thema 1: hoofdstuk 2: de structuur van het heelal
1. Afstanden in het heelal
astronomische eenheid (AE):
• definitie: gemiddelde afstand tussen de aarde en de zon = 150 miljoen km
• gebruikt om afstanden binnen zonnestelsel te meten
o afstand tussen zon en mars is 1,5 AE = 225 miljoen km
lichtjaar (LJ):
• definitie: afstand die licht in één jaar aflegt
• gebruikt om afstanden tussen sterren te beschrijven
2. Het zonnestelsel
ontstaan van het zonnestelsel:
• het zonnestelsel ontstond uit een draaiende stof- en gasnevel:
o door zwaartekracht trok stof en gas samen, maar materie in de nevel was niet gelijk
verdeeld, dus dit gebeurde onregelmatig
o geheel begon te draaien
o de nevel werd afgeplat tot een schijf met een centrale bol
o de centrale bol evolueerde tot een ster: de zon
• overige materie vormde protoplaneten:
o binnenste zone → botsende vaste klonters → terrestrische planeten
o buitenste zone → ophoping van gas → gasreuzen
zonnevlekken:
= donkere vlakken op zonneoppervlak, waar temperatuur ‘slechts’ 4000°C bedraagt
ster, planeet en maan:
• ster: hete gasbol die energie onder vorm van elektromagnetische straling uitzendt
• planeet: hemellichaam dat:
1. rond de zon draait
2. voldoende massa heeft om bolvormig te zijn
3. het puin in zijn baan heeft opgeruimd
• maan: hemellichaam dat in een baan rond een planeet draait
volgorde van de planeten:
Zon - Mercurius - Venus - Aarde - Mars → Asteroïdengordel → Jupiter - Saturnus - Uranus - Neptunus
→ Kuipergordel
ezelsbrug: Maak Van Acht Meter Japanse Stof Uw Nachtjurk
1. Afstanden in het heelal
astronomische eenheid (AE):
• definitie: gemiddelde afstand tussen de aarde en de zon = 150 miljoen km
• gebruikt om afstanden binnen zonnestelsel te meten
o afstand tussen zon en mars is 1,5 AE = 225 miljoen km
lichtjaar (LJ):
• definitie: afstand die licht in één jaar aflegt
• gebruikt om afstanden tussen sterren te beschrijven
2. Het zonnestelsel
ontstaan van het zonnestelsel:
• het zonnestelsel ontstond uit een draaiende stof- en gasnevel:
o door zwaartekracht trok stof en gas samen, maar materie in de nevel was niet gelijk
verdeeld, dus dit gebeurde onregelmatig
o geheel begon te draaien
o de nevel werd afgeplat tot een schijf met een centrale bol
o de centrale bol evolueerde tot een ster: de zon
• overige materie vormde protoplaneten:
o binnenste zone → botsende vaste klonters → terrestrische planeten
o buitenste zone → ophoping van gas → gasreuzen
zonnevlekken:
= donkere vlakken op zonneoppervlak, waar temperatuur ‘slechts’ 4000°C bedraagt
ster, planeet en maan:
• ster: hete gasbol die energie onder vorm van elektromagnetische straling uitzendt
• planeet: hemellichaam dat:
1. rond de zon draait
2. voldoende massa heeft om bolvormig te zijn
3. het puin in zijn baan heeft opgeruimd
• maan: hemellichaam dat in een baan rond een planeet draait
volgorde van de planeten:
Zon - Mercurius - Venus - Aarde - Mars → Asteroïdengordel → Jupiter - Saturnus - Uranus - Neptunus
→ Kuipergordel
ezelsbrug: Maak Van Acht Meter Japanse Stof Uw Nachtjurk