Deel 1: model krachtige leeromgeving, met focus op inhoud van het (leer-)proces
1. Inleiding – het model ‘krachtige leeromgeving’ her opgefrist
Een leeromgeving is krachtig als:
- Ze de lerende kan motiveren en uitdagen
- De lerende aangezet wordt tot (gradueel/begeleid) zelfstandig en zelfgestuurd leren
- De lerende aangezet wordt tot samenwerkend participatief leren
- Leeractiviteiten plaatsvinden in een positief en geordend klas- en schoolklimaat
- Leeractiviteiten werkelijkheidsnabij zijn en met gepaste ICT-ondersteuning
- De leeractiviteiten aangepast en gedifferentieerd aangewend en opgevolgd worden zodat iedereen
gelijke kansen krijgt
- De leerkracht en leerlingen werken vanuit een muzische houding
- Ze plaatsvindt in een wereld die zin heeft en waarin zin wordt gegeven.
2. Aanpak – proces – effect: focus op proceszijde
Focussen op het proces = helemaal in het kind verplaatsen. Laten doordringen wat voor een ervaring het is
om in deze omgeving, ruimte, bij deze materialen en mensen te vertoeven. We kijken naar het hier en nu!
We richten bij het proces niet op de leefomgeving of op de leerkracht. Het is volledig gericht op het kind.
o Aanpak: wat je erin stopt
o Effect: wat eruit komt
o Proces: wat daartussen afspeelt
2.1 Kwaliteit en inhoud van het proces
Twee richtingen om ons te verdiepen in wat leerlingen ervaren
- Kwaliteit
Procesvariabelen: welbevinden & betrokkenheid >> geven info over kwaliteit van het proces + in
staat uitspraken over kwaliteit van klas of school te doen
- Inhoud (2.2)
Voor de geest halen hoe het kind een situatie, opdracht, wereld, … van binnenuit ervaart.
>> hierdoor beter kunnen begeleiding bij zijn/haar ontwikkeling
1
,2.2 Focus op de inhoud van het proces
Inhoud bepaalt niet de kwaliteit van het onderwijs, maar is belangrijk voor:
- Het leerproces = reconstrueren van de ‘inhoud’ van de ervaring van de leerling. >> Hierdoor kunnen
we onze didactiek (aanpak) een stevige basis geven.
Reflecteren op de mentale activiteit die we met onze activiteiten uitlokken
- Belang om aanpak af te stemmen op individuele leerlingen.
3. De inhoud van het (leer-)proces: hoe leren kinderen?
Uitspraak doen over wat zich in de lerende afspeelt. >> leraren moeten leren kijken door de ogen van de
leerlingen.
3.1 Wat is leren?
3.1.1 Een aantal definities van leren
Zie handboek p. 8-9
3.1.2 Onze definitie van leren
Leren = een proces dat leidt tot relatief duurzame gedragsveranderingen in wisselwerking met de
omgeving.
o Relatief duurzaam: Als je iets leert, dan kan je dit voor heel je leven
o Wisselwerking met de omgeving: Leren van anderen >> zien en doen
Doel van leerproces is een bepaald leerresultaat bereiken: nieuwe gedragsmogelijkheden,
wijzigen van reeds aanwezig gedrag of wegwerken van ongewenst gedrag.
3.2 Hoofdsoorten van leren
Belangrijkste gedragsveranderingen nastreven op 4 verschillende vlakken (soorten van leren):
Cognitief vb. lezen/ weg vinden met een kaart
(Dynamisch)-affectief vb. leren omgaan met kinderen
(Psycho)motorisch leren vb. schrijven / stappen
Leren van metakennis en metavaardigheden vb. leren leren
Meta = denken over iets
Deze verschillende soorten van leren zijn in veel leersituaties met elkaar te verwerven.
3.2.1 Cognitief leren
3.2.1.1 Verwerven van feitenkennis/memoriseren
Verwerven van feitenkennis
Samenhang tussen de op te nemen kenniselementen. Zorgt voor een referentiekader dat men
kan gebruiken bij het zoeken van oplossingen.
Memoriseren
Kennis in een geïsoleerde vorm, letterlijk gereproduceerd worden.
Geheugen is heel belangrijk voor onze leerprocessen >> Ons geheugen = een sporensysteem
(Opgebouwd uit veel geheugensporen die met elkaar verbonden zijn en zo een geheel vormen.)
3.2.1.2 Leren van begrippen regels/relaties en structuren
Begrippen vormen de basis van het inzicht en denken.
Begrip = een aanduiding voor een verzameling van voorwerpen, gebeurtenissen of situaties die
gemeenschappelijke kenmerken hebben bv. rugleuning + iets om op te zitten = stoel
Kinderen leren heel wat begrippen door zelfontdekking
Abstracte begrippen (= begrippen die moeilijk kunnen worden gevisualiseerd of ervaren
worden) bv. Onderwerp, eenheid, democratie, … vereisen de nodige uitleg en verklaring.
Kennis van begrippen is een voorwaarde voor het leren van regels of relaties en structuren.
o Regels of relaties: enkelvoudig en vast verband tussen twee inhouden >> concretisering van
algemene verbanden bv. oorzaak-gevolg
2
, o Structuren: meervoudige relaties die geordend zijn, in hun geheel benoemd en die meestal in
een schema voorgesteld kunnen worden. Bv. Theorieën, classificatie, tijdvakken, …
Kennis van regels of relaties en structuren is een voorwaarde voor het kunnen oplossen van
problemen.
3.2.1.3 Leren van oplossingsmethoden of procedures
Oplossingsmethoden of procedures zijn een reekshandelingen die achtereenvolgens moeten worden
uitgevoerd. Deze worden aangebracht als algoritme.
Algoritme = een voorschrift, een strategie voor het oplossen van een welbepaald soort opgaven of
problemen.
Als het voorschrift nauwkeurig gevolgd wordt, komt men tot een goede oplossing. >>
Algoritmen automatiseren het oplossingsproces.
Niet elk probleem hebben oplossingsmethoden die we kennen. Hiervoor hebben we technieken die
ons helpen zoeken naar een oplossing. Ze zorgen meer voor een systematischere aanpak, waardoor
de kans op het vinden van een oplossing vergroot, zonder dat je zeker ben tdat de juiste oplossing
verschijnt. = heuristieken
Heuristieken zijn vuistregels, aanwijzingen in de vorm van zoekregels die het oplossen van
problemen automatiseren.
Algoritmen en heuristieken kunnen we zo vergelijken:
3.2.1.4 Leren van leerstrategieën
Herhalingsstrategieën
Kinderen verbinden nieuwe kennis aan hun voorkennis. De leerstof herhalen wordt gebruikt om
nieuwe info te verbonden aan de voorkennis
Organisatiestrategieën
Helpen de kinderen bij het betekenisvol maken van nieuwe materialen: Schetsen van hoofdlijn
(lineair of via mindmap), …
Elaboratiestrategieën
Een proces van het toevoegen van details, zodat nieuwe informatie betekenisvoller wordt. Bij
elaboratie wordt info van het KTG naar het LTG gebracht, door associaties en verbindingen te
maken tussen nieuwe informatie en wat men al weet.
3.2.2 Psychomotorisch leren
= Het doelgericht inzetten van je lichaam en je bewegingen om een specifiek, vooraf bepaald doel te
bereiken.
Dit vraagt een samenwerking tussen de motorische aspecten (spieren, gewrichten), cognitie (vooraf
bepaalde doel, wijze van aanpak), sociale aspecten (met wie, naar wie, alleen, …) en emotionele
componenten (gevoel).
3