Samenvatting
spijsverteringsorganen
Algemene gastro-enterologie
1. Leg de begrippen endocrien, paracrien en neurocrien uit aan
de hand van telkens 2 voorbeelden uit de gastro-intestinale
tractus.
ENDOCRIEN
= hormonen circuleren in het bloed en gaan op andere plaatsen een effect hebben
Voorbeelden:
Cholecystokinine
o Geproduceerd door entero-endocriene cellen in proximale jejunum
o In duodenum: eerste absorptie; oiv voedselbolus gaan endocriene cellen
cholecystokinine produceren en volgende effecten hebben:
Werkt endocrien op galblaasmusculatuur: contractie toename in galzout
afvoer naar dunne darm (voor vetvertering)
Bevordert productie pancreassap lipasen (vetvertering stimuleren) en
proteolytische enzymen (eiwitdigestie)
Effect op maagcontractiliteit: inhiberend effect waarbij maagmotiliteit wordt
geremd er is voedsel toegekomen, dus er is een feedback systeem naar de
maag, zodat duodenum tijd krijgt om voedsel te verwerken
Dit geeft verzadiging als maaglediging wordt geremd
verzadigingsgevoel
Inhibeert maagzuursecretie
Secretine
o Geactiveerd door verzuring van duodenum
o Wordt ook aangemaakt door entero-endocriene cellen thv dunne darm
o Werkt in op pancreas: stimuleert pancreassecretie lipasen en proteolytische
enzymen, maar ook veel bicarbonaat zuur dat mee uit de maag komt met het
voedsel wordt gebufferd en geneutraliseerd
DUS voedselbolus komt aan secretine geproduceerd aciditeit
voedselbolus onmiddellijk gebufferd
o Werkt ook in op maaglediging: remmend zorgt dat bij toevoer van nutriënten
maag op rust wordt gezet
o Ook zuursecretie tijdelijk onderdrukt door secretine
PARACRIEN
= endocriene cellen stellen hormonen vrij die gaan inwerken op een doelwitcel in de directe
omgeving
Voorbeelden:
1
, Somatostatine
o In maag: D-cellen (endocriene cellen die somatostatine vrijstellen)
o Werkt in op receptoren van G-cellen (gastrine producerende entero-endocriene
cellen in maag)
o Gaat activatie/productie van gastrine tegengaan zuurremmend effect in maag
Histamine
o Werkt prosecretoir: histaminevrijstelling gebeurt oiv gastrine
o Stimuleert de maagzuursecretie door pariëtale cellen
Anti-histaminica om maagzuursecretie te remmen en patiënten met reflux te
behandelen
NEUROCRIEN
= entero-neurocriene cel wordt direct beïnvloed door zenuwbanen die GI-peptiden en hormonen
vrijstellen
= zenuwuiteinden stellen peptide vrij die zal inwerken op effectorcel (bv. gastirnecel, epitheelcel,
gladde spiercel…) zodat er communicatie kan plaatsvinden
Voorbeelden:
Gastrine releasing hormoon (GRP)
o Vrijgesteld door zenuwuiteinden en werkt in op G-cellen van de maag
maagzuursecretie beïnvloeden (door vrijstelling gastrine)
VIP (vasoactief intestinaal peptide)
o Uitgescheiden door zenuwuiteinden thv spieren van het maag-darmsysteem
o Getriggerd door hoge maag pH
o Werkt rechtstreeks in op GSC en leidt tot relaxatie van GSC
o Potente vasodilatator en stimuleert vocht- en elektrolytensecretie
Enkefalines
o Geproduceerd door zenuwuiteinden
o Zijn een vorm van endogene opiaten die op opiaat receptoren gaan inwerken in het
maag-darmsysteem
Andere mediatoren die op deze manier kunnen communiceren: gastrine, somatostatine,
neurotensine, substance P
2. Beschrijf hoe algemeen de gastro-intestinale tractus
bezenuwd wordt.
EXTRINSIEKE INNERVATIE
Zenuwuiteinden vanuit ruggenmerg en hersenstam zakken af naar wand darmstelsel; gaan
daar zenuwuiteinden doen penetreren tot bij epitheel GSC om activiteit maag-darmsysteem
te moduleren
Onderscheid innervatie:
o Autonoom zenuwstelsel:
Extrinsieke factor: OS en PS
Intrinsieke factor: enterisch zenuwstelsel
2
, o Willekeurig zenuwstelsel
Slikmechanisme: CN XII (n. hypoglossus) en IX (n. glossopharyngeus)
Defecatie: pelvische zenuwen en n. pudendus
ENTERISCH ZENUWSTELSEL
= verzameling neuronen: motorische, secretoire, sensorische neuronen en interneuronen die in
lokale reflexen met elkaar gaan communiceren.
- Prikkel sensorisch neuron interneuron secreto-motorisch neuron effect
- Motorneuronen:
o Excitatoir: acetylcholine en substance P (contractie GSC)
o Relaxerend: NO en VIP (relaxatie GSC)
Locatie van ganglia:
o Submucosale plexus van Meisner: tussen epitheel en circulaire spierlaag werkt vnl
in op secretoire processen
o Myenterische plexus van Auerbach: tussen circulaire en longitudinale spierlaag
werkt vnl in op contractiliteit
Verdere uitleg enterisch zenuwstelsel: zie SV pauliena
Parasympatische innervatie
N. vagus (X)
o Efferente functie waarbij signaal vanuit hersenstam naar periferie wordt gestuurd:
gebeurt via dorsale motor nucleus van n. vagus die zich in hersenstam bevindt
o Afferent signaal van periferie naar hersenstam gecapteerd thv ganglion nodosum om
uiteindelijk aan te komen in nucleus tractus solitarius en van daaruit naar hoger
gelegen hersencentra gaan
o Geen betrekking van hogere hersencentra (afferent signaal ganglion nodosum
nucleus tractus solitarius dorsale motor nucleus efferente activiteit):
vasovagale reflexen, bv. appelflauwte
Nn. splanchnici pelvici: takt af vanuit sacrale niveau periferie, maar kent ook afferente
zenuwbanen die naar spinale ganglia toe gaan en naar dorsale wortel ganglia
Sympathische innervatie
Splanchnische zenuwen (major en minor), lumbale en sacrale zenuwen
o Efferente trajecten: vanuit thoracolumbale segmenten van ruggenmerg via
prevertebrale ganglia naar eindorganen
o Afferente functie: signalen gecapteerd via thoracolumbale ganglia dorsale
wortel ganglia ruggenmerg
3. Beschrijf de functionele anatomie en werking van de gladde
spiercellagen van de gastro-intestinale tractus.
Verschillen gladspierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel, gladde spiercellen zijn
o Kleiner
o Geen sarcomeren
3
, o Geen individuele innervatie → er is niet per spiercel 1 individueel neuron dat de
innervatie verzorgt, maar het zal functioneren als een elektrisch gekoppeld
syncytium waarbij de spiercellen onderling het elektrisch signaal aan elkaar
doorgeven → georchestreerd door intestinale cellen van Cajal
Fasische contracties = contracties die op en af gaan, intermittente contracties
Tonische contracties = aangehouden spiercontracties met een bepaalde basale spanning die
we meer gaan terugvinden bij de sfincters van het maag-darmsysteem
Regeling van die contracties
o Myogeen waarbij spiercellen zelf gaan reageren op prikkels vanuit omgeving (bij
genoeg oprekken zal cel zelf samentrekken)
o Ook door de cellen van Cajal die als mediator tussen zenuwcellen en gladde
spiercellen instaan
o Endocriene, paracriene en neurocriene mechanismen gaan ook spieractiviteit
mediëren
(verdere uitleg in SV)
4. Beschrijf de verschillende fazen van de normale slikbeweging.
Orofaryngeale fase
o Malen, mengen met speeksel
o Bolus naar de posterieure farynx, induceert slikreflex
Farynxconstrictie
Afsluiten van larynx door epiglottis
Palatum elevatie sluit mondholte en nasofarynx af
UES (= bovenste sfincter) relaxatie
Slokdarmfase
o Rol = transport door peristaltiek
o Primaire peristaltiek
= peristaltiek die ingezet wordt door een slikbeweging die uitgelokt wordt
door een voedselboluspassage
o Secundaire peristaltiek (= anti-reflux mechanisme)
= peristaltiek waarbij geen bolus aanwezig moet zijn om een contractie uit te
lokken, het gebeurt vnl. wanneer er reflux vanuit de maag optreedt → de
secundaire peristaltische contractie duwt de reflux terug de maag in
5. Wat is GERD?
= gastro-oesofageale refluxziekte
OORZAKEN
Dysfunctie van de oesofagogastrische junctie
o Hypotensie van de LES
o Transient lower esophageal sphincter relaxations (TLESR)
4
spijsverteringsorganen
Algemene gastro-enterologie
1. Leg de begrippen endocrien, paracrien en neurocrien uit aan
de hand van telkens 2 voorbeelden uit de gastro-intestinale
tractus.
ENDOCRIEN
= hormonen circuleren in het bloed en gaan op andere plaatsen een effect hebben
Voorbeelden:
Cholecystokinine
o Geproduceerd door entero-endocriene cellen in proximale jejunum
o In duodenum: eerste absorptie; oiv voedselbolus gaan endocriene cellen
cholecystokinine produceren en volgende effecten hebben:
Werkt endocrien op galblaasmusculatuur: contractie toename in galzout
afvoer naar dunne darm (voor vetvertering)
Bevordert productie pancreassap lipasen (vetvertering stimuleren) en
proteolytische enzymen (eiwitdigestie)
Effect op maagcontractiliteit: inhiberend effect waarbij maagmotiliteit wordt
geremd er is voedsel toegekomen, dus er is een feedback systeem naar de
maag, zodat duodenum tijd krijgt om voedsel te verwerken
Dit geeft verzadiging als maaglediging wordt geremd
verzadigingsgevoel
Inhibeert maagzuursecretie
Secretine
o Geactiveerd door verzuring van duodenum
o Wordt ook aangemaakt door entero-endocriene cellen thv dunne darm
o Werkt in op pancreas: stimuleert pancreassecretie lipasen en proteolytische
enzymen, maar ook veel bicarbonaat zuur dat mee uit de maag komt met het
voedsel wordt gebufferd en geneutraliseerd
DUS voedselbolus komt aan secretine geproduceerd aciditeit
voedselbolus onmiddellijk gebufferd
o Werkt ook in op maaglediging: remmend zorgt dat bij toevoer van nutriënten
maag op rust wordt gezet
o Ook zuursecretie tijdelijk onderdrukt door secretine
PARACRIEN
= endocriene cellen stellen hormonen vrij die gaan inwerken op een doelwitcel in de directe
omgeving
Voorbeelden:
1
, Somatostatine
o In maag: D-cellen (endocriene cellen die somatostatine vrijstellen)
o Werkt in op receptoren van G-cellen (gastrine producerende entero-endocriene
cellen in maag)
o Gaat activatie/productie van gastrine tegengaan zuurremmend effect in maag
Histamine
o Werkt prosecretoir: histaminevrijstelling gebeurt oiv gastrine
o Stimuleert de maagzuursecretie door pariëtale cellen
Anti-histaminica om maagzuursecretie te remmen en patiënten met reflux te
behandelen
NEUROCRIEN
= entero-neurocriene cel wordt direct beïnvloed door zenuwbanen die GI-peptiden en hormonen
vrijstellen
= zenuwuiteinden stellen peptide vrij die zal inwerken op effectorcel (bv. gastirnecel, epitheelcel,
gladde spiercel…) zodat er communicatie kan plaatsvinden
Voorbeelden:
Gastrine releasing hormoon (GRP)
o Vrijgesteld door zenuwuiteinden en werkt in op G-cellen van de maag
maagzuursecretie beïnvloeden (door vrijstelling gastrine)
VIP (vasoactief intestinaal peptide)
o Uitgescheiden door zenuwuiteinden thv spieren van het maag-darmsysteem
o Getriggerd door hoge maag pH
o Werkt rechtstreeks in op GSC en leidt tot relaxatie van GSC
o Potente vasodilatator en stimuleert vocht- en elektrolytensecretie
Enkefalines
o Geproduceerd door zenuwuiteinden
o Zijn een vorm van endogene opiaten die op opiaat receptoren gaan inwerken in het
maag-darmsysteem
Andere mediatoren die op deze manier kunnen communiceren: gastrine, somatostatine,
neurotensine, substance P
2. Beschrijf hoe algemeen de gastro-intestinale tractus
bezenuwd wordt.
EXTRINSIEKE INNERVATIE
Zenuwuiteinden vanuit ruggenmerg en hersenstam zakken af naar wand darmstelsel; gaan
daar zenuwuiteinden doen penetreren tot bij epitheel GSC om activiteit maag-darmsysteem
te moduleren
Onderscheid innervatie:
o Autonoom zenuwstelsel:
Extrinsieke factor: OS en PS
Intrinsieke factor: enterisch zenuwstelsel
2
, o Willekeurig zenuwstelsel
Slikmechanisme: CN XII (n. hypoglossus) en IX (n. glossopharyngeus)
Defecatie: pelvische zenuwen en n. pudendus
ENTERISCH ZENUWSTELSEL
= verzameling neuronen: motorische, secretoire, sensorische neuronen en interneuronen die in
lokale reflexen met elkaar gaan communiceren.
- Prikkel sensorisch neuron interneuron secreto-motorisch neuron effect
- Motorneuronen:
o Excitatoir: acetylcholine en substance P (contractie GSC)
o Relaxerend: NO en VIP (relaxatie GSC)
Locatie van ganglia:
o Submucosale plexus van Meisner: tussen epitheel en circulaire spierlaag werkt vnl
in op secretoire processen
o Myenterische plexus van Auerbach: tussen circulaire en longitudinale spierlaag
werkt vnl in op contractiliteit
Verdere uitleg enterisch zenuwstelsel: zie SV pauliena
Parasympatische innervatie
N. vagus (X)
o Efferente functie waarbij signaal vanuit hersenstam naar periferie wordt gestuurd:
gebeurt via dorsale motor nucleus van n. vagus die zich in hersenstam bevindt
o Afferent signaal van periferie naar hersenstam gecapteerd thv ganglion nodosum om
uiteindelijk aan te komen in nucleus tractus solitarius en van daaruit naar hoger
gelegen hersencentra gaan
o Geen betrekking van hogere hersencentra (afferent signaal ganglion nodosum
nucleus tractus solitarius dorsale motor nucleus efferente activiteit):
vasovagale reflexen, bv. appelflauwte
Nn. splanchnici pelvici: takt af vanuit sacrale niveau periferie, maar kent ook afferente
zenuwbanen die naar spinale ganglia toe gaan en naar dorsale wortel ganglia
Sympathische innervatie
Splanchnische zenuwen (major en minor), lumbale en sacrale zenuwen
o Efferente trajecten: vanuit thoracolumbale segmenten van ruggenmerg via
prevertebrale ganglia naar eindorganen
o Afferente functie: signalen gecapteerd via thoracolumbale ganglia dorsale
wortel ganglia ruggenmerg
3. Beschrijf de functionele anatomie en werking van de gladde
spiercellagen van de gastro-intestinale tractus.
Verschillen gladspierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel, gladde spiercellen zijn
o Kleiner
o Geen sarcomeren
3
, o Geen individuele innervatie → er is niet per spiercel 1 individueel neuron dat de
innervatie verzorgt, maar het zal functioneren als een elektrisch gekoppeld
syncytium waarbij de spiercellen onderling het elektrisch signaal aan elkaar
doorgeven → georchestreerd door intestinale cellen van Cajal
Fasische contracties = contracties die op en af gaan, intermittente contracties
Tonische contracties = aangehouden spiercontracties met een bepaalde basale spanning die
we meer gaan terugvinden bij de sfincters van het maag-darmsysteem
Regeling van die contracties
o Myogeen waarbij spiercellen zelf gaan reageren op prikkels vanuit omgeving (bij
genoeg oprekken zal cel zelf samentrekken)
o Ook door de cellen van Cajal die als mediator tussen zenuwcellen en gladde
spiercellen instaan
o Endocriene, paracriene en neurocriene mechanismen gaan ook spieractiviteit
mediëren
(verdere uitleg in SV)
4. Beschrijf de verschillende fazen van de normale slikbeweging.
Orofaryngeale fase
o Malen, mengen met speeksel
o Bolus naar de posterieure farynx, induceert slikreflex
Farynxconstrictie
Afsluiten van larynx door epiglottis
Palatum elevatie sluit mondholte en nasofarynx af
UES (= bovenste sfincter) relaxatie
Slokdarmfase
o Rol = transport door peristaltiek
o Primaire peristaltiek
= peristaltiek die ingezet wordt door een slikbeweging die uitgelokt wordt
door een voedselboluspassage
o Secundaire peristaltiek (= anti-reflux mechanisme)
= peristaltiek waarbij geen bolus aanwezig moet zijn om een contractie uit te
lokken, het gebeurt vnl. wanneer er reflux vanuit de maag optreedt → de
secundaire peristaltische contractie duwt de reflux terug de maag in
5. Wat is GERD?
= gastro-oesofageale refluxziekte
OORZAKEN
Dysfunctie van de oesofagogastrische junctie
o Hypotensie van de LES
o Transient lower esophageal sphincter relaxations (TLESR)
4