Casuïstiek en simulatie:
Zie definities pag. 8-9: nog te studeren!
1. Klinisch redeneren:
1.1Wat is klinisch redeneren?
Literatuur definities
Klinisch redeneren is het continue proces van kritisch denken,
gegevensverzameling en analyse gericht op de vragen en het
probleem van een individu en diens naasten, in relatie tot ziekte en
gezondheid, om tot het beste besluit over de zorg voor deze
(individuele) patiënt te komen.
Klinisch redeneren is een methodische/ systematische benadering
van een zorgvrager vertrekkend van de uitgangsvraag ‘hoe gaat
het?’. Daarbij horen 3 competenties: observeren, analyseren en
communiceren. Over dit alles gaan we reflecteren.
Observeren: Kernvraag: “ wat signaleer je, op dit moment, bij deze
zorgvrager?”
Doel: zicht krijgen op algehele psychosociale en fysieke
gesteldheid
Analyseren: Kernvraag: “wat gaat (niet) goed, is in gevaar, wat moet er
gebeuren?”
Doel: zicht krijgen op specifieke functies
Communicere Kernvraag: “met wie, over wie, hoe en wanneer en
n: waarover?”
Doel: “elkaar informeren, eenduidig, compleet, overzichtelijk,
professioneel”
VIVES – Visie op Klinisch redeneren:
= het binnen het verpleegkundig proces continu verzamelen en analyseren van
gegevens gericht op het vaststellen van vragen, problemen en mogelijkheden
van de zorgontvanger of doelgroep(en) en het kiezen van daarbij passende
zorgresultaten en interventies die steeds geëvalueerd worden.
1.2Wat is het doel van klinisch redeneren?
Doel: klinische problemen systematisch te verwoorden, te analyseren en op te
lossen. Het is wat we doen bij het vaststellen van (verpleeg)diagnoses, resultaten
en interventies. De beslissingen die hieruit voortvloeien hebben als doel de
patiënt optimale zorg te bieden.
Doelgroep: alle gezondheidsprofessionals die individuele
beroepsverantwoordelijkheid dragen voor het stellen van daignoses en
behandelingen, dus ook verpleegkundigen.
, 1.3Kenmerken en voorwaarden van klinisch redeneren:
Kennis vereist: Kennis is het fundament onder de klinische
expertise van de verpleegkundige, die EBP gebruikt
als ingrediënt van haar klinisch redeneren:
Achtergrondkennis: kennis over:
- Anatomie, fysiologie, psychologie,…
- Kennis die niet snel verandert
Voorgrondkennis:
- Snel veranderende kennis
- Kennis over manieren om een specifieke
diagnose vast te stellen
- Of kennis over interventies
Belangrijk = onderbouw kennis:
- Via wetenschappelijk onderzoek voortdurend
nieuwe kennis op te doen
Een goede kennis is ook nodig om vlot te kunnen
samenwerken en communiceren met andere
zorgverstrekkers.
Evidence – based Kennis is het fundament onder de klinische
practice: expertise van de verpleegkundige, die EBP gebruikt
als ingrediënt van haar klinisch redeneren:
Intuïtief denken/ intuïtieve besluiten:
- Op basis van eigen ervaring/ kennis een
beslissing maken over hoe een patiënt te
verzorgen, zonder dit met een arts te
overleggen.
- Nadeel: nemen van verkeerde beslissingen
die kan leiden tot meer fouten.
- Intuïtieve besluiten worden meestal ‘snel’
genomen, en vloeien vaak voort uit
onvoldoende kennis.
Relationeel – analytisch denken/ analytische
besluiten:
- Er is tijd nodig om bewust over de situatie
na te denken, de situatie en beschikbare
informatie te analyseren. Verbetert de
kwaliteit van het besluit.
- Dit vraagt kennis en attitude om beroep te
doen op wetenschappelijke informatie.
Belangrijke aandachtspunten:
- Ervaring speelt een rol: meestal kom je tot
een snel besluit maar dit besluit komt voort
uit wetenschappelijke informatie (vb. het
studeren van je cursus ‘hoe plaats ik een
Zie definities pag. 8-9: nog te studeren!
1. Klinisch redeneren:
1.1Wat is klinisch redeneren?
Literatuur definities
Klinisch redeneren is het continue proces van kritisch denken,
gegevensverzameling en analyse gericht op de vragen en het
probleem van een individu en diens naasten, in relatie tot ziekte en
gezondheid, om tot het beste besluit over de zorg voor deze
(individuele) patiënt te komen.
Klinisch redeneren is een methodische/ systematische benadering
van een zorgvrager vertrekkend van de uitgangsvraag ‘hoe gaat
het?’. Daarbij horen 3 competenties: observeren, analyseren en
communiceren. Over dit alles gaan we reflecteren.
Observeren: Kernvraag: “ wat signaleer je, op dit moment, bij deze
zorgvrager?”
Doel: zicht krijgen op algehele psychosociale en fysieke
gesteldheid
Analyseren: Kernvraag: “wat gaat (niet) goed, is in gevaar, wat moet er
gebeuren?”
Doel: zicht krijgen op specifieke functies
Communicere Kernvraag: “met wie, over wie, hoe en wanneer en
n: waarover?”
Doel: “elkaar informeren, eenduidig, compleet, overzichtelijk,
professioneel”
VIVES – Visie op Klinisch redeneren:
= het binnen het verpleegkundig proces continu verzamelen en analyseren van
gegevens gericht op het vaststellen van vragen, problemen en mogelijkheden
van de zorgontvanger of doelgroep(en) en het kiezen van daarbij passende
zorgresultaten en interventies die steeds geëvalueerd worden.
1.2Wat is het doel van klinisch redeneren?
Doel: klinische problemen systematisch te verwoorden, te analyseren en op te
lossen. Het is wat we doen bij het vaststellen van (verpleeg)diagnoses, resultaten
en interventies. De beslissingen die hieruit voortvloeien hebben als doel de
patiënt optimale zorg te bieden.
Doelgroep: alle gezondheidsprofessionals die individuele
beroepsverantwoordelijkheid dragen voor het stellen van daignoses en
behandelingen, dus ook verpleegkundigen.
, 1.3Kenmerken en voorwaarden van klinisch redeneren:
Kennis vereist: Kennis is het fundament onder de klinische
expertise van de verpleegkundige, die EBP gebruikt
als ingrediënt van haar klinisch redeneren:
Achtergrondkennis: kennis over:
- Anatomie, fysiologie, psychologie,…
- Kennis die niet snel verandert
Voorgrondkennis:
- Snel veranderende kennis
- Kennis over manieren om een specifieke
diagnose vast te stellen
- Of kennis over interventies
Belangrijk = onderbouw kennis:
- Via wetenschappelijk onderzoek voortdurend
nieuwe kennis op te doen
Een goede kennis is ook nodig om vlot te kunnen
samenwerken en communiceren met andere
zorgverstrekkers.
Evidence – based Kennis is het fundament onder de klinische
practice: expertise van de verpleegkundige, die EBP gebruikt
als ingrediënt van haar klinisch redeneren:
Intuïtief denken/ intuïtieve besluiten:
- Op basis van eigen ervaring/ kennis een
beslissing maken over hoe een patiënt te
verzorgen, zonder dit met een arts te
overleggen.
- Nadeel: nemen van verkeerde beslissingen
die kan leiden tot meer fouten.
- Intuïtieve besluiten worden meestal ‘snel’
genomen, en vloeien vaak voort uit
onvoldoende kennis.
Relationeel – analytisch denken/ analytische
besluiten:
- Er is tijd nodig om bewust over de situatie
na te denken, de situatie en beschikbare
informatie te analyseren. Verbetert de
kwaliteit van het besluit.
- Dit vraagt kennis en attitude om beroep te
doen op wetenschappelijke informatie.
Belangrijke aandachtspunten:
- Ervaring speelt een rol: meestal kom je tot
een snel besluit maar dit besluit komt voort
uit wetenschappelijke informatie (vb. het
studeren van je cursus ‘hoe plaats ik een