Persoonlijkheidspsychologie
,Recap: meting van persoonlijkheid
Hedendaagse definitie van persoonlijkheid:
- A set of psychological traits
- And mechanisms
- Within the individual
- That are organized and relatively enduring
- And that influence
- His or her interactions with
- And adaptations to
- The environment
Assumpties binnen persoonlijkheidsonderzoek:
- Relatief stabiele aspecten van het zelf
- Relatief consistent over ≠ende sociale contexten (ook bij sociale voorschriften)
- De essentie van het individu (denken, voelen, doen) in vergelijking met anderen
- Zijn latent aanwezig, ook als er geen observeerbare expressie is van de trek
- Latent: niet altijd observeerbaar
Persoonlijkheid: the big five
- Model:
- Dimensioneel
- Hiërarchisch: domeinen en facetten
- Universeel over culturen heen
- Valide voor kinderen, jongeren en volwassene
- Het vijf-factorenmodel
1.
2.
3.
, 4.
- hoge score neuroticisme = emotioneel gevoelig, onstabiel
- hoge score emotionele stabiliteit: emotioneel ongevoelig
5.
State vs trait:
- Relatief stabiel, maar ook variabel!!
- Algemene tendensen, maar afwijkingen obv bepaalde omgevingsfactoren
- Mean level trait expression vs state
onderzoeksmethoden:
- Klassieke trait-approach:
- houdt geen rekening met hoe onze expressie van ph verandert naargelang de
situatie, maar meet de “algemene tendens van denken, voelen, doen”
- Betekenis/ voorspellende waarde van fluctuaties op trekken ifv outcome?
- Bvb. sterke reactiviteit tav bepaalde situaties
- Grote stemmingswissels op korte tijdspanne
- Hoe?
- Standaard vragenlijst-metingen brengen dit niet in beeld
- Interview iets sensitiever, maar zeer tijdsintensief
Geen goede methode!!
- Experience sampling design
- = within-person variability across time points
- = “daily diary method” of “ecological momentary assessment”
- Hoe?: rapporteren van gedachten, gevoelens en gedrag op verschillende
tijdstippen doorheen een bepaalde periode
- Doel: zicht op variabiliteit (over dagen heen)
- Nadeel: tijdrovend
- Situational judgement tests
- = within-person variability across situations at one time point
- = op één moment verschillende situaties voorleggen en vragen: ‘hoe groot is de
kans om op deze situatie zo te reageren’
- Zeer goed alternatief voor dagboekstudies
- Gelijk resultaat
- Minder tijdrovend
, Hoofdstuk 1: Biologische perspectieven op
persoonlijkheid
1. Inleiding
Welke perspectieven lichten we uit?
- Psycho-biologie
- Gedragsgenetica
3 analyseniveaus:
- Fenotypisch
- Biologisch
- Genotypisch
interactie
2. Fysiologische modellen van persoonlijkheid
Is er evidentie voor een fysiologische basis van persoonlijkheid?
- Historisch
- oude Grieken: linken tussen karakter en (dis)balans lichaamssappen
- van hier uit ontstaan: fysiognomie, frenologie
- historische definitie van Allport
- Verband persoonlijkheid en fysiologische parameters (en ontwikkeling van theorieën die
op deze parameters geënt zijn)
- ontstaan: Hormonaal onderzoek: verband persoonlijkheid en testosteron /
cortisol / oxytocine
- ontstaan: Persoonlijkheidsverandering na hersenletsel
Overkoepelende centrale assumptie van psycho-biologische theorieën
- “psychologische verschillen tussen mensen resulteren uit verschillen in fysiologische
systemen”
Belangrijk doel: betrouwbaar meten van fysiologische indicatoren
Conceptueel kader van psycho-biologische theorieën
Overzicht fysiologische indicatoren van psycho-biologisch onderzoek naar persoonlijkheid
Huidgeleiding Autonoom zenuwstelsel
Cardiovasculaire maten - Sympatisch zenuwstelsel
- Parasympatisch
zenuwstelsel
Hersenactiviteit Centraal zenuwstelsel
hormoonspiegel hormoonstelsel
,Recap: meting van persoonlijkheid
Hedendaagse definitie van persoonlijkheid:
- A set of psychological traits
- And mechanisms
- Within the individual
- That are organized and relatively enduring
- And that influence
- His or her interactions with
- And adaptations to
- The environment
Assumpties binnen persoonlijkheidsonderzoek:
- Relatief stabiele aspecten van het zelf
- Relatief consistent over ≠ende sociale contexten (ook bij sociale voorschriften)
- De essentie van het individu (denken, voelen, doen) in vergelijking met anderen
- Zijn latent aanwezig, ook als er geen observeerbare expressie is van de trek
- Latent: niet altijd observeerbaar
Persoonlijkheid: the big five
- Model:
- Dimensioneel
- Hiërarchisch: domeinen en facetten
- Universeel over culturen heen
- Valide voor kinderen, jongeren en volwassene
- Het vijf-factorenmodel
1.
2.
3.
, 4.
- hoge score neuroticisme = emotioneel gevoelig, onstabiel
- hoge score emotionele stabiliteit: emotioneel ongevoelig
5.
State vs trait:
- Relatief stabiel, maar ook variabel!!
- Algemene tendensen, maar afwijkingen obv bepaalde omgevingsfactoren
- Mean level trait expression vs state
onderzoeksmethoden:
- Klassieke trait-approach:
- houdt geen rekening met hoe onze expressie van ph verandert naargelang de
situatie, maar meet de “algemene tendens van denken, voelen, doen”
- Betekenis/ voorspellende waarde van fluctuaties op trekken ifv outcome?
- Bvb. sterke reactiviteit tav bepaalde situaties
- Grote stemmingswissels op korte tijdspanne
- Hoe?
- Standaard vragenlijst-metingen brengen dit niet in beeld
- Interview iets sensitiever, maar zeer tijdsintensief
Geen goede methode!!
- Experience sampling design
- = within-person variability across time points
- = “daily diary method” of “ecological momentary assessment”
- Hoe?: rapporteren van gedachten, gevoelens en gedrag op verschillende
tijdstippen doorheen een bepaalde periode
- Doel: zicht op variabiliteit (over dagen heen)
- Nadeel: tijdrovend
- Situational judgement tests
- = within-person variability across situations at one time point
- = op één moment verschillende situaties voorleggen en vragen: ‘hoe groot is de
kans om op deze situatie zo te reageren’
- Zeer goed alternatief voor dagboekstudies
- Gelijk resultaat
- Minder tijdrovend
, Hoofdstuk 1: Biologische perspectieven op
persoonlijkheid
1. Inleiding
Welke perspectieven lichten we uit?
- Psycho-biologie
- Gedragsgenetica
3 analyseniveaus:
- Fenotypisch
- Biologisch
- Genotypisch
interactie
2. Fysiologische modellen van persoonlijkheid
Is er evidentie voor een fysiologische basis van persoonlijkheid?
- Historisch
- oude Grieken: linken tussen karakter en (dis)balans lichaamssappen
- van hier uit ontstaan: fysiognomie, frenologie
- historische definitie van Allport
- Verband persoonlijkheid en fysiologische parameters (en ontwikkeling van theorieën die
op deze parameters geënt zijn)
- ontstaan: Hormonaal onderzoek: verband persoonlijkheid en testosteron /
cortisol / oxytocine
- ontstaan: Persoonlijkheidsverandering na hersenletsel
Overkoepelende centrale assumptie van psycho-biologische theorieën
- “psychologische verschillen tussen mensen resulteren uit verschillen in fysiologische
systemen”
Belangrijk doel: betrouwbaar meten van fysiologische indicatoren
Conceptueel kader van psycho-biologische theorieën
Overzicht fysiologische indicatoren van psycho-biologisch onderzoek naar persoonlijkheid
Huidgeleiding Autonoom zenuwstelsel
Cardiovasculaire maten - Sympatisch zenuwstelsel
- Parasympatisch
zenuwstelsel
Hersenactiviteit Centraal zenuwstelsel
hormoonspiegel hormoonstelsel