1) 5 punten
A. Waarvoor staat C.I.A.M. en situeer ze binnen een tijdsperiode.
B. Door wat worden ze gekenmerkt ?
C. Wie was de sfeerpersoon ?
2) Multiple choice (juist/fout) (40 punten)
1. De Vlaamse Bouwmeester is ….
2. … is de huidige minister van ruimtelijke ordening
3. De Etrusken zijn de uitvinders van het dambordpatroon
4. De federale Overheid financiert de stadsontwikkelingsprojecten
5. Haussmann trok op vraag van Napoleon III 12 lange assen door Parijs.
6. Primate City
7. Het model van … is ontstaan uit sociaal-economische redenen
8. Stadsgewest wordt gevormd door de agglomeratie en de banlieu
9. Suburbaan wonen is in Vlaanderen dominant
10. In 2009 werden …. Vervangen door structuurplannen
11. In 1999 waren de APA’s de belangrijkste plannen van aanleg.
12. Binnen het subsidariteitsbeginsel wordt dat wanneer Gent een park wilt aanleggen,
Oost-Vlaanderen hierover beslist .
13. Iets over (N)DRO
3) Leg uit : De graviteitswet van Reilly : 5 punten
4) A: - Geschiedenis van de stedelijke ontwikkeling
- Planologie
- Stadsgeografie
B. Geef wat extra uitleg
Afb. P.29 A:
B:
Grafiek met populatie dat in urbane en A:
stedelijke omgeving woont B:
Afb. p. 86 A:
B:
Afb. p. 55 A:
B:
10 punten
Totaal 60 punten