, Biochemie 1
Cursus
Hoofdstuk 1 /
Hoofdstuk 2 : Biomoleculen : een overzicht
Inleiding
- Biomoleculen = moleculen in levende materie
o Meest voorkomende :
▪ C
▪ N
▪ H
▪ O
▪ Ca, P, K, S, Cl,…
▪ Al deze zijn essentieel
• ➔ Zonder kan je niet leven
o Niet allemaal essentieel
o Vaak grote macromoleculen
▪ 4 groepen :
• KH
• Vet
• AZ
• Nucleotiden
2.2 De bouwstenen van biomoleculen
2.2.1 KH
- Eenvoudige KH = monosachariden = suikers
- Formule = (CH2O)n
o Bv glucose heeft 6 C atomen
▪ ➔ C6H12O6
▪ Structuur = ladderachtige keten
▪ In water als cyclische verbinding
- In veel monosachariden :
o Aantal OH groepen vervangen door andere groepen
▪ Typische ringstructuur & blijvende OH groepen maken moleculen toch
herkenbaar als KH
,2.2.2 Lipiden
- Heterogene biomoleculen
- Gemeenschappelijk kenmerk :
o Moeilijk oplosbaar in water
- Bv cholesterol, palmitinezuur,…
2.2.3 AZ
- = eenvoudigste bouwstenen van biomoleculen
- Specifiek kenmerk :
o Aminofunctie + zuurfunctie op centraal C-atoom
▪ Onder fysiologische omstandigheden geïoniseerd
• Fysiologische omstandigheden :
o Waterig midden
o pH < 7
- Zwitterion
o Er zijn geladen groepen, maar molecule is netto niet geladen
- Basisstructuur is identiek, de zijketen verschilt (-R)
- Algemene structuur :
2.2.4 Nucleotiden
- Opbouw :
o 5 C-suiker
o Nhoudende ring (base)
o 1/+ fosfaatgroepen
- Bv ATP
2.3 Biologische polymeren
2.3.1 Inleiding
- Macromoleculen zijn opgebouwd uit kleinere eenheden (kan tot 1000’en atomen hebben)
o Beperkt aantal bouwstenen op verschillende manieren gecombineerd
▪ ➔ Grote variatie aan structuren
• ➔ Voordeel :
o Weinig ruw materiaal nodig om te overleven
- Methode om monomeren te binden tot polymeren = manier om info vast te leggen
o ➔ Volgorde bouwstenen monomeren = manier om info vast te leggen
- Meestal zijn monomeren covalent in kop-staart gebonden
o Als monomeren tot polymeer behoren = residuen
- Lipiden kunnen geen polymeer vormen, condenseren wel tot biomembranen
, 2.3.2 Polysachariden
- 1 / aantal monosachariden
- Meestal homogene polymeren :
o 1 type monosacharide
▪ ➔ Beperkt vermogen om genetische info te dragen
▪ ➔ Kan niet veel vormen en functies aannemen
- Functies :
o Stockagemoleculen voor cellulaire energie
o Leveren structurele steun aan cel
- Glucosemonomeren = bouwstenen van cellulose
- Verschil met andere biopolymeren :
o Vermogen om vertakte structuren te vormen
2.3.3 EW
- Polymeren van AZ = polypeptiden / proteïnen
- Er zijn 20 soorten AZ als bouwsteen voor EW
o Kunnen op elke manier en elke verhouding gecombineerd
▪ ➔ Heel veel ketens mogelijk, elk met eigen specifieke 3D vorm
• ➔ EW hebben grootste structurele variabiliteit
• ➔ EW hebben grootste variatie aan functies
o ➔ EW nemen veel taken op
- AZ keten vouwt op tot 3D structuur
o Zijketens hebben grote variatie
▪ ➔ 3D structuur hangt af van
• AZsamenstelling
• Volgorde van AZ
2.3.4 Nucleïnezuren
- Polymeren van nucleotiden = DNA & RNA
- Hebben 4 bouwstenen :
o RNA :
▪ Adenine
▪ Guanine
▪ Cytosine
▪ Uracil
o Hierdoor meer regelmatige vorm dan EW
▪ Bv DNA moleculen hebben typische DNA helix structuur
- Functie DNA :
o Dragers genetische info
▪ Info in opeenvolging van nucleotiden, minder in 3D vorm
- Sommigen, vnl RNA, vouwen op tot compacte globulaire structuur (zoals EW)