ARBEID EN TEWERKSTELLING
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING ........................................................................................................................................................... 2
DEEL A................................................................................................................................................................. 3
A1 – ARBEID EN ARBEIDSMARKT ................................................................................................................... 3
A2 – AANBOD VAN ARBEID ............................................................................................................................ 9
A3 – VRAAG NAAR ARBEID ........................................................................................................................... 23
A4 – CAPITA SELECTA ................................................................................................................................... 32
A5 – SOCIAAL OVERLEG ................................................................................................................................ 47
A6 – WELVAARTSTAAT ................................................................................................................................. 66
DEEL B (Rapport Hoge Raad voor de Werkgelegenheid) ................................................................................. 83
VOORBEELDVRAGEN ........................................................................................................................................ 85
1
,INLEIDING
Werklozen = alle personen die niet werken en werk zoeken
Beroepsbevolking = alle personen binnen de bevolking die werken of werk zoeken
Schijnzelfstandigen = personen die formeel als zelfstandige werken maar in de praktijk typisch in dienst van
een enkele onderneming (werkgever) werken
Primaire inkomens = de vergoedingen die personen ontvangen voor de inschakeling van hun arbeid en hun
kapitaal in het productieproces
Economie schaarste
- Schaarse factor hier: arbeid
- Kant van de arbeider: hoeveel van mijn tijd zet ik in?
- Kant van de ondernemer: hoeveel van mijn centen zet ik in?
Economie vraag en aanbod op de markt
- Markt hier: arbeidsmarkt
- Werknemers: aanbod op de arbeidsmarkt
- Werkgevers: vraag op de arbeidsmarkt
2
,DEEL A
A1 – ARBEID EN ARBEIDSMARKT
1. Arbeid
1.1 Belang van arbeid
Arbeid = menselijke activiteit die leidt tot de productie van nuttige goederen en diensten
- Goederen en diensten zijn nuttig wanneer ze het vermogen bezitten om in menselijke behoeften
te voorzien
- Recht op arbeid = primair mensenrecht → arbeid heeft zeer centrale plaats in menselijk bestaan
Belang van arbeid:
- Individueel vlak:
o Inkomen, sociaal contact, zingeving, status en prestige
o Minder gunstige aspecten (vb. werken onder grote druk, grote fysieke belasting,
wisselende uurregeling, …)
- Maatschappelijk vlak:
o Primaire bron van welvaart en herverdeling
- Wetenschappelijk vlak:
o Ethische, fysieke, psychische, sociologische, juridische en economische facetten
o Studie van arbeid is multidisciplinair: kennis uit meerdere disciplines wordt
gecombineerd om arbeidsgerelateerde thema’s te duiden
o Interdisciplinair onderzoek naar arbeid: kennis uit verschillende disciplines wordt
geïntegreerd binnen hetzelfde onderzoek
Binnen de economische wetenschappen:
- Arbeid is onmisbare productiefactor
- Productie en welvaart zijn ondenkbaar zonder arbeid
Arbeid zorgt ervoor dat de mensen in kwestie rekeningen kunnen betalen
1.2 Soorten arbeid
Arbeidsverhoudingen = geheel van relaties tussen werkgevers(-organisaties) en werknemers(-organisaties)
→ in grote mate het voorwerp van sociaal overleg
1) Arbeid uitgevoerd in dienstverband tegen vergoeding
- Vergoeding in geld (loon) of in natura (maaltijdcheques, bedrijfswagens, reizen, …)
- Belgische beroepsbevolking bestaat hoofdzakelijk uit loontrekkenden
= alle mensen die aan het werk zijn of werk zoeken
o “Maatschappij van gesalarieerden”
- Machtsrelatie van ondergeschikte en bovengeschikte:
o Kan zeer bedenkelijke vormen aannemen
o Vormen van tegengewicht zowel op het politieke vlak als op het institutionele vlak:
arbeiderspartijen, vakbonden, ontwikkeling van het arbeidsrecht en ontwikkeling van het
collectief overleg
o Arbeidsverhoudingen = geheel van relaties tussen werkgevers(-organisaties) en
werknemers(-organisaties)
2) Zelfstandig gepresteerde arbeid
- Alternatieve bron van inkomensverwerving → relatie van ondergeschikte en bovengeschikte
komt niet voor
- Zelfstandigen, ondernemers en vrije beroepen
o Ook: helpers en helpsters
3
, ▪ Verwanten van de zelfstandigen die meehelpen in de zaak
▪ Als beroepsactieven beschouwd, hoewel hun vergoeding niet steeds duidelijk is
o Zij doen het niet zomaar voor het geld maar zijn ook gidsend voor de mensen rondom
- Schijnzelfstandigen:
o Zij oefenen hun arbeid formeel uit onder het statuut van zelfstandige, maar doen dit in
de praktijk typisch in een ondergeschikte relatie t.o.v. een enkele werkgever
o Reden? Belastingen te ontwijken (fiscaal voordeliger om fiscaal zelfstandig te zijn en
‘zichzelf uit te lenen’)
o Vb. journalist die werkt voor één krant, profvoetballer, …
3) Andere soorten (wel arbeid maar zonder participatie op de arbeidsmarkt):
- Participatie op de arbeidsmarkt
o Arbeidsprestaties tegenover dewelke de vorming van (officiële) primaire inkomens staat
- Huishoudelijke arbeid
o Economische arbeid (creatie van nuttige goederen en diensten) maar geen (materiële)
vergoeding
o Wel participatie op de arbeidsmarkt in geval van bezoldigde huishoudelijke arbeid
(huisbodes, poetsvrouwen, tuinmannen, …)
- Onbetaalde dienstverlening
o Vrijwilligerswerk (in de welzijnssector en het verenigingsleven)
o Rekenen we niet mee in de beroepsbevolking, omdat zij dit niet op de arbeidsmarkt doen
- Doe-het-zelf-arbeid
o Vervangt de betaalde arbeid van anderen
- Verdoken arbeid (zwartwerk)
o Wordt niet geregistreerd maar vormt in de praktijk een substantieel gedeelte van de
globale arbeidsmarkt → nodige aandacht via afzonderlijke analyse
o Ramingen o.b.v. de omloopsnelheid van bankbiljetten en munten
o België: zwarte circuit is ongeveer 15% van het officiële nationaal product
- Studiearbeid:
o Consumptief aspect: levert alleen nut op voor de betrokkene zelf in de vorm van kennis
en ontplooiing
o Investeringsaspect: economische arbeid als voorbereiding op het beroepsleven met een
uitgestelde productiviteit en beloning
2. Arbeidsmarkt
Arbeidsmarkt = mechanisme dat samenleving heeft ontwikkeld om “arbeid” te verhandelen (kopen en
verkopen)
- Aanbod van arbeid:
o Iedereen die werkt of wil werken, iedereen die zijn arbeid aanbiedt (door nu al te werken
of door al beschikbaar aan de slag te gaan)
o Als mensen aan het werk zijn of werk zoeken, dan bieden zij hun arbeid aan op de
arbeidsmarkt (zij verhuren hun arbeidstijd)
o Totale aanbod = werkzoekenden en werkenden
- Vraag naar arbeid:
o Als bedrijven mensen tewerkstellen of vacatures open verklaren, dan vragen zij arbeid op
de arbeidsmarkt (zij huren arbeid om goederen en diensten mee te produceren)
o Totale vraag = open vacatures en alle reeds ingevulde arbeidsplaatsen
Arbeidsmarkt brengt vragers en aanbieders van arbeid met elkaar in contact
- Gevolg: aanwerving en het betalen van loon
- Allocatie en prijsvorming zijn de uitkomsten van elke marktwerking
o Allocatie: beschikbare arbeid toegewezen aan een vacature → “ruil” of “transactie”
▪ Best mogelijke werknemer in contact brengen met best mogelijke werkgever
4
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING ........................................................................................................................................................... 2
DEEL A................................................................................................................................................................. 3
A1 – ARBEID EN ARBEIDSMARKT ................................................................................................................... 3
A2 – AANBOD VAN ARBEID ............................................................................................................................ 9
A3 – VRAAG NAAR ARBEID ........................................................................................................................... 23
A4 – CAPITA SELECTA ................................................................................................................................... 32
A5 – SOCIAAL OVERLEG ................................................................................................................................ 47
A6 – WELVAARTSTAAT ................................................................................................................................. 66
DEEL B (Rapport Hoge Raad voor de Werkgelegenheid) ................................................................................. 83
VOORBEELDVRAGEN ........................................................................................................................................ 85
1
,INLEIDING
Werklozen = alle personen die niet werken en werk zoeken
Beroepsbevolking = alle personen binnen de bevolking die werken of werk zoeken
Schijnzelfstandigen = personen die formeel als zelfstandige werken maar in de praktijk typisch in dienst van
een enkele onderneming (werkgever) werken
Primaire inkomens = de vergoedingen die personen ontvangen voor de inschakeling van hun arbeid en hun
kapitaal in het productieproces
Economie schaarste
- Schaarse factor hier: arbeid
- Kant van de arbeider: hoeveel van mijn tijd zet ik in?
- Kant van de ondernemer: hoeveel van mijn centen zet ik in?
Economie vraag en aanbod op de markt
- Markt hier: arbeidsmarkt
- Werknemers: aanbod op de arbeidsmarkt
- Werkgevers: vraag op de arbeidsmarkt
2
,DEEL A
A1 – ARBEID EN ARBEIDSMARKT
1. Arbeid
1.1 Belang van arbeid
Arbeid = menselijke activiteit die leidt tot de productie van nuttige goederen en diensten
- Goederen en diensten zijn nuttig wanneer ze het vermogen bezitten om in menselijke behoeften
te voorzien
- Recht op arbeid = primair mensenrecht → arbeid heeft zeer centrale plaats in menselijk bestaan
Belang van arbeid:
- Individueel vlak:
o Inkomen, sociaal contact, zingeving, status en prestige
o Minder gunstige aspecten (vb. werken onder grote druk, grote fysieke belasting,
wisselende uurregeling, …)
- Maatschappelijk vlak:
o Primaire bron van welvaart en herverdeling
- Wetenschappelijk vlak:
o Ethische, fysieke, psychische, sociologische, juridische en economische facetten
o Studie van arbeid is multidisciplinair: kennis uit meerdere disciplines wordt
gecombineerd om arbeidsgerelateerde thema’s te duiden
o Interdisciplinair onderzoek naar arbeid: kennis uit verschillende disciplines wordt
geïntegreerd binnen hetzelfde onderzoek
Binnen de economische wetenschappen:
- Arbeid is onmisbare productiefactor
- Productie en welvaart zijn ondenkbaar zonder arbeid
Arbeid zorgt ervoor dat de mensen in kwestie rekeningen kunnen betalen
1.2 Soorten arbeid
Arbeidsverhoudingen = geheel van relaties tussen werkgevers(-organisaties) en werknemers(-organisaties)
→ in grote mate het voorwerp van sociaal overleg
1) Arbeid uitgevoerd in dienstverband tegen vergoeding
- Vergoeding in geld (loon) of in natura (maaltijdcheques, bedrijfswagens, reizen, …)
- Belgische beroepsbevolking bestaat hoofdzakelijk uit loontrekkenden
= alle mensen die aan het werk zijn of werk zoeken
o “Maatschappij van gesalarieerden”
- Machtsrelatie van ondergeschikte en bovengeschikte:
o Kan zeer bedenkelijke vormen aannemen
o Vormen van tegengewicht zowel op het politieke vlak als op het institutionele vlak:
arbeiderspartijen, vakbonden, ontwikkeling van het arbeidsrecht en ontwikkeling van het
collectief overleg
o Arbeidsverhoudingen = geheel van relaties tussen werkgevers(-organisaties) en
werknemers(-organisaties)
2) Zelfstandig gepresteerde arbeid
- Alternatieve bron van inkomensverwerving → relatie van ondergeschikte en bovengeschikte
komt niet voor
- Zelfstandigen, ondernemers en vrije beroepen
o Ook: helpers en helpsters
3
, ▪ Verwanten van de zelfstandigen die meehelpen in de zaak
▪ Als beroepsactieven beschouwd, hoewel hun vergoeding niet steeds duidelijk is
o Zij doen het niet zomaar voor het geld maar zijn ook gidsend voor de mensen rondom
- Schijnzelfstandigen:
o Zij oefenen hun arbeid formeel uit onder het statuut van zelfstandige, maar doen dit in
de praktijk typisch in een ondergeschikte relatie t.o.v. een enkele werkgever
o Reden? Belastingen te ontwijken (fiscaal voordeliger om fiscaal zelfstandig te zijn en
‘zichzelf uit te lenen’)
o Vb. journalist die werkt voor één krant, profvoetballer, …
3) Andere soorten (wel arbeid maar zonder participatie op de arbeidsmarkt):
- Participatie op de arbeidsmarkt
o Arbeidsprestaties tegenover dewelke de vorming van (officiële) primaire inkomens staat
- Huishoudelijke arbeid
o Economische arbeid (creatie van nuttige goederen en diensten) maar geen (materiële)
vergoeding
o Wel participatie op de arbeidsmarkt in geval van bezoldigde huishoudelijke arbeid
(huisbodes, poetsvrouwen, tuinmannen, …)
- Onbetaalde dienstverlening
o Vrijwilligerswerk (in de welzijnssector en het verenigingsleven)
o Rekenen we niet mee in de beroepsbevolking, omdat zij dit niet op de arbeidsmarkt doen
- Doe-het-zelf-arbeid
o Vervangt de betaalde arbeid van anderen
- Verdoken arbeid (zwartwerk)
o Wordt niet geregistreerd maar vormt in de praktijk een substantieel gedeelte van de
globale arbeidsmarkt → nodige aandacht via afzonderlijke analyse
o Ramingen o.b.v. de omloopsnelheid van bankbiljetten en munten
o België: zwarte circuit is ongeveer 15% van het officiële nationaal product
- Studiearbeid:
o Consumptief aspect: levert alleen nut op voor de betrokkene zelf in de vorm van kennis
en ontplooiing
o Investeringsaspect: economische arbeid als voorbereiding op het beroepsleven met een
uitgestelde productiviteit en beloning
2. Arbeidsmarkt
Arbeidsmarkt = mechanisme dat samenleving heeft ontwikkeld om “arbeid” te verhandelen (kopen en
verkopen)
- Aanbod van arbeid:
o Iedereen die werkt of wil werken, iedereen die zijn arbeid aanbiedt (door nu al te werken
of door al beschikbaar aan de slag te gaan)
o Als mensen aan het werk zijn of werk zoeken, dan bieden zij hun arbeid aan op de
arbeidsmarkt (zij verhuren hun arbeidstijd)
o Totale aanbod = werkzoekenden en werkenden
- Vraag naar arbeid:
o Als bedrijven mensen tewerkstellen of vacatures open verklaren, dan vragen zij arbeid op
de arbeidsmarkt (zij huren arbeid om goederen en diensten mee te produceren)
o Totale vraag = open vacatures en alle reeds ingevulde arbeidsplaatsen
Arbeidsmarkt brengt vragers en aanbieders van arbeid met elkaar in contact
- Gevolg: aanwerving en het betalen van loon
- Allocatie en prijsvorming zijn de uitkomsten van elke marktwerking
o Allocatie: beschikbare arbeid toegewezen aan een vacature → “ruil” of “transactie”
▪ Best mogelijke werknemer in contact brengen met best mogelijke werkgever
4