lOMoARcPSD|17830946
HC Het Bloed
Functies bloed:
1. Transport van opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten van de
stofwisseling
2. Stabilisatie van de pH en ionensamenstelling van de interstitiële vloeistof in het
gehele lichaam (DIFFUSIE)
3. Beperking van vloeistofverlies bij verwonding-STOLLING
4. Verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers - WBC/antistoffen
5. Stabilisering van de lichaamstemperatuur (huid)
Samenstelling bloed:
1. Plasma = waterige gedeelte, matrix – opgeloste eiwitten = + 55% van totale bloed. =
een suspensie van cellen en celfragmenten
Verschil met interstiële vloeistof =
a) De hoeveelheden van bij de ademhaling betrokken gassen (O2 CO2)
b) Concentraties en soorten opgeloste eiwitten (plasma eiwitten kunnen
capillaire wanden niet passeren)
Bestaat uit:
o Plasma-eiwitten 7%
o Andere opgeloste stoffen 1%
o Water 92%
2. Vaste bestanddelen: 45%
a) Rode bloedcellen of erythrocyten (RBC) 99,9%
b) Witte bloedcellen of leukocyten (WBC) 0,1%
c) Bloedplaatjes of trombocyten (BPI) 0,1%- > celfragmenten
Vol bloed = combinatie van het plasma, de cellen, celfragmenten en opgeloste stoffen.
Hematrocriet = packed cell volume = het percentage van vol bloed dat wordt ingenomen door de
erytrocyten (RBC). Bij mannen 46% bij vrouwen 42% => verschil door de mannelijke
hormonen die de aanmaak van erytrocyten stimuleren.
Algemeen:
✓ hematopoësis = productie van vaste bestanddelen van het bloed in het rode beenmerg
✓ Man = 5-6 liter bloed vrouw = 4-5 liter bloed
✓ Gefractioneerd bloed wordt gebruikt voor analyse (fractie van bloed nemen = bv alleen RBC)
✓ Bloed is een vloeibaar bindweefsel
Bloedafname kan:
✓ Veneus (merendeel -> O2 arm) (1. Oppervlakkig gelegen 2. Bloeddruk betrekkelijk laag
3. Dunnere wanden)
✓ Arterieel (om te beoordelen hoe efficiënt de gaswisseling bij de longen verloopt)
✓ Capillair (heel frequent bij suikerziekte, hielprik)
Eigenschappen vol bloed:
✓ Temperatuur -> centrale lichaamstemperatuur 37 - 37,5)
✓ Viscositeit (x5 in tegenstelling tot water)
✓ pH tussen 7,35 en 7,45 (te laag = zuur = acidose hoog = basisch = alcalose)
, lOMoARcPSD|17830946
Plasma-eiwitten:
✓ In opgeloste vorm omdat hun grote omvang en globulaire structuur voorkomt dat ze
de capillairwand kunnen passeren
✓ Meer dan 90% wordt in de lever gesynthetiseerd en door de lever aan het bloed afgegeven.
❖ Albuminen 60% -> leveren grootste bijdrage aan osmotische druk van het plasma -
> handhaven osmotische druk
❖ Globulinen 35% -> antilichamen (immunoglobulinen) en transportglobulinen
(binden kleine ionen en andere verbindingen)
❖ Fibrogeen 4% -> rol bij bloedstolling -> onderling reageren met vorming van
onoplosbare vezels van fibrine = basisstructuur bloedstolsel.
Plasma bevat ook enzymen en hormonen waarvan de concentraties kunnen varinen variëren.
Serum = vloeistof die overblijft als de stollingseiwitten zijn
verwijderd Overige opgeloste stoffen:
✓ Organische voedingsstoffen-> productie ATP, groei en onderhoud cellen (lipiden
Aminozuren en vitaminen)
✓ Electrolyten -> belangrijkste zijn: Na+, K+, Ca++, Mg++, Cl,
HCO3, HPO4 en SO4)
✓ Organische afvalstoffen -> ureum, urinezuur, creatine, bilirubine en
ammoniumionen.
Erytrocyten RBC
• essentieel voor het transport van zuurstof in het bloed
• 99,9% van de bloedcellen
• Bevatten eiwit hemoglobine -> vervoer van O2 en CO2
• Relatieve hoeveelheid = aantal RBC per microliter vol bloed = 5.000.000/microliter
• Hematrocriet = volume percentage cellen in vol bloed = 42-46%
• 1/3 van de 75 triljoen cellen van het menselijk lichaam zijn erytrocyten
• Verliest tijdens zijn ontwikkeling quasi alle celorganellen (ook kern,
mitochondriën, ribosomen) => alleen anaërobe stofwisseling
• Hemolyse = scheuren van RBC, hemoglobinurie = roodbruine urine (afgebroken RBC)
Hematocriet = alleen de RBC -> te veel dan wordt
het bloed dikker -> visceuzer
Hematocriet = te laag = anemie
VPRC = Volume packed red cells PCV = packed cell
volume
HC Het Bloed
Functies bloed:
1. Transport van opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten van de
stofwisseling
2. Stabilisatie van de pH en ionensamenstelling van de interstitiële vloeistof in het
gehele lichaam (DIFFUSIE)
3. Beperking van vloeistofverlies bij verwonding-STOLLING
4. Verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers - WBC/antistoffen
5. Stabilisering van de lichaamstemperatuur (huid)
Samenstelling bloed:
1. Plasma = waterige gedeelte, matrix – opgeloste eiwitten = + 55% van totale bloed. =
een suspensie van cellen en celfragmenten
Verschil met interstiële vloeistof =
a) De hoeveelheden van bij de ademhaling betrokken gassen (O2 CO2)
b) Concentraties en soorten opgeloste eiwitten (plasma eiwitten kunnen
capillaire wanden niet passeren)
Bestaat uit:
o Plasma-eiwitten 7%
o Andere opgeloste stoffen 1%
o Water 92%
2. Vaste bestanddelen: 45%
a) Rode bloedcellen of erythrocyten (RBC) 99,9%
b) Witte bloedcellen of leukocyten (WBC) 0,1%
c) Bloedplaatjes of trombocyten (BPI) 0,1%- > celfragmenten
Vol bloed = combinatie van het plasma, de cellen, celfragmenten en opgeloste stoffen.
Hematrocriet = packed cell volume = het percentage van vol bloed dat wordt ingenomen door de
erytrocyten (RBC). Bij mannen 46% bij vrouwen 42% => verschil door de mannelijke
hormonen die de aanmaak van erytrocyten stimuleren.
Algemeen:
✓ hematopoësis = productie van vaste bestanddelen van het bloed in het rode beenmerg
✓ Man = 5-6 liter bloed vrouw = 4-5 liter bloed
✓ Gefractioneerd bloed wordt gebruikt voor analyse (fractie van bloed nemen = bv alleen RBC)
✓ Bloed is een vloeibaar bindweefsel
Bloedafname kan:
✓ Veneus (merendeel -> O2 arm) (1. Oppervlakkig gelegen 2. Bloeddruk betrekkelijk laag
3. Dunnere wanden)
✓ Arterieel (om te beoordelen hoe efficiënt de gaswisseling bij de longen verloopt)
✓ Capillair (heel frequent bij suikerziekte, hielprik)
Eigenschappen vol bloed:
✓ Temperatuur -> centrale lichaamstemperatuur 37 - 37,5)
✓ Viscositeit (x5 in tegenstelling tot water)
✓ pH tussen 7,35 en 7,45 (te laag = zuur = acidose hoog = basisch = alcalose)
, lOMoARcPSD|17830946
Plasma-eiwitten:
✓ In opgeloste vorm omdat hun grote omvang en globulaire structuur voorkomt dat ze
de capillairwand kunnen passeren
✓ Meer dan 90% wordt in de lever gesynthetiseerd en door de lever aan het bloed afgegeven.
❖ Albuminen 60% -> leveren grootste bijdrage aan osmotische druk van het plasma -
> handhaven osmotische druk
❖ Globulinen 35% -> antilichamen (immunoglobulinen) en transportglobulinen
(binden kleine ionen en andere verbindingen)
❖ Fibrogeen 4% -> rol bij bloedstolling -> onderling reageren met vorming van
onoplosbare vezels van fibrine = basisstructuur bloedstolsel.
Plasma bevat ook enzymen en hormonen waarvan de concentraties kunnen varinen variëren.
Serum = vloeistof die overblijft als de stollingseiwitten zijn
verwijderd Overige opgeloste stoffen:
✓ Organische voedingsstoffen-> productie ATP, groei en onderhoud cellen (lipiden
Aminozuren en vitaminen)
✓ Electrolyten -> belangrijkste zijn: Na+, K+, Ca++, Mg++, Cl,
HCO3, HPO4 en SO4)
✓ Organische afvalstoffen -> ureum, urinezuur, creatine, bilirubine en
ammoniumionen.
Erytrocyten RBC
• essentieel voor het transport van zuurstof in het bloed
• 99,9% van de bloedcellen
• Bevatten eiwit hemoglobine -> vervoer van O2 en CO2
• Relatieve hoeveelheid = aantal RBC per microliter vol bloed = 5.000.000/microliter
• Hematrocriet = volume percentage cellen in vol bloed = 42-46%
• 1/3 van de 75 triljoen cellen van het menselijk lichaam zijn erytrocyten
• Verliest tijdens zijn ontwikkeling quasi alle celorganellen (ook kern,
mitochondriën, ribosomen) => alleen anaërobe stofwisseling
• Hemolyse = scheuren van RBC, hemoglobinurie = roodbruine urine (afgebroken RBC)
Hematocriet = alleen de RBC -> te veel dan wordt
het bloed dikker -> visceuzer
Hematocriet = te laag = anemie
VPRC = Volume packed red cells PCV = packed cell
volume