energieprijzen in combinatie met de indexkoppeling.
1991: BE volgt EU regelgeving omtrent kartelrecht. Het verhinderd of beperkt de vrije concurrentie
binnen de EU Gemeenschap.
2
, 2. Economisch recht
2.1. Ordening en sturing
Economisch recht is ontstaan ter bescherming van onder andere de handelaar. Oorspronkelijk was
alles vrij, maar op termijn moesten ze het ondernemerschap organiseren én beschermen.
Economisch recht bestaat uit regels van het publiekrecht en het privaatrecht. Het doel is om de
economische activiteit te organiseren met het oog op het verwezenlijken van een economische
ordening en van een economisch sturingsbeleid.
Doel:
- Publiekrecht sturing economie
o Middelen gebruiken om bepaalde economische doeleinden van conjuncturele aard of
structurele aard te verwezenlijken
Conjuncturele aard bv een prijsbeleid
Structurele aard bv mededinging
- Privaatrecht ordening economie
o Tot een ordelijk en efficiënt economisch verkeer komen d.m.v. regels die een
evenwicht verzekeren tussen bepaalde rechtmatig geachte belangen
Algemeen belang, belangen van concurrenten, belangen van uitvinders,…
Economische activiteit die wordt verricht in vorm van een VN moet ook rekening houden met de
regels v/h VNrecht. VNrecht regelt de oprichting, werking en vereffening VN, maar ook de
verhoudingen tussen de aandeelhouders. Ondernemingsrecht in ruime zin omvat het economisch
recht en het VNrecht.
2.2. Soft law of hard law?
Soft law juridische instrumenten die niet of moeilijk wettelijk afgedwongen kunnen worden, maar
toch een zekere regulerende werking hebben. Soft law wordt vaak in verband gebracht met het
internationaal recht. In het economisch recht wordt soft law gezien als zelfregulering bij
bedrijfssectoren of beroepsgroepen. Bij zelfregulering in beroepsgroepen kunnen de regels soms net
wel afgedwongen worden of kunnen er sancties volgen die de betrokkene kunnen uitsluiten.
Dit uit zich in de vorm van gedragscodes die bestaan per sector. De sanctie doe volgt hangt af van of
het hard of soft law is. Tussen hard en soft low bestaat de deontologische code. Deontologische
codes hebben geen strafsancties maar wel tuchtsancties. Op die manier kunnen ze bijvoorbeeld een
advocaat hun licentie intrekken als tuchtsanctie. Hard law (= de wet)kan wel wettelijk afgedwongen
worden.
HARD LAW
DEONTOLOGISCHE CODE
SOFT LAW
3
, 2.3. Begrippen
- Onderneming art. I.1,1° WER
- Gedragscode art. I.1,7° WER
o Deze zijn te volgen uit vrije wil
- Beoefenaar van een vrij beroep art. I.1, 14° WER
o Vrij beroep = een vereniging of een VN
o Bv. Een advocaat, arts, architect,…
Ze zijn eigenlijk eerder uitzonderingen. Normaal gezien zouden ze
ondernemers genoemd worden maar door het feit dat je een specifieke
opleiding nodig hebt om het beroep uit te oefenen én het feit dat er
tuchtrechtelijke instanties omtrent hun beroepen bestaan, zorgt ervoor dat
ze als vrije beroepen worden gezien
- Duurzame gegevensdrager art. I.1, 15° WER
o De gegevensdrager moet de gegevens op lange termijn kunnen ‘dragen’
o Zoals bv een USB, externe harde schijven,…
2.4. Algemene beginselen van economisch recht
Doelstellingen economisch recht worden vermeld in Boek II toepassingsgebied:
- Vrijheid van ondernemen
o Kan onder strikte voorwaarden beperkt worden
o Oorspronkelijk in decreet d’Allarde
- Bescherming v/d eerlijke concurrentie
- Bescherming v/d consument
Het GW gelijkheidsbeginsel moet altijd in het achterhoofd gehouden worden.
Concurrentiebeding vormt een beperking op de vrijheid van onderneming.
Concurrentiebeding = nietig wanneer het te ruim is geformuleerd waardoor het beding het
fundamentele recht tot het uitoefenen van een economische activiteit volledig onmogelijk maakt.
Het beding is een afspraak tussen een werkgever en werknemer. (concurrentiebeding/mededinging)
Het beding stelt dat de werknemer na het verlaten van de onderneming geen soortgelijke activiteiten
mag uitoefenen. Maakt niet uit of dit in de vorm is van zelf een onderneming te runnen of door bij
een concurrerende werkgever in dienst te treden. Op die manier voorkomt het dat de kennis die de
werknemer heeft opgedaan in de vorige onderneming, in het nadeel van die onderneming of in het
voordeel van een concurrent kan gebruiken.
4