Samenvatting proces- en leanmanagement

Hoofdstuk 1: processen en procesmanagement

1. Processen zijn overal

Wat voor processen spelen er in een bedrijf en hoe zorgt procesmanagement ervoor dat:
 Processen op elkaar afgestemd worden
 Doelstellingen van het management worden gehaald
 Processen worden verbeterd
 Veranderingen worden doorgevoerd

Bv. productieproces ICS


2. Wat zijn processen?

2.1. Kenmerken van processen

 Een proces bestaat uit fasen
 Bij een proces is er sprake van input (bv. koffieboon) en output (bv. koffie)
 Output is gewenst (bv. patiënt is genezen) of ongewenst (bv. patiënt is nog ziek)
 Een proces is dynamisch (bv. koffieboon wordt koffie)
 Er is sprake van transformatie of verandering (bv. stuk metaal wordt onderdeel van fiets)
 Er kan onderscheid gemaakt worden tussen natuurlijke en onnatuurlijke processen
o Natuurlijke processen gebeuren vanzelf (bv. water wordt ijs)
o Onnatuurlijke processen hebben inmenging van de mens nodig (bv. koffieboon wordt koffie)
 Er kan onderscheid gemaakt worden tussen continue en discontinue processen
o Continue processen hebben geen duidelijk verschil tussen input en output (bv.
energiecentrale)
o Discontinue processen hebben duidelijk verschil tussen input en output (bv.
assemblageproces)


2.2. Deelprocessen

Hoofdproces kunnen we opdelen in deelprocessen (bv. wassen van auto aan binnenkant en buitenkant)




2.3. Schaal van processen

Er zijn verschillende aggregatieniveaus:
 Brancheniveau (bv. onderwijs)
 Bedrijfstakniveau (bv. hoger onderwijs)
 Organisatieniveau (bv. Arteveldehogeschool)
 Afdelingsniveau (bv. officemanagement)
 Procesniveau (bv. international relations)
 Deelprocesniveau (bv. Duits)

,Blackboxbenadering: techniek om op verschillende aggregatieniveaus naar processen te kijken

Processen worden als een zwarte doos beschouwd waarbij alleen gezien kan worden wat er ingaat (bv. propere
auto) en wat er uitkomt (bv. vuile auto)




2.4. Transformatie

Transformatie kan op de volgende manieren plaatsvinden:
 Het veranderen van de uiterlijke vorm (bv. frietjes)
 Het veranderen van de chemische aard (bv. verf)
 Verplaatsing (bv. van A naar B)
 Opslag (bv. vlees in koelcel)
 Behandeling (bv. kinesist)


2.5. Omgeving van processen

Alle mensen die direct en indirect een invloed hebben op het proces




3. W
a
t




is procesmanagement?

3.1. Aspecten van procesmanagement

 Organisatie: het inrichten en organiseren van de processen
 Input en output: beheersen van wat er ingaat en wat er uitkomt
 Normen en regels: kwaliteitsstandaarden en wet- en regelgeving
 Informatie en communicatie: je hebt info nodig voor het besturen van het proces
 Plaats: de plek van het proces is van belang
 Tijd: iedere stap heeft een bepaalde tijd


3.2. Fasen van procesmanagement

 Herkennen: belangrijk om het proces te herkennen

,  Analyseren: wat zijn de verschillende processtappen?
 Ontwerpen: het maken van processchema’s en procesbeschrijvingen
 Implementeren: ontworpen processen implementeren
 Afstemmen: afstemming en coördinatie met de omgeving is belangrijk
 Sturen: kijken of het proces nog voldoet aan de juiste criteria


3.3. Waarom procesmanagement?

 Brengt helder de activiteiten en hun relaties in kaart
 Zorgt voor begrip bij alle betrokkenen
 Je kunt problemen en hun oorzaken beter lokaliseren
 Processen kunnen gemakkelijker worden verbeterd
 Zorgt voor betere afstemming van (deel)processen
 Biedt mogelijkheden tot benchmarking
 Laat zien welke activiteiten waarde toevoegen


3.4. Procesautomatisering

= processen automatisch laten verlopen waarbij menselijke arbeid wordt vervangen door machines/technische
producten


4. De procesmanager

De procesmanager is een functionaris in een organisatie die zich bezighoudt met procesmanagement, dat
bestaat uit het herkennen, analyseren, ontwerpen, implementeren, afstemmen en sturen van processen

Voorbeelden van procesmanagers zijn:
 De productiemanager/operations manager
 De kwaliteitsmanager
 De programmamanager
 De gebiedsontwikkelaar