1. Introductie 2
2. Allergie diagnose 19
3. Inhalatie allergie 32
4. Urticaria 44
5. IgE gemedieerde voedingsallergie 54
6. Pediatrische voedselallergieën 67
7. Hypersensitiviteit aan antimicrobia 75
8. Mastocytosis: cutaan (MIS) en systemisch 84
9. Hymenoptera gifallergie 87
1
,1. INTRODUCTIE
MECHANISMEN VAN PATHOLOGISCHE REACTIES
- Type 1: IgE gemedieerd
- Type 4: celullair
FUNCTIE IMMUUNSYSTEEM
- Verdediging
o Tegen pathogenen, schadelijke agentia, tumoren, noxen
- Onderscheid (discriminatie)
o “Eigen – niet-eigen” (tolerantie)
o Gevaarlijk (gevaarsignalen), schadelijk – niet gevaarlijk
§ Bv. melk à niet eigen à geen immuunrespons/tolerantie
§ Bv. virus à niet eigen à immuunrespons/immuniteit
- Aangeboren immuunrespons - adaptieve immuunrespons (lymfocyten)
o Humoraal - cellulaire component
- Goed gecontroleerd (om overmatige activering te voorkomen)
IMMUUN PATHOLOGISCHE REACTIES
Allergisch Ortho-ergisch Auto-immuun
Immuun respons Abnormaal Normaal Abnormaal
Antigen Niet-eigen (allergeen) Niet-eigen Eigen (auto-antigeen)
Voorbeeld Pollen, eten, medicatie,… Transplant-rejectie RA, SLE, DM, Graves…
ALLERGISCHE REACTIES (GELL & COOMBS) EXAMEN
B-cel (humoraal, antilichamen) T-cel (cellulair, geen AL)
Onmiddellijk (< 1u) – semi-laat (1-6u) Laat (> 6u-maanden)
Type I: E-gemedieerd (EIFA, alfa-gal) Type IV: vertraagd type
Type II: cytofiele antilichamen (IgG, IgM) Hypersensitiviteit
Type III: circulerende immuuncomplexen
- Antilichaam overmaat
- Antigen overmaat
è Timing van de onset van de reacties is enorm belangrijk!
è Als je het resultaat van de test niet vergelijkt met de geschiedenis van de patiënt
à kans op valse diagnose
2
, Type I Type II Type III Type IV
Immuun reactant IgE IgG IgG T-cellen
Antigen Oplosbaar antigen Cel-of matrix Oplosbaar antigen MHC-gepresenteerd
geassocieerd antigen
antigen
Effector Mestcel activatie FcR+ cellen FcR+ cellen T-cellen, via cytokines
(ook basofielen) (fagocyten, NK Complement rekrutering van
cellen) monocyten,
eosinofielen,
neutrofielen(?)
Voorbeeld van Allergische rhinitis, Sommige Serum sickness, Veel verschillende
hypersensitivity astma, systemische medicatie arthus reaction ziektes:
reactie anafylaxie allergieën (bv. Verschillende vormen
penicilline) van huiduitslag,
eczeem,
contactdermatitis
- Type I
o Crosslinking van minstens 2 IgE AL à activatie à symptomen
o Geen crosslinking = geen reactie !
o Soms meten testen geen crosslinking à vals pos
- Type II
o Geen soluble antigeen, maar gebonden
o Vooral opsonisatie: neutrofielen, NK cellen…
- Type III
o Vorming van immuncomplexen (IC): antigeen + AL
o 3 opties
§ Antibody excess
§ Antigeen excees
§ Equivalentie
o Lokaal fenomeen: arthus reactie (antibody excess)
ßà gegeneraliseerd fenomeen: serum sickness (antigeen excess)
- Type IV
o Geen humerale, maar cellulaire respons à geen AL testen dus!
o MHC = major histocompatibility complex
o Hoofdeffector cel = T-cel
o Contactdermatitis = fake jewelry allergie
3
, TIMING DHRS
Timing is enorm belangrijk!
bv. wanneer kwam je in contact met…, wanneer nam je de medicatie… EN wanneer startte de reactie?
ONMIDDELLIJKE DHR < 1 UUR
- Urticaria / angio-oedeem
- Ademhaling
- Gastro-intestinaal
- Cardiovasculair
- (anafylaxie)
o Niet elke directe reactie anafylaxis noemen!
à Shock is een contra-indicatie om provocatie testen te doen
à pas spreken van shock bij hypotensie, verlies van bewustzijn
NIET-ONMIDDELLIJKE DHR > 6 UUR
- AGEP: 24-48u
o AGEP: acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (met neutrofielen)
- MPE: 2-5 dagen
- SJS/TEN (blaarvorming): 5-25 dagen
o SJS: Steven Johnson-syndroom
o TEN: toxische epidermale necrolyse
- DRESS: 10-50 dagen
o DRESS: geneesmiddelreactie met eosinofilie en systemische symptomen
4