Inleiding in de psychologie
HOOFDSTUK 1: OM TE BEGINNEN
WHAT’S IN A NAME:
We worden voortdurend geconfronteerd met ‘psychologie’ in talkshows, kranten, boekenwinkel
& op de radio. Maar dit heeft meestal weinig met wetenschappelijke psychologie te maken.
Er is een duidelijk verschil tussen de wetenschappelijke psychologie & de de psychologie die we
kennen vanuit het dagelijkse leven.
⇨ Wetenschappelijk verantwoorde kennis van psychologen w vaak verkeerd ingeschat: over - &
onderschat
Er is een onenigheid over de preciezere definitie vd term ‘psychologie’:
Roediger et al. (1996): psychologie is de wetenschappelijke studie van de mentale processen en
gedrag
Zimbardo et al. (2009): psychologie is de empirische studie van het gedrag en de mentale
processen
Het domein vd wettenschappelijke psychologie is zeer breed & telt 48 divisies opgesteld door de
American Psychological Association (APA).
Ook andere wetenschappen bestuderen het gedrag, maar dan wel vanuit een ander gezichtspunt
& via andere methoden. Bv. sociologie, rechten, criminologie, economie.
BELANG VAN KRITISCH DENKEN:
Psychologie betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard
pseudowetenschap = elke poging om fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren die niet
gebaseerd is op empirische observatie of op de wetenschappelijke methode. Bv. astrologie
grafologie toekomstvoorspelling
40%-75% hecht geloof aan verschijnselen zoals telepathie, helderziendheid…
De recente studie van Daryl Bem over voorspellen van toekomst:
Hij beweerde dat hij een evidentie had gevonden voor de mogelijkheid om de toekomst te
voorspellen, maar er kwam veel kritiek op zijn onderzoek.
⇨ Na 90j nog geen enkele wetenschappelijke evidentie voor ‘extra sensorische perceptie’
FREUDPROBLEEM & PSYCHOLOGIE:
De ideeën van Freud w niet sterk geaccepteerd in de psychologie, minder dan 10% van de APA-
leden onderschrijven zijn ideeën, want Freud was echter geen psycholoog, wel een geneesheer.
Nog minder APA-leden onderschrijven de ideeën van Jung, die ook een geneesheer was & geen
psycholoog.
⇨ Het Freudprobleem = de associatie van psychologie met de psychoanalyse
Er zijn daarentegen wel 5 Nobelprijswinnaars die hun onderzoek hebben verricht in het domein
vd psychologie: Simon, Sperry, Kahneman, Hubel & Wiesel
METHODOLOGISCHE EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK:
3 belangrijke kenmerken van wetenschappelijke kennis:
1
,a. Systematisch empirisme = wetenschappelijke kennis laat zich leiden door het systematisch
waarnemen vd werkelijkheid.
Er bestaan geen gezagsargumenten voor wetenschappelijke kennis
Hoe bekend een wetenschapper ook is, hij kan een gemeenschap niet overtuigen van zijn
inzichten zonder empirisch verzamelde evidentie voor zijn bewering te geven
⇨ Gebrek aan empirisch onderzoek kan leiden tot wettenschappelijke dwaling
Bv. Benjamin Rush & aderlating
Hij was van mening dat koorts het best behandeld kon w door aderlating
Tenzij de patiënt al te ziek is, dan helpt de methode niet, hierdoor klopt Benjamins stelling dus
altijd.
Bv. Poppers kritiek op de psychoanalyse van Freud, want zijn basisideeën waren volgens Freud
van toepassing op alle mensen, terwijl hij slechts onderzoek was gebaseerd op enkele patiënten.
b. Publiek verifieerbare kennis = kennis moet verifieerbaar zijn
een bevinding van een onderzoeker kan pas wetenschappelijk aanvaard w als anderen zijn
observaties kunnen overdoen na het toepassen van dezelfde procedure
peer review = eis van publiceerbaarheid: de publicatie w anoniem op wetenschappelijke
degelijkheid beoordeeld door een aantal collega’s die werkzaam zijn in hetzelfde
onderzoeksdomein
c. Toetsbare theorieën = enkel oplosbare theoriën w onderzocht
Falsifieerbaarheid = het moet principieel mogelijk zijn om aan te tonen dat de uitspraak foutief is
Wat wel en niet onderzoekbaar is kan variëren met de tijd
Bv. Een uitspraak dat God bestaat, is geen wetenschap want je kan het niet aantonen.
HET VIJFSTAPSPROCES VD WETENSCHAPPELIJKE METHODE:
1. Hypothese ontwikkelen
Hypothese = een uitspraak die het resultaat van een wetenschappelijke studie voorspelt
operationele definities = exacte procedures om experimentele condities en metingen van
resultaten vast te leggen
2. Gecontroleerde test
onafhankelijke variabele = de variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd w
randomisatie = enkel gebruik maken van toeval voor het vastleggen van de
aanbiedingsvolgorde vd stimuli of toewijzen van proefpersonen aan condities
3. Objectieve gegevens verzamelen
gegevens (data) = informatie verzameld door de onderzoeker voor het testen van de
hypothese
afhankelijk variabele = het gemeten resultaat van een studie; de responsen van deelnemers
in een studie
4. Analyseren van de resultaten
gebaseerd op statistische analyse vd resultaten: aanhouden of verwerpen vd hypothese
5. publiceren, becritiseren, en repliceren van de resultaten
VAN KENNIS TOT WETTENSCHAPPELIJKE WET:
Theorie = geeft de relatie tss een set van concepten die gebruikt w om gegevens te verklaren &
voorspellingen te maken over resultaten van een empirische studie
2
, Hypothesen = een specifieke voorspelling afgeleid van een theorie, toegepast in de context van
een concreet onderzoek
TYPES VAN PSYCHOLOGSICH ONDERZOEK:
a. naturalistische observatie = obervatiestudie buiten het laboratorium, in de natuurlijke situatie
vaak eerste stap in meer gecontroleerd onderzoek
bv. kijken naar geweld op TV waarbij men gemiddeld 18.000 moorden ziet voor men de volwassen
leeftijd heeft bereikt.
Nadeel: mensen kunnen hun gedrag aanpassen wannneer ze zich ervan bewust zijn dat ze
geobserveerd w.
b. gevalstudie = één persoon of geval w zeer gedetaileerd onderzocht
geen mogelijkheid om systematische manipulaties vh onderzoeksobject door te voeren, die
mogelijke alternatieve verklaringen kunnen uitsluiten
c. interviews = correspondenten w op een directe manier bevraagd
wenselijk om training te geven aan interviewers om neutrale bevraging mogelijk te maken
bv. bij 1500 jongeren duidelijk verband tussen: kijken naar geweld & agressief gedrag
d. survey = verzamelen van een steekproef van opinies over één of meerdere onderwerpen op basis
waarvan de onderzoeker een besluit trekt over de hele populatie.
Steekproef moet groot & representatief zijn
Cruciaal dat respondenten waarheidsgetrouw antwoorden
e. psychologische tests = test w aangewend voor het meten van allerlei variabelen, zoals
Intelligentietests, persoonlijkheidsaspecten, attidutes etc.
onderscheid tussen:
1. Cognitieve tests: meten van cognitieve vaardigheden, bv. intelligentietests
2. Persoonlijkheids- of attitudetests: meten van persoonlijkheid (kwalitatief vaak
moeilijker), bv. projectieve technieken, vragenlijsten
1. Collectieve tests: bv. heel de aula in 1 keer (minder tijdrovend)
2. Individuele tests: persoon per persoon (tijdrovend maar beter)
Test moeten beantwoorden aan enkele vereisten:
1. standdaardisatie = test moet steeds op dezelfde manier w afgenomen
2. betrouwbaarheid = test die nauwkeurig is & waarbij het meetresultaat dus niet varieert
met de tijd
3. validiteit = test meet daadwerkelijk wat het beoogt te meten
⇨ een betrouwbare test is dus niet noodzakelijk een valide test, maar omgekeerd impliceert
validiteit wel betrouwbaarheid! Je kan immers nauwkeurig meten, maar iets anders meten
wat het zou moeten meten.
Bv. projectieve techniek: Raven Progressive Matrixes
Opgaves beginnen makkelijk en worden steeds moeilijker.
Voordeel: universeel, je moet geen bepaalde taal spreken of cultuur hebben
Bv. projectieve techniek: Rosach test
Inktvlek voorleggen aan proefpersoon en vragen wat ze erin zien.
Kritiek, controversieel
Bv. Zondi-test:
aanduiden welke 2 personen het meest en het minst sympathiek lijken
3
, Foto’s van psychopaten die in gevangenis of psychiatrische instelling zitten
Mensen zouden meer geneigd zijn om iemand sympathiek te vinden die dezelfde aandoening
heeft
Kritiek: veel psychologen zijn het hierover oneens, het is een controversiele test
f. correlationele studies = onderzoeker bestudeert een steekproef, noteert karakteristieken van elk
bestudeert object & gaat vervolgens na of er een verband is tussen die karakteristieken.
Correlatiecoëfficiënt = geeft de mate weer waarin er een rechtlijnig verband bestaat tussen twee
variabelen: -1.0 ≤ r ≤ +1.0
➢ -1.0 = perfect omgekeerd verband
➢ = geen enkel verband
➢ +1.0 = perfect lineair verband
! Een correlationeel verband toont nooit een causaal verband aan
g. Experimentele methode = onderzoeker creeërt een situatie die gecontroleerde observatie toelaat
correlationele studies beperken zich tot beschrijving van een bestaande toestand
in een experiment manipuleert de onderzoeker de werkelijkheid
1. Onafhankelijke variabele = variabele die gemanipuleerd w
2. Afhankelijke variabele = gemeten variabele waarop die gemanipuleerde variabele een mogelijk
effect heeft
het doel van het ingrijpen: precies causaliteit achterhalen
Bv. Goldberger: arme wijken -> slechtere voeding -> pellagra: ziekte
maar goldberger ging verder: manipulatie
- injecteerde zichzelf met bloed van een zieke
- slikte neus- en keelslijmen van een zieke
- slijm zweren + 4cm2 urine + 4cm2 stoelgang
- nadien herhaling van het experiment op gevangenen
- bewijs tegen hypothese micro-organismen
interne validiteit = het experiment is foutloos opgezet & uitgevoerd
externe validiteit = de resultaten vh experiment kunnen w veralgemeend naar situaties buiten
het laboratorium, in het dagelijkse leven
⇨ methode w bekritiseerd want experiment zou artificieel (gemanipuleerd) zijn & is dus daarom
niet relevant.
ENKELE EXEMPLARISCHE VOORBEELDEN:
Zie dia 59-95 met voorbeelden van studies: wel te kennen !!!
Dia 89 + extra notities: examenvraag
ETISCHE KWESTIES IN ONDERZOEK MET MENSEN EN DIEREN:
Ethische code bij beroepsverenigingen (bv. American Psychological Association, Belgian
Association for Psychological Sciences...).
Een van de deontologische regels waaraan een onderzoeker zich moet houden: informed consent
a. Deelname aan onderzoek moet steeds op vrijwillige basis gebeuren
b. Proefpersonen moeten altijd ingelicht worden over de procedure, potentiële risico’s en het doel
van het onderzoek (inlichting vooraf onderzoek is vaak onmogelijk aangezien het de resultaten
sterk kan beïnvloeden)
c. Experimenten van Milgram: nadien meegedeeld
4
HOOFDSTUK 1: OM TE BEGINNEN
WHAT’S IN A NAME:
We worden voortdurend geconfronteerd met ‘psychologie’ in talkshows, kranten, boekenwinkel
& op de radio. Maar dit heeft meestal weinig met wetenschappelijke psychologie te maken.
Er is een duidelijk verschil tussen de wetenschappelijke psychologie & de de psychologie die we
kennen vanuit het dagelijkse leven.
⇨ Wetenschappelijk verantwoorde kennis van psychologen w vaak verkeerd ingeschat: over - &
onderschat
Er is een onenigheid over de preciezere definitie vd term ‘psychologie’:
Roediger et al. (1996): psychologie is de wetenschappelijke studie van de mentale processen en
gedrag
Zimbardo et al. (2009): psychologie is de empirische studie van het gedrag en de mentale
processen
Het domein vd wettenschappelijke psychologie is zeer breed & telt 48 divisies opgesteld door de
American Psychological Association (APA).
Ook andere wetenschappen bestuderen het gedrag, maar dan wel vanuit een ander gezichtspunt
& via andere methoden. Bv. sociologie, rechten, criminologie, economie.
BELANG VAN KRITISCH DENKEN:
Psychologie betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard
pseudowetenschap = elke poging om fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren die niet
gebaseerd is op empirische observatie of op de wetenschappelijke methode. Bv. astrologie
grafologie toekomstvoorspelling
40%-75% hecht geloof aan verschijnselen zoals telepathie, helderziendheid…
De recente studie van Daryl Bem over voorspellen van toekomst:
Hij beweerde dat hij een evidentie had gevonden voor de mogelijkheid om de toekomst te
voorspellen, maar er kwam veel kritiek op zijn onderzoek.
⇨ Na 90j nog geen enkele wetenschappelijke evidentie voor ‘extra sensorische perceptie’
FREUDPROBLEEM & PSYCHOLOGIE:
De ideeën van Freud w niet sterk geaccepteerd in de psychologie, minder dan 10% van de APA-
leden onderschrijven zijn ideeën, want Freud was echter geen psycholoog, wel een geneesheer.
Nog minder APA-leden onderschrijven de ideeën van Jung, die ook een geneesheer was & geen
psycholoog.
⇨ Het Freudprobleem = de associatie van psychologie met de psychoanalyse
Er zijn daarentegen wel 5 Nobelprijswinnaars die hun onderzoek hebben verricht in het domein
vd psychologie: Simon, Sperry, Kahneman, Hubel & Wiesel
METHODOLOGISCHE EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK:
3 belangrijke kenmerken van wetenschappelijke kennis:
1
,a. Systematisch empirisme = wetenschappelijke kennis laat zich leiden door het systematisch
waarnemen vd werkelijkheid.
Er bestaan geen gezagsargumenten voor wetenschappelijke kennis
Hoe bekend een wetenschapper ook is, hij kan een gemeenschap niet overtuigen van zijn
inzichten zonder empirisch verzamelde evidentie voor zijn bewering te geven
⇨ Gebrek aan empirisch onderzoek kan leiden tot wettenschappelijke dwaling
Bv. Benjamin Rush & aderlating
Hij was van mening dat koorts het best behandeld kon w door aderlating
Tenzij de patiënt al te ziek is, dan helpt de methode niet, hierdoor klopt Benjamins stelling dus
altijd.
Bv. Poppers kritiek op de psychoanalyse van Freud, want zijn basisideeën waren volgens Freud
van toepassing op alle mensen, terwijl hij slechts onderzoek was gebaseerd op enkele patiënten.
b. Publiek verifieerbare kennis = kennis moet verifieerbaar zijn
een bevinding van een onderzoeker kan pas wetenschappelijk aanvaard w als anderen zijn
observaties kunnen overdoen na het toepassen van dezelfde procedure
peer review = eis van publiceerbaarheid: de publicatie w anoniem op wetenschappelijke
degelijkheid beoordeeld door een aantal collega’s die werkzaam zijn in hetzelfde
onderzoeksdomein
c. Toetsbare theorieën = enkel oplosbare theoriën w onderzocht
Falsifieerbaarheid = het moet principieel mogelijk zijn om aan te tonen dat de uitspraak foutief is
Wat wel en niet onderzoekbaar is kan variëren met de tijd
Bv. Een uitspraak dat God bestaat, is geen wetenschap want je kan het niet aantonen.
HET VIJFSTAPSPROCES VD WETENSCHAPPELIJKE METHODE:
1. Hypothese ontwikkelen
Hypothese = een uitspraak die het resultaat van een wetenschappelijke studie voorspelt
operationele definities = exacte procedures om experimentele condities en metingen van
resultaten vast te leggen
2. Gecontroleerde test
onafhankelijke variabele = de variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd w
randomisatie = enkel gebruik maken van toeval voor het vastleggen van de
aanbiedingsvolgorde vd stimuli of toewijzen van proefpersonen aan condities
3. Objectieve gegevens verzamelen
gegevens (data) = informatie verzameld door de onderzoeker voor het testen van de
hypothese
afhankelijk variabele = het gemeten resultaat van een studie; de responsen van deelnemers
in een studie
4. Analyseren van de resultaten
gebaseerd op statistische analyse vd resultaten: aanhouden of verwerpen vd hypothese
5. publiceren, becritiseren, en repliceren van de resultaten
VAN KENNIS TOT WETTENSCHAPPELIJKE WET:
Theorie = geeft de relatie tss een set van concepten die gebruikt w om gegevens te verklaren &
voorspellingen te maken over resultaten van een empirische studie
2
, Hypothesen = een specifieke voorspelling afgeleid van een theorie, toegepast in de context van
een concreet onderzoek
TYPES VAN PSYCHOLOGSICH ONDERZOEK:
a. naturalistische observatie = obervatiestudie buiten het laboratorium, in de natuurlijke situatie
vaak eerste stap in meer gecontroleerd onderzoek
bv. kijken naar geweld op TV waarbij men gemiddeld 18.000 moorden ziet voor men de volwassen
leeftijd heeft bereikt.
Nadeel: mensen kunnen hun gedrag aanpassen wannneer ze zich ervan bewust zijn dat ze
geobserveerd w.
b. gevalstudie = één persoon of geval w zeer gedetaileerd onderzocht
geen mogelijkheid om systematische manipulaties vh onderzoeksobject door te voeren, die
mogelijke alternatieve verklaringen kunnen uitsluiten
c. interviews = correspondenten w op een directe manier bevraagd
wenselijk om training te geven aan interviewers om neutrale bevraging mogelijk te maken
bv. bij 1500 jongeren duidelijk verband tussen: kijken naar geweld & agressief gedrag
d. survey = verzamelen van een steekproef van opinies over één of meerdere onderwerpen op basis
waarvan de onderzoeker een besluit trekt over de hele populatie.
Steekproef moet groot & representatief zijn
Cruciaal dat respondenten waarheidsgetrouw antwoorden
e. psychologische tests = test w aangewend voor het meten van allerlei variabelen, zoals
Intelligentietests, persoonlijkheidsaspecten, attidutes etc.
onderscheid tussen:
1. Cognitieve tests: meten van cognitieve vaardigheden, bv. intelligentietests
2. Persoonlijkheids- of attitudetests: meten van persoonlijkheid (kwalitatief vaak
moeilijker), bv. projectieve technieken, vragenlijsten
1. Collectieve tests: bv. heel de aula in 1 keer (minder tijdrovend)
2. Individuele tests: persoon per persoon (tijdrovend maar beter)
Test moeten beantwoorden aan enkele vereisten:
1. standdaardisatie = test moet steeds op dezelfde manier w afgenomen
2. betrouwbaarheid = test die nauwkeurig is & waarbij het meetresultaat dus niet varieert
met de tijd
3. validiteit = test meet daadwerkelijk wat het beoogt te meten
⇨ een betrouwbare test is dus niet noodzakelijk een valide test, maar omgekeerd impliceert
validiteit wel betrouwbaarheid! Je kan immers nauwkeurig meten, maar iets anders meten
wat het zou moeten meten.
Bv. projectieve techniek: Raven Progressive Matrixes
Opgaves beginnen makkelijk en worden steeds moeilijker.
Voordeel: universeel, je moet geen bepaalde taal spreken of cultuur hebben
Bv. projectieve techniek: Rosach test
Inktvlek voorleggen aan proefpersoon en vragen wat ze erin zien.
Kritiek, controversieel
Bv. Zondi-test:
aanduiden welke 2 personen het meest en het minst sympathiek lijken
3
, Foto’s van psychopaten die in gevangenis of psychiatrische instelling zitten
Mensen zouden meer geneigd zijn om iemand sympathiek te vinden die dezelfde aandoening
heeft
Kritiek: veel psychologen zijn het hierover oneens, het is een controversiele test
f. correlationele studies = onderzoeker bestudeert een steekproef, noteert karakteristieken van elk
bestudeert object & gaat vervolgens na of er een verband is tussen die karakteristieken.
Correlatiecoëfficiënt = geeft de mate weer waarin er een rechtlijnig verband bestaat tussen twee
variabelen: -1.0 ≤ r ≤ +1.0
➢ -1.0 = perfect omgekeerd verband
➢ = geen enkel verband
➢ +1.0 = perfect lineair verband
! Een correlationeel verband toont nooit een causaal verband aan
g. Experimentele methode = onderzoeker creeërt een situatie die gecontroleerde observatie toelaat
correlationele studies beperken zich tot beschrijving van een bestaande toestand
in een experiment manipuleert de onderzoeker de werkelijkheid
1. Onafhankelijke variabele = variabele die gemanipuleerd w
2. Afhankelijke variabele = gemeten variabele waarop die gemanipuleerde variabele een mogelijk
effect heeft
het doel van het ingrijpen: precies causaliteit achterhalen
Bv. Goldberger: arme wijken -> slechtere voeding -> pellagra: ziekte
maar goldberger ging verder: manipulatie
- injecteerde zichzelf met bloed van een zieke
- slikte neus- en keelslijmen van een zieke
- slijm zweren + 4cm2 urine + 4cm2 stoelgang
- nadien herhaling van het experiment op gevangenen
- bewijs tegen hypothese micro-organismen
interne validiteit = het experiment is foutloos opgezet & uitgevoerd
externe validiteit = de resultaten vh experiment kunnen w veralgemeend naar situaties buiten
het laboratorium, in het dagelijkse leven
⇨ methode w bekritiseerd want experiment zou artificieel (gemanipuleerd) zijn & is dus daarom
niet relevant.
ENKELE EXEMPLARISCHE VOORBEELDEN:
Zie dia 59-95 met voorbeelden van studies: wel te kennen !!!
Dia 89 + extra notities: examenvraag
ETISCHE KWESTIES IN ONDERZOEK MET MENSEN EN DIEREN:
Ethische code bij beroepsverenigingen (bv. American Psychological Association, Belgian
Association for Psychological Sciences...).
Een van de deontologische regels waaraan een onderzoeker zich moet houden: informed consent
a. Deelname aan onderzoek moet steeds op vrijwillige basis gebeuren
b. Proefpersonen moeten altijd ingelicht worden over de procedure, potentiële risico’s en het doel
van het onderzoek (inlichting vooraf onderzoek is vaak onmogelijk aangezien het de resultaten
sterk kan beïnvloeden)
c. Experimenten van Milgram: nadien meegedeeld
4