Samenvatting Doelstellingen onderzoeksmethoden beantwoord

Doelstellingen+ antwoorden OM
Hoofdstuk 1&2: introductie,
wetenschapsfilosofie
1. Wat wordt bedoeld met (sociaal)wetenschappelijk onderzoek?

Sociaalwetenschappelijk onderzoek produceert valide en betrouwbare kennis over de
sociale realiteit door theorie en empirie te combineren volgens strikte methodologische
principes.



2. Belang van de context in sociaalwetenschappelijk onderzoek

Sociaalwetenschappelijk onderzoek wordt beïnvloed door theorieën, epistemologische en
ontologische beschouwingen, ethiek, de politieke context en zelfs de persoonlijkheid van de
onderzoeker. Context is essentieel omdat onderzoek niet in een vacuüm plaatsvindt.



3. Ontologie en epistemologie

 Ontologie: De studie van het "zijn" of de aard van de realiteit. Het stelt vragen zoals:
Wat bestaat er? en Wat is de aard van de werkelijkheid?
Voorbeeld: In de sociale wetenschappen kan ontologie onderzoeken of sociale
structuren onafhankelijk bestaan of afhankelijk zijn van menselijke perceptie.
 Epistemologie: De studie van kennis en hoe we weten wat we weten. Het stelt
vragen zoals: Wat is kennis? en Hoe verkrijgen we kennis?
Voorbeeld: Een epistemologische vraag kan zijn hoe we objectieve kennis over
menselijke ervaringen kunnen verzamelen.



4. Ontologische en epistemologische wetenschapsfilosofische perspectieven

 Positivisme: Natuurwetenschappelijke methoden toepassen, gericht op objectieve
waarheid en verifieerbare kennis.
 Neo-positivisme/Postpositivisme: Aanvaardt objectieve werkelijkheid, maar erkent
de beperkingen van objectieve metingen.
 Interpretivisme: Legt nadruk op het begrijpen van menselijke betekenissen en
subjectieve realiteit.
 Constructivisme: Sociale realiteit wordt gezien als een sociaal construct, gevormd
door interacties en percepties.

,  Kritisch realisme: Er is een objectieve werkelijkheid, maar deze wordt niet volledig
door waarnemingen weerspiegeld.
 Pragmatisme: Combineert verschillende benaderingen en kiest methoden afhankelijk
van de onderzoeksvraag.



5. Inductieve-deductieve cyclus

 Inductie: Van specifieke observaties naar algemene theorieën.
Voorbeeld: Het observeren van witte zwanen en concluderen dat alle zwanen wit zijn.
 Deductie: Van algemene theorieën naar specifieke hypotheses.
Voorbeeld: Theorie dat alle zoogdieren een ruggengraat hebben en concluderen dat
mensen dit ook hebben.
Beide vormen samen de empirische cyclus, waarin theorie en empirie elkaar
aanvullen.



6. Toegepast en fundamenteel onderzoek

 Toegepast onderzoek: Gericht op het oplossen van specifieke problemen binnen een
organisatie.
Voorbeeld: Analyse van absenteïsme bij werknemers in een bedrijf.
 Fundamenteel onderzoek: Gericht op het vergroten van algemene kennis zonder
directe praktische toepassing.
Voorbeeld: Onderzoek naar de effecten van serviceherstelstrategieën op
klanttevredenheid.



7. Business onderzoek definiëren en beschrijven

Business research is een systematisch, georganiseerd onderzoek naar specifieke
bedrijfsproblemen, met als doel oplossingen of antwoorden te vinden. Het combineert
theorie en empirie om tot bruikbare inzichten te komen.


Hoofdstuk 3, 4 &5: Wat is onderzoek?
Kenmerken van wetenschappelijk onderzoek
& ethiek (ook hs 6)
1. Business research definiëren en beschrijven
Business research is een georganiseerd, systematisch, datagedreven en objectief onderzoek
naar een specifiek bedrijfsprobleem, met als doel oplossingen of antwoorden te vinden. Het