Samenvatting Methodisch Handelen 2
Inhoudsopgave
9. Gedragsveranderingstechnieken voor het aanleren of wijzigen van vaardigheden..............2
9.1 Werken met de uitlokkende prikkels: perceptietraining en verstrekken van informatie
over uitlokkende prikkels........................................................................................................3
9.2 Werken met uitlokkende prikkels: wegnemen en/ of aanbieden van uitlokkende
prikkels (stimuluscontrole).....................................................................................................4
9.2.1 Prikkelvermijding.......................................................................................................4
9.2.2 Aanbieden van prikkels: prompting...........................................................................4
9.2.3 Het uitdoven van prompts (fading)............................................................................5
9.3 Werken met uitlokkende prikkels: modeling en het geven van instructies.....................5
9.3.1 Leren naar voorbeeld (modeling)..............................................................................6
9.3.2 Instructieleren............................................................................................................6
9.4 Werken met aangename gedragsgevolgen: bekrachtigingsprocedures..........................8
9.4.1 Vormen van bekrachtiging.........................................................................................8
9.4.2 Bekrachtigingsschema’s...........................................................................................10
9.4.3 Keuzegedrag: de matching law................................................................................11
9.4.4 De beloningswaarde van een bekrachtiger.............................................................11
9.4.5 Specifieke bekrachtigingsprocedures: token economy, shaping en chaining.........11
9.5 Werken met onaangename gedragsgevolgen: bestraffingsprocedures........................13
9.5.1 Vormen van bestraffing...........................................................................................13
9.5.2 Nadelige neveneffecten van positieve bestraffing..................................................14
9.5.3 Richtlijnen voor het werken met positieve bestraffingsprocedures.......................15
9.5.4 Specifieke bestraffingsprocedures...........................................................................15
10. Gedragsveranderingstechnieken voor het reduceren van aan de stoornis gerelateerde
hinderlijke emoties...................................................................................................................16
10.1 Werken met de uitlokkende prikkels: Prikkelvermijding..............................................17
10.2 Werken met de uitlokkende prikkels: perceptietraining en verstrekken van informatie
over prikkels en situaties......................................................................................................17
10.2.1 Verstrekken van informatie...................................................................................17
10.2.2 Perceptietraining....................................................................................................17
10.3 Werken met de uitlokkende prikkels: blootstellingsprocedures..................................18
10.3.1 Exposure in vivo.....................................................................................................18
1
, 10.3.2 Contraconditionering.............................................................................................19
10.4 Inwerken op de betekenissen: methoden voor cognitieve herstructurering..............20
10.4.1 Rationeel Emotieve gedragstherapie (REBT).........................................................20
10.4.2 Cognitieve Therapie (Aaron Beck).........................................................................21
10.4.3 Mindfulness & acceptance strategieën.................................................................22
10.5 Rechtstreeks ingrijpen op emoties: Relaxatie...............................................................23
10.5.1 Is rechtstreeks ingrijpen op de ‘afhankelijke variabele’ geen tegenstrijdigheid?. 23
10.5.2 Relaxatietechnieken...............................................................................................23
9. Gedragsveranderingstechnieken voor het aanleren of
wijzigen van vaardigheden.
Indicati estelling: Wanneer meteen operant ingrijpen, d.w.z.
vaardigheidstraining?
1. Nog geen negatieve betekenissen en/of emoties (vb kind stottert zonder hier mee in
te zitten of zich te schamen)
- vroege detectie – onderzoek – behandeling
- secundaire preventie (ASHA, 1988)
2. Emotionele triggers zijn verdwenen, maar probleemgedrag nog wel aanwezig
3. Eenvoudige problematiek
4. Hoge mate van persoonlijke veerkracht
Examen: wanneer gebruik je operante technieken wanneer respondente?
Handelingen uitlokken en aan- of ontmoedigen via operante
gedragsveranderingstechneken.
Twee manieren waarop operante gedragingen kunnen worden aan- of afgeleerd:
1. Uitlokken
2. Bekrachtigen of bestraffen
Door iets te doen met de antecedente stimuli – de prikkels die aan het gedrag
voorafgaan en de aanleiding vormen, en door iets te doen met de consequente stimuli –
de prikkels die volgen op het gerag en het aanmoedigen of ontmoedigen.
Gedragsanalyseschema:
2
, Respondente stuk wordt er even tussenuit gelaten want we houden ons nu bezig met
operante technieken om de emoties en cognities wat beter te krijgen.
Uitlokkende prikkel of situatie
= discriminatieve prikkel of situatie
= context waarin gedrag leidt tot gunstige gedragsgevolgen
Gedragsgevolgen bij probleemgedrag
= verwachte positieve gevolgen (+S+ -S- °S-)
= reële negatieve gevolgen (+S- -S+ °S+)
Gedrag aan-/afleren of wijzigen
= via uitlokkende prikkels
= via gedragsgevolgen
9.1 Werken met de uitlokkende prikkels: perceptietraining en
verstrekken van informatie over uitlokkende prikkels
3
Inhoudsopgave
9. Gedragsveranderingstechnieken voor het aanleren of wijzigen van vaardigheden..............2
9.1 Werken met de uitlokkende prikkels: perceptietraining en verstrekken van informatie
over uitlokkende prikkels........................................................................................................3
9.2 Werken met uitlokkende prikkels: wegnemen en/ of aanbieden van uitlokkende
prikkels (stimuluscontrole).....................................................................................................4
9.2.1 Prikkelvermijding.......................................................................................................4
9.2.2 Aanbieden van prikkels: prompting...........................................................................4
9.2.3 Het uitdoven van prompts (fading)............................................................................5
9.3 Werken met uitlokkende prikkels: modeling en het geven van instructies.....................5
9.3.1 Leren naar voorbeeld (modeling)..............................................................................6
9.3.2 Instructieleren............................................................................................................6
9.4 Werken met aangename gedragsgevolgen: bekrachtigingsprocedures..........................8
9.4.1 Vormen van bekrachtiging.........................................................................................8
9.4.2 Bekrachtigingsschema’s...........................................................................................10
9.4.3 Keuzegedrag: de matching law................................................................................11
9.4.4 De beloningswaarde van een bekrachtiger.............................................................11
9.4.5 Specifieke bekrachtigingsprocedures: token economy, shaping en chaining.........11
9.5 Werken met onaangename gedragsgevolgen: bestraffingsprocedures........................13
9.5.1 Vormen van bestraffing...........................................................................................13
9.5.2 Nadelige neveneffecten van positieve bestraffing..................................................14
9.5.3 Richtlijnen voor het werken met positieve bestraffingsprocedures.......................15
9.5.4 Specifieke bestraffingsprocedures...........................................................................15
10. Gedragsveranderingstechnieken voor het reduceren van aan de stoornis gerelateerde
hinderlijke emoties...................................................................................................................16
10.1 Werken met de uitlokkende prikkels: Prikkelvermijding..............................................17
10.2 Werken met de uitlokkende prikkels: perceptietraining en verstrekken van informatie
over prikkels en situaties......................................................................................................17
10.2.1 Verstrekken van informatie...................................................................................17
10.2.2 Perceptietraining....................................................................................................17
10.3 Werken met de uitlokkende prikkels: blootstellingsprocedures..................................18
10.3.1 Exposure in vivo.....................................................................................................18
1
, 10.3.2 Contraconditionering.............................................................................................19
10.4 Inwerken op de betekenissen: methoden voor cognitieve herstructurering..............20
10.4.1 Rationeel Emotieve gedragstherapie (REBT).........................................................20
10.4.2 Cognitieve Therapie (Aaron Beck).........................................................................21
10.4.3 Mindfulness & acceptance strategieën.................................................................22
10.5 Rechtstreeks ingrijpen op emoties: Relaxatie...............................................................23
10.5.1 Is rechtstreeks ingrijpen op de ‘afhankelijke variabele’ geen tegenstrijdigheid?. 23
10.5.2 Relaxatietechnieken...............................................................................................23
9. Gedragsveranderingstechnieken voor het aanleren of
wijzigen van vaardigheden.
Indicati estelling: Wanneer meteen operant ingrijpen, d.w.z.
vaardigheidstraining?
1. Nog geen negatieve betekenissen en/of emoties (vb kind stottert zonder hier mee in
te zitten of zich te schamen)
- vroege detectie – onderzoek – behandeling
- secundaire preventie (ASHA, 1988)
2. Emotionele triggers zijn verdwenen, maar probleemgedrag nog wel aanwezig
3. Eenvoudige problematiek
4. Hoge mate van persoonlijke veerkracht
Examen: wanneer gebruik je operante technieken wanneer respondente?
Handelingen uitlokken en aan- of ontmoedigen via operante
gedragsveranderingstechneken.
Twee manieren waarop operante gedragingen kunnen worden aan- of afgeleerd:
1. Uitlokken
2. Bekrachtigen of bestraffen
Door iets te doen met de antecedente stimuli – de prikkels die aan het gedrag
voorafgaan en de aanleiding vormen, en door iets te doen met de consequente stimuli –
de prikkels die volgen op het gerag en het aanmoedigen of ontmoedigen.
Gedragsanalyseschema:
2
, Respondente stuk wordt er even tussenuit gelaten want we houden ons nu bezig met
operante technieken om de emoties en cognities wat beter te krijgen.
Uitlokkende prikkel of situatie
= discriminatieve prikkel of situatie
= context waarin gedrag leidt tot gunstige gedragsgevolgen
Gedragsgevolgen bij probleemgedrag
= verwachte positieve gevolgen (+S+ -S- °S-)
= reële negatieve gevolgen (+S- -S+ °S+)
Gedrag aan-/afleren of wijzigen
= via uitlokkende prikkels
= via gedragsgevolgen
9.1 Werken met de uitlokkende prikkels: perceptietraining en
verstrekken van informatie over uitlokkende prikkels
3