1. Animalia
- Meercellig: samengesteld uit verschillende celtypes maar vertonen nooit celwand
Cellen = samengehouden door extracellulaire matrix die diverse specifieke eiwitten,
waaronder collageen, bevat
- Heterotroof: niet in staat om voedingsstoffen op te bouwen uit eenvoudige anorganische
verbindingen
- Eukaryoten: grootste deel erfelijk materiaal = verpakt in vorm van chromosomen in kern
Gekenmerkt door aanwezigheid van talrijke celorganellen + complexe interne
membraanstructuur
- Meeste dieren planten geslachtelijk voort waarbij zaadcel eicel bevrucht
Bevruchte eicel ondergaat reeks delingen, die eerst klompje cellen opleveren = morula
Na tijdje scheiden cellen vocht af, waardoor in hoopje cellen holte ontstaat = blastula
Blastulastadium = meestal gevolgd door gastrulatie diverse cellagen ontstaan
Later uitgroeien tot welbepaalde weefsels + organen
Resultaat van gastrulatie = gastrula
- Aantal dieren kent gradueel groeiproces, maar veel ondergaan metamorfose, waarbij ze
evolueren van larve in volwassen exemplaar
- Unieke set regulerende genen, de zg. Hox-genen spelen belangrijke rol in embryonale
ontwikkeling
Zie p. 3 allemaal beestjes
2. Indeling van dieren
- Voor indeling van dieren gebruik gemaakt van diverse criteria
o Morfologische + anatomische kenmerken
o Aspecten van embryonale ontwikkeling
o Op moleculair-biologische eigenschappen
A) Embryonale ontwikkeling mens
1) Bevruchting tot innesteling (week 1)
- Bevruchting = wanneer na ovulatie eicel in eileider terechtkomt kan spermacel binnendringen in
eicel + beide haploïde kernen versmelten
, Bevruchte eicel (zygote) = door trilhaartjes in eileiders + samentrekken van eileiderwand
1
verder naar baarmoeder getransporteerd
2 Zygote ondergaat in snel tempo klievingdelingen (mitosen maar zonder celgroei)
Klompje cellen ontstaat = morula (of moerbeistadium) 2 zones:
3 Buitenste cellaag die zich ontwikkelt tot trofoblast
Binnenste celgroep of kiemknop
Cellen van kiemknop groeperen + er ontstaat een holte = blastocoel
4
Stadium = blastula
Op dit ogenblik bevindt blastula zich in baarmoederholte + komt in contact met rijk
5
doorbloede slijmvlies van baarmoeder
2) Tweede week
- Gastrulatie begint in kiemknop vinden celdelingen + celverschuivingen plaats die leiden tot
ontstaan van 2 kiemlagen
Onderste cellen van kiemknop = endoderm
Rest van kiemknop = ectoderm
- 2 vliezen gevormd: amnion + dooiervlies, die elk holte omgeven =amnionholte + dooierzak
- Trofoblast vormt uitstulpingen die zullen zorgen voor verankering van embryo
- Innesteling:
o Buitenste laag van baarmoederslijmvlies wordt vernietigd
o Gastrula nestelt zich in wand
o Epitheel sluit zich terug
3) Derde week
- Uit endoderm ontstaat mesoderm = 3de kiemlaag tussen ectoderm + endoderm
- Trofoblast + mesodermcellen die ertegenaan liggen vormen samen chorion
Uitstulpingen van trofoblast = chorionvlokken
- Uit 3 kiembladen = embryo gevormd
Uit ectoderm ontstaan huid, zenuwstelsel en zintuigen
Mesoderm vormt spieren, skelet, hart- en bloedvaten, de nieren en geslachtsorganen
Uit endoderm ontstaat spijsverteringsstelsel + longen
B) Diplobast of tripoblast
- Behalve bij sponzen ontstaan weefsels van dieren uit kiemlagen
Bij sommige dieren ontstaan weefsels uit 2 kiembladen (ectoderm + endoderm)
Deze dieren = diploblast (vb. holtedieren)
- Dieren waarvan weefsels ontstaan uit 3 kiembladen (ecto-, endo- en mesoderm) = triploblasten