OEFENVRAGEN HANDELINGSPLANNING 2022

Zelftoetsingsvragen Remco

- Kenmerken PCP: de persoon staat centraal
 Waar
 Niet waar

- Kenmerk van PCP: Het is een lineair proces
 Waar
 Niet waar
o Het is een aanhoudend proces van luisteren, leren en verdere actie

- De P van plan P staat voor
 Project
 Proces
 Participatie
 Plan
o Plan P is ontstaan vanuit het idee dat deelnemen een recht is. De P staat dan ook
voor Participatie

- Vanuit welk model vertrekt Sonestra
 Deskundigheidsmodel
 Betrokkenheidsmodel
 Participatiemodel
o “Het gaat om echt luisteren en nieuwsgierig blijven naar iemands verhaal, om
faciliteren in plaats van oplossen, om vragen stellen die beweging creëren en alle
perspectieven kennen om ze met elkaar te kunnen verbinden.”

- Wat zijn uitkomsten uit het onderzoek van Vilans (2011) naar het gebruik van
ondersteuningsplannen?
 Ondersteuningsplannen zijn vaak lastig te begrijpen
 Zorgorganisaties bepalen wat er met het plan wordt gedaan
 Niet duidelijk waar het plan voor is
o Dit zijn de drie voornaamste uitkomsten uit het onderzoek

, Zelftoetsvragen les 4
1. Planmatig werken bij personen met een emb is weinig zinvol = Niet waar
- Het is net wel zeer zinvol om deze doelgroep planmatig te gaan werken/aan
handelingsplanning te doen. Zo krijgen deze mensen meer grip op hun leven, meer
regie en leren we wat ze prettig vinden en wat niet.


2. Het opvoedingsprogramma van Carla Vlaskamp richt zich specifiek tot kinderen met een emb
= Waar
- Dit klopt. Carla Vlaskamp spreekt over het opvoedingsprogramma wanneer ze zich
richt tot kinderen en het ondersteuningsprogramma wanneer ze zich richt tot
volwassenen.


3. Het persoonsbeeld bestaat louter uit feitelijke kennis (objectieve gegevens) = Niet waar
- Dat is zeker niet waar. Het persoonsbeeld bestaat zowel uit feitelijke kennis
(objectieve gegevens) als ervaringskennis (subjectieve gegevens). Carla Vlaskamp
legt de nadruk op het feit dat de ouders/omgeving net doorheen hun ervaringen zeer
waardevolle informatie hebben opgedaan (door hun observaties en interpretaties
van het gedrag leren we net heel veel over een persoon met een emb).


4. De GTI en IPZ zijn instrumenten die vooral in de fase van de evaluatie gebruikt worden = Niet
waar
- Niet waar de GTI en IPZ worden vooral in het Persoonsbeeld (dus de fase van de
beeldvorming) gebruikt


5. De inventarisatielijst Kindkenmerken bestaat uit 2 delen: een vragenlijst voor de
professionals en een vragenlijst voor de ouders = Waar
- Dit is waar. De vragenlijst voor de professionals (deel 1) gaat over de functionele
mogelijkheden, ondersteuning, het sociaal netwerk en de relatie-opbouw) en de
vragenlijst voor de ouders (deel 2) gaat over de relaties thuis, de gezondheid van de
ouders en het sociaal netwerk.


6. Het perspectief is een korte termijndoel dat voorop gesteld wordt voor alle disciplines = Niet
waar
- Het is geen korte termijndoel, maar een lange termijndoel dat vooropgesteld wordt
voor alle disciplines. Het is richtinggevend en vertrekt vanuit de cliënt. Soms nog
vaag.


7. Een werkdoel is een zeer concreet KT doel dat gespecifieerd wordt per discipline en waar
men ongeveer 3 tot 4 weken aan werkt = Waar
- Dit is correct. Het is een tweede concretisering (na het hoofddoel dat voor alle
disciplines geldt) van het perspectief en is zeer concreet en per discipline