Hoe?
- Terugkerende concepten
o Hiërarchie: leven is geen random event
o Interactie structuur en functie
o Homeostase
‘’Levend wezen’’
We zijn allemaal levende wezens…
Gemeenschappelijke basale functies van alle levende wezens:
1. Reactievermogen
o Prikkelbaarheid
o Organismen reageren op veranderingen
Buitenwereld <> intern milieu
o Acute <> chronische veranderingen (vb. wisselen van pels)
Aanpassingsvermogen
2. Groei
o Verschillend naargelang organisme
o 1-celligen: cel zelf wordt groter
o Meer-celligen: worden groter door delen van cellen (die zelf ook wat groter kunnen
worden) vb. naar de fitness gaan en zelf meer spiercellen gaan ontwikkelen
o Groei tot complexe organismen
Mens = 1.000.000.000 gelijke cellen? NEE: differentiatie!
Specialisatie groepen van cellen zodat bepaalde functies mogelijk
worden (@genetica)
3. Voortplanting
o Resulteert in opeenvolgende generaties van hetzelfde organisme
4. Beweging
o Extern: voortbewegen door omgeving
o Intern: transport stoffen doorheen het organisme
5. Stofwisseling = metabolisme
o Verzameling van alle chemische reacties in een organisme
o Is complex en omvat:
Opname voedingsstoffen uit omgeving (nutriënten)
Aanmaak noodzakelijke stoffen niet in omgeving aanwezig
Ademhaling (respiratie): opname, vervoer en verbruik van
Zuurstof en verwijderen koolstofdioxide
Afbraak schadelijke stoffen
Uitscheiding (excretie): verwijderen van onnodige of
Potentieel schadelijke afvalstoffen van metabolisme
o Stofwisseling @ grootte organisme
1-cellige/kleine organismen
Opname, ademhaling en uitscheiding
, Door verplaatsing van stoffen door oppervlakten in rechtstreeks
contact met omgeving
Grotere organismes: bijkomende stappen nodig
Opname spijsvertering
o Speciale structuren breken complexe voedingsstoffen af tot
eenvoudigere stoffen met eenvoudiger transport en opname
Ademhaling speciale structuren (longen)
Uitscheiding speciale structuren (nieren)
Verschillende functies in verschillende lichaamsdelen moeten
cellen zich verplaatsen?: NEE, inwendig transportsysteem als
communicatie tussen verschillende lichaamsdelen: bloedsomloop
(circulatie)
Anatomie en fysiologie
ANATOMIE = studie van:
- Inwendige en uitwendige structuren
- Fysieke relaties tussen lichaamsdelen
Het levert informatie over mogelijke functies
FYSIOLOGIE = studie van:
- Hoe levende organismen hun
levensfuncties verrichten
Enkel te verklaren op basis van achterliggende anatomie (functie)
Anatomie
Macroscopisch:
- Met het blote oog zichtbaar
- Uitwendig: vorm en oppervlaktekenmerken
- Regionaal: oppervlak en inwendig in een bepaald gebied
- Systemisch: orgaanstelsels
Microscopisch:
- Enkel zichtbaar met vergroting
- Lichtmicroscoop, elektronenmicroscoop
- Cytologie = celleer
o Inwendige structuur afzonderlijke cellen
- Histologie = weefselleer
o Samenwerking gespecialiseerde cellen en celproducten voor specifieke functies
Fysiologie
Leer van het functioneren van anatomische structuren
Complex en moeilijker te onderzoeken dan anatomie
Verschillende niveaus:
- Cel – orgaan – systeem