INLEIDING TOT HET RECHT
,INHOUDSOPGAVE
2
,1. Rechtshandeling, Inleidende begrippen
1.1. De 3 boeken van het Burgelijk recht
1) Personen en familie recht
2) Verbintenissenrecht (onrechtmatige daad)
3) Goederenrecht
Rechtshandeling = een daad die men stelt, doen we omdat we weten dat er door bepaalde
rechtsdoelen aan vast hangen ( vb. een brood kopen) bewust gesteld wordt om de
rechtsgevolgen te bereiken.
Rechtsfeit = iets dat gebeurd waar rechten aan vast hangen, het is geen doelbewuste daad . Elk
feit waaraan het objectief recht rechtsgevolgen koppelt.
1.2. Voorwaarde rechtshandeling
1) Wilsuiting
2)Voorwerp hebben
3)Geldende oorzaak
4)Bekwaam zijn
5) Overeenstemming met het recht
1.2.1. Wilsuiting =
Geesteszieken, dronken mensen, zwaar gehandicapten kunnen dus geen volledige
rechtshandeling stellen
Die is er wanneer er geen wilsgebrek is
wilsgebrek =
dwaling ( =vergissing, verkeerde voorstelling van zaken) vb: je verwacht een nieuwe auto te kopen
en het is een tweedehands auto. Door naamsverwarring komt een zaak in handen bij een
verkeerde advocaat. dwaling moet doorslaggevend zijn ( een blauwe auto denken te kopen en hij
heeft een donkerder kleur dan verwacht ≠ doorslaggevend )
bedrog (moedwillig veroorzaakte dwaling) deze moeten ook doorslaggevend zijn. Bedrog is
slechts een grond tot nietigheid als de bedrogen persoon die handeling niet had gesteld zonder
het bedrog van de andere partij. Dan spreken we van hoofdbedrog . indien niet dan kan er enkel
een schadevergoeding gevraagd worden en spreken we van incidenteel bedrog. ( uitzondering
van de reclame)
Geweld ( reëel uitgevoerd geweld met een aanzienlijk kwaad + onmiddelijke vrees) vb: wapen
tegen je hoofd bij ondertekening van overgave van aandelen aan de andere partner
Wanneer er toch sprake zou zijn van een wilsgebrek dan is er een nietigheid van de
rechtshandeling. ( met uitzondering voor reclame)
1.2.2. Voorwerp hebben =
3
, Het moet om het juiste voorwerp gaan vb. de koop van een onbestaand huis.
1.2.3. Oorzaak =
Doorslaggevende juridische beweegredenen. Geld storten op een verkeerde rekening kan je
zeggen dat er geen oorzaak was voor die storting en kan je je geld terugkrijgen of een valse
oorzaak, wanneer een buitenlandse vrouw trouwt met een Belg enkel om hier te kunnen wonen
1.2.4. Bekwaam zijn
Zie later !
1.2.5. Overeenstemming met het recht
Aanvullend recht = minst dwingende recht, ze bestaan maar je moet deze helemaal niet
volgen, je kan volop er van afwijken
Dwingend recht = een partij wordt beschermd (vb. arbeidersrecht) legt dwingend iets op in
het belang van de beschermende partij
Openbare orde = fundamentele rechten, je kunt hier niet van afwijken (vb. je kunt geen
contracten sluiten over huwelijk, je kan niet in contract zetten dat iemand wordt
aangenomen als hij trouwt met je dochter ) openbare orde + goede zeden.
( afstemming, echtscheiding)
1.3. Sancties bij inbreuk van de voorwaarde van rechtshandeling
X y nu .
Nietigheid = er wordt een contract gesloten (x) en nu wordt deze (y) nietigverklaard dan zal het
nooit gebeurd zijn. Vb een huwelijk dat wordt nietig verklaard vanwege dwaling dan zal dat
huwelijk zogezegd nooit plaats gevonden hebben.
X y nu .
Ontbinding = vanaf het punt dat de ontbinding in treed is het dus gewist maar alles voordien blijft
wel nog bestaan.
1.4. Soorten nietigheid
Absolute en relatieve nietigheid
Absolute nietigheid= het sluiten van een tweede huwelijk wanneer het vorige nog niet definitief is
ontbonden
Relatieve nietigheid = rechtshandelingen gesteld door onbekwamen, als de onbekwaamheid een
beschermingsmaatregel is ( mentaal gehandicapten, geesteszieken, minderjarigen)
2. personen
2.1. natuurlijke personen
4
,INHOUDSOPGAVE
2
,1. Rechtshandeling, Inleidende begrippen
1.1. De 3 boeken van het Burgelijk recht
1) Personen en familie recht
2) Verbintenissenrecht (onrechtmatige daad)
3) Goederenrecht
Rechtshandeling = een daad die men stelt, doen we omdat we weten dat er door bepaalde
rechtsdoelen aan vast hangen ( vb. een brood kopen) bewust gesteld wordt om de
rechtsgevolgen te bereiken.
Rechtsfeit = iets dat gebeurd waar rechten aan vast hangen, het is geen doelbewuste daad . Elk
feit waaraan het objectief recht rechtsgevolgen koppelt.
1.2. Voorwaarde rechtshandeling
1) Wilsuiting
2)Voorwerp hebben
3)Geldende oorzaak
4)Bekwaam zijn
5) Overeenstemming met het recht
1.2.1. Wilsuiting =
Geesteszieken, dronken mensen, zwaar gehandicapten kunnen dus geen volledige
rechtshandeling stellen
Die is er wanneer er geen wilsgebrek is
wilsgebrek =
dwaling ( =vergissing, verkeerde voorstelling van zaken) vb: je verwacht een nieuwe auto te kopen
en het is een tweedehands auto. Door naamsverwarring komt een zaak in handen bij een
verkeerde advocaat. dwaling moet doorslaggevend zijn ( een blauwe auto denken te kopen en hij
heeft een donkerder kleur dan verwacht ≠ doorslaggevend )
bedrog (moedwillig veroorzaakte dwaling) deze moeten ook doorslaggevend zijn. Bedrog is
slechts een grond tot nietigheid als de bedrogen persoon die handeling niet had gesteld zonder
het bedrog van de andere partij. Dan spreken we van hoofdbedrog . indien niet dan kan er enkel
een schadevergoeding gevraagd worden en spreken we van incidenteel bedrog. ( uitzondering
van de reclame)
Geweld ( reëel uitgevoerd geweld met een aanzienlijk kwaad + onmiddelijke vrees) vb: wapen
tegen je hoofd bij ondertekening van overgave van aandelen aan de andere partner
Wanneer er toch sprake zou zijn van een wilsgebrek dan is er een nietigheid van de
rechtshandeling. ( met uitzondering voor reclame)
1.2.2. Voorwerp hebben =
3
, Het moet om het juiste voorwerp gaan vb. de koop van een onbestaand huis.
1.2.3. Oorzaak =
Doorslaggevende juridische beweegredenen. Geld storten op een verkeerde rekening kan je
zeggen dat er geen oorzaak was voor die storting en kan je je geld terugkrijgen of een valse
oorzaak, wanneer een buitenlandse vrouw trouwt met een Belg enkel om hier te kunnen wonen
1.2.4. Bekwaam zijn
Zie later !
1.2.5. Overeenstemming met het recht
Aanvullend recht = minst dwingende recht, ze bestaan maar je moet deze helemaal niet
volgen, je kan volop er van afwijken
Dwingend recht = een partij wordt beschermd (vb. arbeidersrecht) legt dwingend iets op in
het belang van de beschermende partij
Openbare orde = fundamentele rechten, je kunt hier niet van afwijken (vb. je kunt geen
contracten sluiten over huwelijk, je kan niet in contract zetten dat iemand wordt
aangenomen als hij trouwt met je dochter ) openbare orde + goede zeden.
( afstemming, echtscheiding)
1.3. Sancties bij inbreuk van de voorwaarde van rechtshandeling
X y nu .
Nietigheid = er wordt een contract gesloten (x) en nu wordt deze (y) nietigverklaard dan zal het
nooit gebeurd zijn. Vb een huwelijk dat wordt nietig verklaard vanwege dwaling dan zal dat
huwelijk zogezegd nooit plaats gevonden hebben.
X y nu .
Ontbinding = vanaf het punt dat de ontbinding in treed is het dus gewist maar alles voordien blijft
wel nog bestaan.
1.4. Soorten nietigheid
Absolute en relatieve nietigheid
Absolute nietigheid= het sluiten van een tweede huwelijk wanneer het vorige nog niet definitief is
ontbonden
Relatieve nietigheid = rechtshandelingen gesteld door onbekwamen, als de onbekwaamheid een
beschermingsmaatregel is ( mentaal gehandicapten, geesteszieken, minderjarigen)
2. personen
2.1. natuurlijke personen
4
