Oefeningen hoorcollege 8:
begrijpen doorgronden van de leerstof. Examenvragen voorbeelden.
Oefening 1 open vraag /casusvraag:
Minstens één derde vrouwen in de raden van bestuur tegen 2017: dat was de verplichting die de
Quotawet uit 2011 oplegt aan de grote beursgenoteerde bedrijven. Als ze deze verplichting niet
naleven, riskeren ze onder meer dat nieuwe benoemingen nietig zijn en dat bestuursleden geen
zitpenningen meer mogen ontvangen. Opmerkelijk is dat de bedrijven zélf verantwoordelijk zijn
voor het implementeren en handhaven van de Quotawet. De wetgever koos namelijk voor een vorm
van zelfregulering. De wet voorziet niet in een statelijk georganiseerd handhavingsapparaat. Uit
een analyse van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen bleek dat in 2018 nog
steeds een derde van de grote beursgenoteerde bedrijven een te mannelijke top had. Volgens het
Instituut bleek ook dat geen enkel van de bedrijven in overtreding de sancties zoals voorgeschreven
in de Quotawet had toegepast. Zo was er geen enkel voorbeeld te vinden van een bedrijf dat geen
zitpenningen had toegekend aan de bestuursleden.
Is de analyse door het Instituut vanuit een intern of extern perspectief gemaakt?
Beargumenteer je antwoord met behulp van illustraties uit bovenstaande tekst,
en verduidelijk door te vergelijken met het andere perspectief. (maximaal 100
woorden)
Antwoord:
Het betreft een extern perspectief. Het instituut verricht een analyse gericht op
beleid en niet op de rechtspraktijk zoals in het interne perspectief. Het instituut
hanteert een toeschouwersperspectief en een deelnemersperspectief zoals in het
interne perspectief. Dit blijkt uit….. . Het instituut heeft de effectiviteit van de wet
getoetst zoals blijkt uit…. .
Slide college 1b en 2 voor de volledige lijst.
Oefening 2:
Waarom verwijst Huyse naar begrippen als schijnregulering, wetsontduiking en
wetsontwijking in zijn tekst over deregulering? Reconstrueer Huyse’s
argumentatie waarin deze begrippen worden gebruikt. (maximaal 100 woorden)
Antwoord:
In de literatuur over deregulering wordt geen of weinig aandacht besteed aan
schijnregulering, wetsontduiking en wetsontwijking. Door schrijnregulering wordt
de regeldruk nauwelijks verhoogd, want het zijn eerder symbolen. Ook
wetsontwijking en wetsontduiking nuanceren de stelling van overregulering.
Wetsontduiking en wetsontwijking zouden de flexibiliteit in het maatschappelijk
verkeer herstellen. Huyse verwijst naar deze begrippen om een kanttekening te
plaatsen bij de beweerdelijke toegenomen reguleringsdruk en bij overregulering.
je mag de begrippen nog verduidelijken dit is niet gebeurd in dit antwoord.
Plaats de begrippen in de context
begrijpen doorgronden van de leerstof. Examenvragen voorbeelden.
Oefening 1 open vraag /casusvraag:
Minstens één derde vrouwen in de raden van bestuur tegen 2017: dat was de verplichting die de
Quotawet uit 2011 oplegt aan de grote beursgenoteerde bedrijven. Als ze deze verplichting niet
naleven, riskeren ze onder meer dat nieuwe benoemingen nietig zijn en dat bestuursleden geen
zitpenningen meer mogen ontvangen. Opmerkelijk is dat de bedrijven zélf verantwoordelijk zijn
voor het implementeren en handhaven van de Quotawet. De wetgever koos namelijk voor een vorm
van zelfregulering. De wet voorziet niet in een statelijk georganiseerd handhavingsapparaat. Uit
een analyse van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen bleek dat in 2018 nog
steeds een derde van de grote beursgenoteerde bedrijven een te mannelijke top had. Volgens het
Instituut bleek ook dat geen enkel van de bedrijven in overtreding de sancties zoals voorgeschreven
in de Quotawet had toegepast. Zo was er geen enkel voorbeeld te vinden van een bedrijf dat geen
zitpenningen had toegekend aan de bestuursleden.
Is de analyse door het Instituut vanuit een intern of extern perspectief gemaakt?
Beargumenteer je antwoord met behulp van illustraties uit bovenstaande tekst,
en verduidelijk door te vergelijken met het andere perspectief. (maximaal 100
woorden)
Antwoord:
Het betreft een extern perspectief. Het instituut verricht een analyse gericht op
beleid en niet op de rechtspraktijk zoals in het interne perspectief. Het instituut
hanteert een toeschouwersperspectief en een deelnemersperspectief zoals in het
interne perspectief. Dit blijkt uit….. . Het instituut heeft de effectiviteit van de wet
getoetst zoals blijkt uit…. .
Slide college 1b en 2 voor de volledige lijst.
Oefening 2:
Waarom verwijst Huyse naar begrippen als schijnregulering, wetsontduiking en
wetsontwijking in zijn tekst over deregulering? Reconstrueer Huyse’s
argumentatie waarin deze begrippen worden gebruikt. (maximaal 100 woorden)
Antwoord:
In de literatuur over deregulering wordt geen of weinig aandacht besteed aan
schijnregulering, wetsontduiking en wetsontwijking. Door schrijnregulering wordt
de regeldruk nauwelijks verhoogd, want het zijn eerder symbolen. Ook
wetsontwijking en wetsontduiking nuanceren de stelling van overregulering.
Wetsontduiking en wetsontwijking zouden de flexibiliteit in het maatschappelijk
verkeer herstellen. Huyse verwijst naar deze begrippen om een kanttekening te
plaatsen bij de beweerdelijke toegenomen reguleringsdruk en bij overregulering.
je mag de begrippen nog verduidelijken dit is niet gebeurd in dit antwoord.
Plaats de begrippen in de context
