Hoofdstuk 5: vetten
Functie van vetten:
• Leveren van energie 1g vet = 9kcal
• Opslag: warmte-isolatie en bescherming
• Bouwstenen van celmembranen – hormoonachtige stoffen
• Rol in veel lichaamsprocessen
• Bescherming van organen
• Aanvoer van vetoplosbare vitaminen ADEK en essentiële vetzuren
=> Zeker nodig!
Structuur van vetten:
• Vetzuren variëren ook naar de manier waarop de koolstofatomen
met elkaar verbonden zijn
• VV ( Verzadigde vetzuren )
• EOV ( Enkelvoudig onverzadigde vetzuren )
• MOV ( meervoudig onverzadigde vetzuren )
• Meervoudig onverzadigde vetzuren kunnen onderverdeeld worden in
:
• omega 3 en 6
• Het lichaam kan deze stoffen niet zelf maken
Eigenschappen in de keuken:
• Zichtbaar : olie, boter, margarine, room , vetrandjes aan vlees
• Onzichtbaar : chocolade, chips, volle melkproducten, vlees, kaas,
koekjes, gebak …
Verklaring vetvertering:
In de mond:
- Vertering van koolhydraten
- Door kauwen en verteringsenzymen in speeksel
Maag
- Vertering van koolhydraten en eiwitten.
- Door verteringsenzymen in maagzuur.
Dunne darm
, - Vertering van KH, Eiwitten en vetten
- Door alvleessap uit de alvleesklier en galsappen uit de galblaas en
lever.
Dikke darm
- Vertering -> vezels
Samenvatting:
- 1. Het lichaam bestaat in feite uit eiwitten, koolhydraten, vetten, vocht, zouten,
vitamines en mineralen. Dit allemaal komt binnen via de voeding.
2. In de mond begint de vertering van koolhydraten door de verteringsenzymen
die in het speeksel zitten.
3. In de maag gaat de koolhydraatvertering verder en hier start de vertering van
eiwitten. De maag bevat maagzuur met verteringsenzymen.
4. In de dunne darm worden de koolhydraten, eiwitten en vetten vermengd met
alvleessap uit de alvleesklier en galsappen uit de galblaas en lever. Deze sappen
bevatten ook verteringsenzymen die zorgen voor de vetvertering in het eerste
deel van de dunne darm.
5. De vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten maakt het mogelijk dat het
lichaam deze stoffen kan opnemen. De opname hiervan levert energie:
Koolhydraten en eiwitten leveren 4 kcal per gram en vetten 9 kcal per gram.
6. In de dikke darm komen de vezels uit voeding terecht. Vezels zorgen voor een
goede stoelgang, deze zijn dus erg belangrijk.
Functie van vetten:
• Leveren van energie 1g vet = 9kcal
• Opslag: warmte-isolatie en bescherming
• Bouwstenen van celmembranen – hormoonachtige stoffen
• Rol in veel lichaamsprocessen
• Bescherming van organen
• Aanvoer van vetoplosbare vitaminen ADEK en essentiële vetzuren
=> Zeker nodig!
Structuur van vetten:
• Vetzuren variëren ook naar de manier waarop de koolstofatomen
met elkaar verbonden zijn
• VV ( Verzadigde vetzuren )
• EOV ( Enkelvoudig onverzadigde vetzuren )
• MOV ( meervoudig onverzadigde vetzuren )
• Meervoudig onverzadigde vetzuren kunnen onderverdeeld worden in
:
• omega 3 en 6
• Het lichaam kan deze stoffen niet zelf maken
Eigenschappen in de keuken:
• Zichtbaar : olie, boter, margarine, room , vetrandjes aan vlees
• Onzichtbaar : chocolade, chips, volle melkproducten, vlees, kaas,
koekjes, gebak …
Verklaring vetvertering:
In de mond:
- Vertering van koolhydraten
- Door kauwen en verteringsenzymen in speeksel
Maag
- Vertering van koolhydraten en eiwitten.
- Door verteringsenzymen in maagzuur.
Dunne darm
, - Vertering van KH, Eiwitten en vetten
- Door alvleessap uit de alvleesklier en galsappen uit de galblaas en
lever.
Dikke darm
- Vertering -> vezels
Samenvatting:
- 1. Het lichaam bestaat in feite uit eiwitten, koolhydraten, vetten, vocht, zouten,
vitamines en mineralen. Dit allemaal komt binnen via de voeding.
2. In de mond begint de vertering van koolhydraten door de verteringsenzymen
die in het speeksel zitten.
3. In de maag gaat de koolhydraatvertering verder en hier start de vertering van
eiwitten. De maag bevat maagzuur met verteringsenzymen.
4. In de dunne darm worden de koolhydraten, eiwitten en vetten vermengd met
alvleessap uit de alvleesklier en galsappen uit de galblaas en lever. Deze sappen
bevatten ook verteringsenzymen die zorgen voor de vetvertering in het eerste
deel van de dunne darm.
5. De vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten maakt het mogelijk dat het
lichaam deze stoffen kan opnemen. De opname hiervan levert energie:
Koolhydraten en eiwitten leveren 4 kcal per gram en vetten 9 kcal per gram.
6. In de dikke darm komen de vezels uit voeding terecht. Vezels zorgen voor een
goede stoelgang, deze zijn dus erg belangrijk.