samenvatting TAB 3.2 gespecialiseerde verpleegkundige zorgverlening

TAB 3.2 GESPECIALISEERDE
VERPLEEGKUNDIGE
ZORGVERLENING
DEEL 1: VANDEN PANHUYZEN

1. BEADEMING VS RESPIRATOIR FALEN

 Respiratoir falen =
o Onvermogen om basistaak (gasuitwisseling uit te voeren
o Elke aandoening waardoor het normale ademen beïnvloed is
 Beademingsvormen
o Non – invasief
 Full – face, neus – mond, neus, NFH (navo high flow)
o Invasief
 Tracheostomaal (trachea)
 Endotracheaal
 Oral
 Nasaal (gebruikt als men in de mond moet opereren)

1.1 VENTILATOR (ONDERDELEN, CONTROLE EN BEWAKING, WERKING)

 Ventilator-geassocieerde onderdelen
o Beademingsslang van toestel naar patiënt
o Bevochtiging / kunstneus  beschermen tegen bacteriën
o ETT = endo tracheale tube  buis die in de patiënt gebracht wordt
o Voor het verwijderen van slijmen gebruik je een aspiratie toestel
 Larynxmasker
o Alternatief voor ETT
 Werking
o Beademingen via beademingsapparaat
 Inspiratie: positieve druk
 Expiratie: passief
 Ventilator ontwikkelt arbeidsdruk  gasmengsel perslucht en/of zuurstof via een circuit naar de
patiënt
o Inspiratieklep opent / expiratieklep sluit  gasmengsel wordt in de bronchiën gestuwd >
peak P/PIP
o Inspiratieklep sluit / expiratieklep blijft gesloten  druk verspreidt zich over alveoli >
plateudruk / IPAP
o Expiratieklep opent / inspiratieklep gesloten  uitademing
 Controle en bewaking
o Instelbare alarmgrenzen: audiovisuele signalen




1

,1.2 MECHANISCHE VENTILATIE VERSUS SPONTANE AH

 Spontane AH / stalen long = negatieve druk ademhaling
o Curve start negatief bij inspiratie en wordt positief bij expiratie
 Mechanische ventilatie
o Curve is positief en keert terug naar nul bij expiratie
o Peakdruk/plateaudruk
 Spontane ademhaling = negatieve druk ademhaling: aanzuigen van lucht dat intrathoracale druk
negatief is  lucht wordt aangezogen
 Mechanische ventilatie = positieve druk ademhaling: gasvolume wordt onder bepaalde druk in de
patiënt geblazen

1.3 BEADEMINGSPARAMETERS

 AH frequentie
o Normaal 12 – 16 AH/min
 Tidal volume (TV) = gasvolume per beademing
o Gezonde volwassene = +- 7ml/kgLG
 Minuutvolume (mv) = gasvolume per minuut
o MV = TV x AH-freq
o Gemiddeld 7 à 8 liter/min
 EPAP = expiratory positive airway pressure
o = expiratoire druk aan het einde van de expiratie  PEEP
 PEEP = druk in de longen (alveolair boven de atmosferische druk( buiten het lichaam) op het einde van
de expiratiefase
o 2 soorten PEEP
 Extrinsieke PEEP
 Veroorzaakt door het beademingstoestel
 Doel  alveolaire collaps verminderen
 Intrinsieke PEEP
 Probleem  niet volledige uitademing
 PIP = maximale inspiratoire druk tijdens het beademen
 IPAP = inspiratire druk aan het einde van de inspiratie
o Bij volumegestuurde beademing: plateaudruk
 I/E verhouding
 FIO2 = fractie ingeademde zuurstof van het totaal ingeademd gasmengsel
o = verhouding tussen de inspiratie- en expiratietijd
 Flow
o = snelheid waarmee het gasvolume instroom  (l/min)




2

, 1.4 BEADEMINGSMODI

 Invasieve beademing
o Via een ETT of tracheostomie canule
o Volledig geassisteerde beademing
 2 wijzen
 Volume controlled ventilation (VCv)
o Patiënt krijgt een vast ingesteld tidal volume met vast ingestelde
frequentie, inspiratoire tijd
 Pressure controlled ventilation (PCV)
o Inspiratoire druk, AH-frequentie instellen, PEEP instellen, FIO2, I/E
ratio,
o BIPAP = overdruk en onderdruk wisselen elkaar af
o Partieel geassisteerd
 BIPAP
 PS = pressure support
 Spontane ademhaling van de patiënt ondersteunen
o Ademhalingsarbeid verkleind
 Patiënt bepaald zelf start en frequentie van de AH  trigger door de
patiënt
o Niet geassisteerd
 CPAP = continuous positive airway pressure
 Gebruikt bij slaapapnoe
 Onderhouden van een positieve druk gedrurende gans de
ademhalingscyclus bij spontaan ademende patiënt met ETT of
tracheostomie canule
 Niet invasieve beademing
o NPPV = noninvasive positive pressure ventilation / NIV = noninvasive ventilation
 = geen echte beademing maar ondersteuning, patiënt moet zelfstandig ademen
 Voordelen
 Meestal geen sedatie, geen intubatierisico’s, ZH-opname dagen dalen
 Nadelen
 Dorstgevoel, drukletsels, arbeidsintensieve tijdrovende therapie, angst
o Wanneer NPPV
 Acuut en chronische longfalen (slaap-apnoe, pneumonie,
 Contra-indicaties  apnoe, ongecontroleerde Gastro-intestinale-bloeding
o NHFC = nasal high flow canule  je kan de flow apart instellen tot 80l/min

1.5 BEDIENING

 Dokter bepaalt de instellingen van het toestel
 Aandachtspunt positieve druk beademing
o Invloed op hart en longen




3