2. MOLECULAIRE INTERACTIES
1. HERHALING CHEMIE
- Moleculen
atomen
elektronen
neutronen
protonen
- Belangrijkste ionen in het lichaam
kationen anionen
+ -
Na (natrium) Cl (chloride)
K+ (kalium) HCO3- (bicarbonaat)
Ca²+ (calcium) HPO42- (fosfaat)
H+ (waterstof) SO42- (sulfaat)
Mg²+ (magnesium)
- polair↔ apolair
- ionbindingen
waterstofbruggen
Van der Waalskrachten
2. BIOMOLECULEN
- Koolhydraten
monosachariden: vijf- (pentose: ribose en deoxyribose) of zeshoeken (hexose: fructose,
glucose en galactose) met hydroxylgroepen (OH)
disachariden: twee monosachariden aan elkaar, waarvan één altijd glucose is
Lactose= galactose + glucose
Maltose= glucose + glucose
Sucrose= glucose + fructose
polysachariden: een lange keten van monosachariden, alle vormen van energie in
organismen worden als polysachariden opgeslagen
Vb. glycogeen, chitine, cellulose…
- Lipiden: apolaire biomoleculen die bestaan uit een vetzuur en een glycerol
Vetzuur: lange ketens van C- en H-atomen met een COOH-groep op het einde
verzadigd vetzuur: vetzuur zonder dubbele binden tussen de C-atomen
mono-onverzadigd vetzuur: vetzuur met één dubbele binding tussen twee C-
atomen
poly-onverzadigd vetzuur: vetzuur met twee of meerdere dubbele bindingen
tussen de C-atomen
Glycerol: een 3C-molecule met 3 OH-groepen
monoglyceride: glycerol met één vetzuur
diglyceride: glycerol met twee vetzuren
triglyceride: glycerol met drie vetzuren
vetten: lipiden die vast zijn op kamertemperatuur, meestal afkomstig van dieren
oliën: lipiden die vloeibaar op kamertemperatuur, meestal afkomstig van planten
lipide-gerelateerde moleculen
Eicosanoïden: 20C-molecule met een (on)afgewerkte koolstofring op het einde
Steroïden: molecule die vier koolstofringen bevat
1. HERHALING CHEMIE
- Moleculen
atomen
elektronen
neutronen
protonen
- Belangrijkste ionen in het lichaam
kationen anionen
+ -
Na (natrium) Cl (chloride)
K+ (kalium) HCO3- (bicarbonaat)
Ca²+ (calcium) HPO42- (fosfaat)
H+ (waterstof) SO42- (sulfaat)
Mg²+ (magnesium)
- polair↔ apolair
- ionbindingen
waterstofbruggen
Van der Waalskrachten
2. BIOMOLECULEN
- Koolhydraten
monosachariden: vijf- (pentose: ribose en deoxyribose) of zeshoeken (hexose: fructose,
glucose en galactose) met hydroxylgroepen (OH)
disachariden: twee monosachariden aan elkaar, waarvan één altijd glucose is
Lactose= galactose + glucose
Maltose= glucose + glucose
Sucrose= glucose + fructose
polysachariden: een lange keten van monosachariden, alle vormen van energie in
organismen worden als polysachariden opgeslagen
Vb. glycogeen, chitine, cellulose…
- Lipiden: apolaire biomoleculen die bestaan uit een vetzuur en een glycerol
Vetzuur: lange ketens van C- en H-atomen met een COOH-groep op het einde
verzadigd vetzuur: vetzuur zonder dubbele binden tussen de C-atomen
mono-onverzadigd vetzuur: vetzuur met één dubbele binding tussen twee C-
atomen
poly-onverzadigd vetzuur: vetzuur met twee of meerdere dubbele bindingen
tussen de C-atomen
Glycerol: een 3C-molecule met 3 OH-groepen
monoglyceride: glycerol met één vetzuur
diglyceride: glycerol met twee vetzuren
triglyceride: glycerol met drie vetzuren
vetten: lipiden die vast zijn op kamertemperatuur, meestal afkomstig van dieren
oliën: lipiden die vloeibaar op kamertemperatuur, meestal afkomstig van planten
lipide-gerelateerde moleculen
Eicosanoïden: 20C-molecule met een (on)afgewerkte koolstofring op het einde
Steroïden: molecule die vier koolstofringen bevat