Masterproef= een rapport van een groot stuk primair onderzoek over een probleem dat een analyse van
het onderzoek geeft en de conclusies presenteert.
Thesis= een argument of een voorstel dat ondersteund is door bewijs en literatuur.
Project= alle activiteiten die gebeuren om een masterproef te schrijven.
Voorstel= een document dat weergeeft waar het project over gaat, waarom het belangrijk is en hoe het zal
worden uitgevoerd.
Paper= een kort document dat geschikt is voor een academische conferentie of krant
Management report= een kort document dat geschikt is voor een presentatie voor managers en beslissing
makers.
Doelen van een masterproef:
• Studenten de kans geven om een project te plannen, onderzoeken en schrijven dat hun kennis van
een belangrijk onderwerp verbetert
• Studenten leren hoe je een groot project moet aanpakken waarvoor het nodig is dat:
o Je gefocust bent op een complex en belangrijk probleem
o Efficiënt en competent primair onderzoek
o Theorie en praktijk integreren
o …
Wat is een masterproef
Een masterproef moet een duidelijke scope hebben:
• thematisch:
• Geografisch
Geografische keuze maken en deze ook verantwoorden
• In de tijd
• Unit of observation (= onderzoekseenheid)
Het proces van een masterproef
Geen sequentieel proces
1. Fase1: een onderwerp kiezen en een project
ontwerpen
2. Fase 2: een kritisch literair rapport schrijven
De literatuur lezen.
3. Fase 3: concepten en theorieën ontwikkelen
Denkkader ontwikkelen= de kaart die de concepten
die je gaat gebruiken samenbrengt en voorstelt hoe
ze gerelateerd zijn.
4. Verzamelen en analyseren van onderzoeksmateriaal
Hoe onderzoeken?
5. Interpreteren van onderzoeksresultaten
6. Argumentatie, kadering en rapportering
Wetenschappelijk onderzoek
=problemen oplossen door het toepassen van een stapsgewijze, logische, georganiseerde en rigoreuze
methode om problemen te identificeren, data te verzamelen, te analyseren en op basis daarvan valide
conclusies te formuleren.
,Kenmerken:
• Doelgericht
• Rigoureus(= streng) gaat over opzet en theoretisch kader
• Testbaar
• Repliceerbaar: als iemand dezelfde data gebruikt en hetzelfde doet moet hij dezelfde conclusie vinden.
Bij een steekproef van 100 psychologie papers komt men maar bij 36% dezelfde uitkomst uit. Bij
economische papers is dit 61%.
Een experiment moet voldoende representatief zijn: 1 experiment met 65 mensen is niet voldoende.
Als er geen correlatie gevonden wordt is het moeilijker om de paper te publiceren.
• Precies en betrouwbaar
Representatieve steekproef nemen. Altijd betrouwbaarheidsinterval weergeven(niet lager dan 90%)
• Objectief: persoonlijke voorkeuren mogen geen rol spelen
• Veralgemeenbaar
Extern valide= de resultaten zijn te generaliseren en gelden dus voor een grotere groep dan de
testgroep
intern valide= de mate waarin de resultaten geldig zijn voor de onderzochte groep
o Mechanical turk: dienst van amazon waar mensen jobs op kunnen plaatsen. Wordt ook gebruikt
voor enquêtes.
Probleem: niet altijd goed ingevuld en populatie van mechanical turk is meer opgeleid dan de
gewone populatie.
o Student samples: studenten ondervragen niet representatief voor de bevolking
o The promise of big data: de hele populatie bekijken door big data
• Parsimony: beter een model met een beperkt aantal variabelen.
Hypothetico-deductief onderzoek
1. Probleem identificeren (“broad problem area”)
2. De probleemstelling definiëren
3. Hypotheses ontwikkelen - cf. testbaar & falsifieerbaar
Alles er proberen aan doen om de hypothese te ontkrachten.
4. Constructen operationaliseren
Hypothese testbaar maken door variabelen te kiezen.
5. Data verzamelen
6. Data analyseren
7. Interpretatie van bevindingen
Deductie= een algemene theorie toepassen op een specifiek probleem.
Inductie= proces waarbij we specifieke fenomenen observeren en op basis daarvan tot algemene
conclusies komen.
Inductie en deductie sluiten elkaar niet uit.
Beide kunnen gebruikt worden in kwantitatief en kwalitatief onderzoek maar …
• deductief eerder in causaal en kwantitatief
• inductief eerder in exploratief en kwalitatief
Jargon ‘isms’ en ‘ologies’
Methodologie= hoger niveau dan methode, de houding en de visie van de onderzoeker
Methode= techniek om het te onderzoeken
Wetenschap= zoeken naar kennis, naar waarheid is er wel zoiets als de waarheid en kunnen we die dan
vinden door middel van onderzoek?
Onderzoekers hebben daar verschillende ideeën over= paradigma’s.
, Onthology= philosophical study of nature of reality(= zijnsleer)
Epistemology= philosophical study of nature of knowledge(=kennisleer)
Positivisme vs phenomenology 2 extremen, er zijn ook tussenposities.
x-as: relatie tussen de kennis die wij van de wereld kunnen hebben en de wereld.
2 uitersten:
• Onze kennis is exact zoals de
wereld is
• We kunnen niet weten hoe de
wereld is.
Dimensies:
• De subjectiviteit van de mens
wordt herkend of niet
• Wat we onderzoeken is
objectief of we kunnen nooit weten hoe de wereld echt is.
Orthodox Gnostisch
Er is een objectieve waarheid Waarheid is subjectief
De waarheid is simpel en transparant De waarheid is verborgen
Men is het eens over de waarheid De waarheid wordt bereikt door persoonlijke strijd
Conformiteit en gehoorzaamheid Uitdagingen en diversiteit
Taal is transparant Taal is ambigu
door taal kan je kennis overbrengen.