Kenmerken internationaal recht:
Functies van het internationaal recht:
1. Bevoegdheden van volkenrechtelijke subjecten afbakenen
2. Regelen van coëxistentie van internationale rechtssubjecten
3. Regelen van internationale coöperatie van internationale rechtssubjecten
Kenmerken van het internationaal recht:
1. Geen centrale wetgever
2. Geen centrale rechter met verplichte rechtsmacht
3. Geen uitgewerkt stelsel van rechtshandhaving en rechtsafdwinging
4. Sterke afhankelijkheid van de nationale rechtsorde voor tenuitvoerlegging
5. Uiterst gedifferentieerd recht
Formele rechtsbronnen van het internationaal recht:
1. Internationale verdragen
2. Internationale gewoonte
3. Algemene rechtsbeginselen
4. Rechtspraak
5. Rechtsleer
6. Eenzijdige rechtshandelingen
7. Jus cogens
8. Handelingen van internationale organisaties
9. Soft law
Elementen van de gewoonterechtelijke definitie van een verdrag:
1. Elk akkoord (d.w.z een overeenstemming van wilsuitingen)
2. Tussen twee of meer subjecten van het volkenrecht
3. De bedoeling om rechtsgevolgen teweeg te brengen
4. Beheerst door het volkenrecht
Elementen van de verdragsrechtelijke definitie van een verdrag:
1. Een internationale overeenkomst
2. In geschrifte
3. Tussen Staten gesloten
4. Beheerst door het volkenrecht
5. Instrumentum (één, twee of meerdere akten)
6. Ongeacht de bijzondere benaming
Soorten verdragen:
1. Traités – contrats
2. Traités – lois
3. Traités – constitutions (of traités – cadres)
4. Bilaterale verdragen
5. Multilaterale verdragen
6. Open verdragen
7. Gesloten verdragen
8. Plechtige verdragen
9. Verdragen in vereenvoudigde vorm
10. Verdragen in het kader van internationale organisaties
, Totstandkoming van een verdrag:
1. Onderhandelingen
2. Opstellen van de verdragstekst
3. Aannemen van de verdragstekst
4. Authentificatie van de verdragstekst
5. Instemming
6. Ondertekening
7. Bekrachtiging
8. Inwerkingtreding
Conflicten tussen verdragen (ART. 30 WVV):
1. Voorrangsregel van ART. 103 VN – Handvest
2. Verdrag vermeldt zelf ondergeschiktheid aan eerder/later verdrag
3. Alle partijen van een eerder verdrag, worden partij van een later verdrag
toepassing van lex posterior derogat priori
4. Partijen van een eerder verdrag, worden niet allen partij van een later verdrag
Interpretatiemethodes:
1. Subjectieve interpretatiemethode
2. Objectieve – of tekstuele interpretatiemethode
3. Teleologische interpretatiemethode
Uitleggingsbeginselen:
1. Goede trouw
2. Gewone betekenis van termen
3. Context van het verdrag
4. Voorwerp en doel van het verdrag
Gronden van relatieve nietigheid van een verdrag:
1. Schending van nationaalrechtelijke bevoegdheidsverdeling (ART. 46 WVV)
2. Dwaling (ART. 48 WVV)
3. Bedrog van een andere staat die aan de onderhandelingen deelnam (ART. 49 WVV)
4. Corruptie van een vertegenwoordiger van een staat door een andere staat (ART. 50 WVV)
Gronden van absolute nietigheid van een verdrag:
1. Dwang (ART. 51 – 52 WVV)
2. Schending van jus cogens (ART. 53 WVV; ART. 64 WVV)
Gronden van beëindiging en opschorting van een verdrag:
1. Uitdrukkelijke bepaling in verdrag
2. Onbruik (desuetudo)
3. Verbreking van diplomatieke – of consulaire betrekkingen
4. Gewapend conflict
Gronden voor beëindiging van een verdrag:
1. Opzegging en terugtrekking
2. Sluiten van een later verdrag: toepassing van lex posterior derogat priori (ART. 59 WVV)
3. Wanprestatie (ART. 60 WVV)
4. Overmacht (ART. 61 WVV)
5. Rebus sic stantibus (ART. 62 WVV)
Functies van het internationaal recht:
1. Bevoegdheden van volkenrechtelijke subjecten afbakenen
2. Regelen van coëxistentie van internationale rechtssubjecten
3. Regelen van internationale coöperatie van internationale rechtssubjecten
Kenmerken van het internationaal recht:
1. Geen centrale wetgever
2. Geen centrale rechter met verplichte rechtsmacht
3. Geen uitgewerkt stelsel van rechtshandhaving en rechtsafdwinging
4. Sterke afhankelijkheid van de nationale rechtsorde voor tenuitvoerlegging
5. Uiterst gedifferentieerd recht
Formele rechtsbronnen van het internationaal recht:
1. Internationale verdragen
2. Internationale gewoonte
3. Algemene rechtsbeginselen
4. Rechtspraak
5. Rechtsleer
6. Eenzijdige rechtshandelingen
7. Jus cogens
8. Handelingen van internationale organisaties
9. Soft law
Elementen van de gewoonterechtelijke definitie van een verdrag:
1. Elk akkoord (d.w.z een overeenstemming van wilsuitingen)
2. Tussen twee of meer subjecten van het volkenrecht
3. De bedoeling om rechtsgevolgen teweeg te brengen
4. Beheerst door het volkenrecht
Elementen van de verdragsrechtelijke definitie van een verdrag:
1. Een internationale overeenkomst
2. In geschrifte
3. Tussen Staten gesloten
4. Beheerst door het volkenrecht
5. Instrumentum (één, twee of meerdere akten)
6. Ongeacht de bijzondere benaming
Soorten verdragen:
1. Traités – contrats
2. Traités – lois
3. Traités – constitutions (of traités – cadres)
4. Bilaterale verdragen
5. Multilaterale verdragen
6. Open verdragen
7. Gesloten verdragen
8. Plechtige verdragen
9. Verdragen in vereenvoudigde vorm
10. Verdragen in het kader van internationale organisaties
, Totstandkoming van een verdrag:
1. Onderhandelingen
2. Opstellen van de verdragstekst
3. Aannemen van de verdragstekst
4. Authentificatie van de verdragstekst
5. Instemming
6. Ondertekening
7. Bekrachtiging
8. Inwerkingtreding
Conflicten tussen verdragen (ART. 30 WVV):
1. Voorrangsregel van ART. 103 VN – Handvest
2. Verdrag vermeldt zelf ondergeschiktheid aan eerder/later verdrag
3. Alle partijen van een eerder verdrag, worden partij van een later verdrag
toepassing van lex posterior derogat priori
4. Partijen van een eerder verdrag, worden niet allen partij van een later verdrag
Interpretatiemethodes:
1. Subjectieve interpretatiemethode
2. Objectieve – of tekstuele interpretatiemethode
3. Teleologische interpretatiemethode
Uitleggingsbeginselen:
1. Goede trouw
2. Gewone betekenis van termen
3. Context van het verdrag
4. Voorwerp en doel van het verdrag
Gronden van relatieve nietigheid van een verdrag:
1. Schending van nationaalrechtelijke bevoegdheidsverdeling (ART. 46 WVV)
2. Dwaling (ART. 48 WVV)
3. Bedrog van een andere staat die aan de onderhandelingen deelnam (ART. 49 WVV)
4. Corruptie van een vertegenwoordiger van een staat door een andere staat (ART. 50 WVV)
Gronden van absolute nietigheid van een verdrag:
1. Dwang (ART. 51 – 52 WVV)
2. Schending van jus cogens (ART. 53 WVV; ART. 64 WVV)
Gronden van beëindiging en opschorting van een verdrag:
1. Uitdrukkelijke bepaling in verdrag
2. Onbruik (desuetudo)
3. Verbreking van diplomatieke – of consulaire betrekkingen
4. Gewapend conflict
Gronden voor beëindiging van een verdrag:
1. Opzegging en terugtrekking
2. Sluiten van een later verdrag: toepassing van lex posterior derogat priori (ART. 59 WVV)
3. Wanprestatie (ART. 60 WVV)
4. Overmacht (ART. 61 WVV)
5. Rebus sic stantibus (ART. 62 WVV)