Tribologie
Inhoud
1 Wrijving en slijtage..............................................................................................................................1
2 Smering................................................................................................................................................2
3 smeermiddelen....................................................................................................................................2
inleiding..............................................................................................................................................2
Additieven..........................................................................................................................................3
4 Colloïden, suspensies, emulsies en detergenten.................................................................................4
5 Smeermiddelen...................................................................................................................................5
6 Lagers..................................................................................................................................................6
7 Smeerolietoepassingen.....................................................................................................................13
8 Smeermethodes................................................................................................................................23
1 Wrijving en slijtage
Adhesie: hechting tussen de deeltjes-> verwijdering van materiaal
, Versmeren
Krassen
Oxidatieve slijtage
Vreten
Abrasie: de beweging van harde en scherpe deeltjes tegen een zachter
oppervlak.
Lagespanningsabrasie
Hogespanningabrasie
Gutsenslijtage
Polijsten
Oppervlaktevermoeiing:
Putvorming
Stootslijtage
Brinelling
Versplinteren
Erosie:
Vastedeeltjeserosie
Sliberosie
Druppelslagerosie
Vloeistoferosie
Cavitatie
2 Smering
Smeringsregimes:
Droge smering
Grenssmering
Gemengde smering
Hydrodynamische smering
Elasto-hydrodynamische smering
3 smeermiddelen
inleiding
Viscositeit: geeft maat voor dikvloeibaarheid van een vloeistof. Hoe
hoger de viscositeit, hoe dikker de olie.
Newtoniaans fluidia: lineair verloop tussen schuifspanning en
afschuivingssnelheid. P34
Viscositeitsindex(VI): veranderingen van viscositeit aangeven bij
temperatuur veranderingen. Hoe hoger het getal, hoe lager het verschil in
viscositeit bij temperatuur schommelingen.
, Consistentie: de vastheid van een vet. -> NLGI classificatie (National
Lubrication Grease Institute: bv 000->olie, 00->saus, 6-> kaas.
Vloeipunt: de temperatuur 3°C bovenop de temperatuur waarbij de olie
stopt met vloeien.
Vlampunt: de laagste temperatuur waarbij een olie-lucht-damp-mengsel
ontvlambaar wordt. Is lager dan de zelfontbrandingstemperatuur.
Druppelpunt: is de temperatuur waarbij een vet zal starten te stromen
door een opening.
Temperatuurbereik: bij lage temperaturen wordt een vet stijf, bij hoge
zal het vet zachter worden en kan het gaan lekken.
Mechanische stabiliteit: de consistentie mag niet wijzigen gedurende de
werkingsduur. Wordt met 3 testen onderzocht.
1. Langdurige penetratie: na 100 000 slagen wordt de indringing
gemeten.
2. Roll stabiliteit: cilinder roteert durende 72 of 100 uur bij 80 of
100°C.
3. V2F-test: schokken aan 1Hz, na 72u bij 500tr/min vet dat door de
behuizing lekt wordt opgevangen in een bak, zo wordt een rating
toegekend.
Additieven
(toevoegingen bij een minerale olie)
Anti-oxidanten: Tegen de zuurstof in de smeerolie. TP:
verbrandingsmotoren
Antie-schuim: lucht in de smeerolie vormt een schuimlaag. Dit additief
zorgt voor het barsten van de luchtbellen.
Anti-corrosie: De toegang van water en lucht tot het metalen oppervlak
verhinderen.
Anti-slijtage: worden pas werkzaam bij hoge temperaturen, bij metaal
op metaalcontact.
Extreme pressure dopes (EP dopes): bij hoge temperaturen en enkel
op plaatsen waar het nodig is.
Detergenten en dispersanten: Reinigend, bij hoge temperaturen. TP:
motor smeerolie.
VI-verbeteraars: Verhogen de VI zie vorige pagina
Inhoud
1 Wrijving en slijtage..............................................................................................................................1
2 Smering................................................................................................................................................2
3 smeermiddelen....................................................................................................................................2
inleiding..............................................................................................................................................2
Additieven..........................................................................................................................................3
4 Colloïden, suspensies, emulsies en detergenten.................................................................................4
5 Smeermiddelen...................................................................................................................................5
6 Lagers..................................................................................................................................................6
7 Smeerolietoepassingen.....................................................................................................................13
8 Smeermethodes................................................................................................................................23
1 Wrijving en slijtage
Adhesie: hechting tussen de deeltjes-> verwijdering van materiaal
, Versmeren
Krassen
Oxidatieve slijtage
Vreten
Abrasie: de beweging van harde en scherpe deeltjes tegen een zachter
oppervlak.
Lagespanningsabrasie
Hogespanningabrasie
Gutsenslijtage
Polijsten
Oppervlaktevermoeiing:
Putvorming
Stootslijtage
Brinelling
Versplinteren
Erosie:
Vastedeeltjeserosie
Sliberosie
Druppelslagerosie
Vloeistoferosie
Cavitatie
2 Smering
Smeringsregimes:
Droge smering
Grenssmering
Gemengde smering
Hydrodynamische smering
Elasto-hydrodynamische smering
3 smeermiddelen
inleiding
Viscositeit: geeft maat voor dikvloeibaarheid van een vloeistof. Hoe
hoger de viscositeit, hoe dikker de olie.
Newtoniaans fluidia: lineair verloop tussen schuifspanning en
afschuivingssnelheid. P34
Viscositeitsindex(VI): veranderingen van viscositeit aangeven bij
temperatuur veranderingen. Hoe hoger het getal, hoe lager het verschil in
viscositeit bij temperatuur schommelingen.
, Consistentie: de vastheid van een vet. -> NLGI classificatie (National
Lubrication Grease Institute: bv 000->olie, 00->saus, 6-> kaas.
Vloeipunt: de temperatuur 3°C bovenop de temperatuur waarbij de olie
stopt met vloeien.
Vlampunt: de laagste temperatuur waarbij een olie-lucht-damp-mengsel
ontvlambaar wordt. Is lager dan de zelfontbrandingstemperatuur.
Druppelpunt: is de temperatuur waarbij een vet zal starten te stromen
door een opening.
Temperatuurbereik: bij lage temperaturen wordt een vet stijf, bij hoge
zal het vet zachter worden en kan het gaan lekken.
Mechanische stabiliteit: de consistentie mag niet wijzigen gedurende de
werkingsduur. Wordt met 3 testen onderzocht.
1. Langdurige penetratie: na 100 000 slagen wordt de indringing
gemeten.
2. Roll stabiliteit: cilinder roteert durende 72 of 100 uur bij 80 of
100°C.
3. V2F-test: schokken aan 1Hz, na 72u bij 500tr/min vet dat door de
behuizing lekt wordt opgevangen in een bak, zo wordt een rating
toegekend.
Additieven
(toevoegingen bij een minerale olie)
Anti-oxidanten: Tegen de zuurstof in de smeerolie. TP:
verbrandingsmotoren
Antie-schuim: lucht in de smeerolie vormt een schuimlaag. Dit additief
zorgt voor het barsten van de luchtbellen.
Anti-corrosie: De toegang van water en lucht tot het metalen oppervlak
verhinderen.
Anti-slijtage: worden pas werkzaam bij hoge temperaturen, bij metaal
op metaalcontact.
Extreme pressure dopes (EP dopes): bij hoge temperaturen en enkel
op plaatsen waar het nodig is.
Detergenten en dispersanten: Reinigend, bij hoge temperaturen. TP:
motor smeerolie.
VI-verbeteraars: Verhogen de VI zie vorige pagina