Module onderzoek en behandeling IIIB: theorie
HOC 1: CWK & TWK inleiding
Cervicale wervelkolom: functionele anatomie
Morfologisch en functioneel wordt de CWK onderverdeeld in 3 verschillende delen:
1) Hoogcervicale WK (C0-C2): zeer specifieke en uitgebreide bewegingsmogelijkheden
2) Mid- en laagcervicale WK (C3-C7): typische cervicale bewegingen
3) De cervicothoracale overgang (CTO): functioneel van C7 tot T3
Functionele anatomie: hoog CWK
Vertebrae:
- Afwijkende vorm van de halswervels:
➔ Atlas: geen corpus vertebrae, geen proc. spinosus,
wel massae lateralis en arcus anterior en posterior
➔ Axis: dens (arcus anterior atlas)
Anterieure facet van de dens articuleert met de arcus anterior van de atlas en
wordt op zijn plaats gehouden door het ligamentum transversum.
Grote rotatie op C1-C2 mogelijk (40-50° unilateraal), beperkte lateroflexie, flexie en
extensie.
Functionele anatomie: mid CWK
- Corpus vertebrae
➔ Processus uncinatus – uncovertebrale gewrichten van Luschka
- Arcus vertebrae
➔ Pediculus: verbinding met corpus
➔ Laminae
• Gespleten processus spinosus (dorsaal) → C2 t.e.m. C6
• Processus transversus (lateraal) → opening = foramen transversarium waar A.
vertebralis door loopt, behalve bij C7
• Processi articulares inferiores en superiors
- Foramen vertebralis – canalis vertebralis (ruggenmerg)
Naast de basiskenmerken heeft elke soort wervel zijn eigen specifieke kenmerken
Functionele anatomie
Discus intervertebralis (DIV):
- De meest craniale DIV bevindt zich tussen C2 en C3 (tussen
C1 en C2 geen discus aanwezig, dus ook geen radiculaire
problematiek mogelijk)
- De morfologie van de cervicale disci verschilt sterk van die
van de andere regio’s:
1
, ➔ Relatief hoge discushoogte (+/- 3mm) door aanwezigheid van proc. uncinati
➔ Bevat minder water en proteoglycanen in vergelijking met lumbale disci door
verschillende functionele eisen → minder lasten dragen
Hoe groter de verhouding discushoogte/wervellichaam, hoe groter de segmentale
beweeglijkheid (Cx > Lx > Tx)
Ligamentaire structuren
- Ligamentum nuchae
- Membrana tectoria
- Ligamente alaria
- Ligamentum transversus atlantis
- Lig. Nuchae → verbinding tussen de processi spinosi. Helpt bij de ondersteuning van het
hoofd
- Membranan tectoria → bedekt de dens axis en zijn ligamenten
- Ligamenta alaria → verbinden de dens axis met de tuberculi van de occipitale condylen
- Lig. Transversum atlantis → doorkruist de atlas om de dens axis tegen de arcus anterior te
fixeren
Facetgewrichten (=zygapophysiale gewrichten):
- Proc. articularis inferior van de bovenliggende wervel – proc.
articularis superior van de onderliggende wervel
- Ventrocraniaal gericht
➔ Van 45° (C3) tot 70° (T1) t.o.v. het horizontale/transversale vlak
➔ 85° t.o.v. sagittale vlak
- Sterk geïnnerveerd met nociceptoren en proprioceptoren
➔ Vatbaar voor degeneratie
➔ Kan belangrijke bron van nociceptieve input zijn
Klachten door facetgewrichten gebeuren vooral bij extensie van de halsregio
2
,Musculair:
- De CWK is het meest actief in de midrange/ neutrale positie, waardoor de cervicale
musculatuur veelvuldig geactiveerd wordt
- Niet alle spieren zijn even geschikt om in een goede segmentale stabilisatie te voorzien
- De spieren betrokken bij houdingen en bewegingen van de wervelkolom werden door
Bergmark (1989) opgedeeld in twee grote spiersystemen:
➔ Een lokaal spiersysteem
➔ Een globaal spiersysteem
Lokale stabilisatoren
Hechten direct aan op en zijn gelegen tegen de wervelkolom. Compressie op het gewricht bij
contractie. De lokale stabilisatoren zijn eerder tonisch van aard met vooral type 1 spiervezels.
- Lokale stabilisatoren ventraal = diepe cervicale flexoren
➢ Voornaamste: M. longus capitis en M. longus colli
➢ Deze spieren zijn belangrijk voor de ondersteuning en
controle van de fysiologische cervicale lordose
- Lokale stabilisatoren dorsaal
➢ Enkelzijdige contractie → lateroflexie hoofd +
ipsilaterale rotatie
➢ Dubbelzijdige contractie → extensie occiput (C0-C1)
+ extensie hoogcervicaal (C1-C2)
3
, Globale mobilisatoren
Zorgen vooral voor de beweging (mobilisatoren). Liggen verder van de wervelkolom en hechten er
niet op aan. Geen tonische (continue) activiteit zoals de stabilisatoren, wel een fasische activiteit en
vooral type 2 spiervezels.
- Globale mobilisatoren ventraal
➢ Eenzijdige contractie SCM → contralaterale rotatie van
het hoofd
➢ Dubbelzijdige contractie SCM → flexie onderste deel
CWK + extensie bovenste deel CWK
- Globale mobilisatoren dorsaal
➢ Al deze spieren geven een extensie van de
wervelkolom en versterken de cervicale lordose
4
HOC 1: CWK & TWK inleiding
Cervicale wervelkolom: functionele anatomie
Morfologisch en functioneel wordt de CWK onderverdeeld in 3 verschillende delen:
1) Hoogcervicale WK (C0-C2): zeer specifieke en uitgebreide bewegingsmogelijkheden
2) Mid- en laagcervicale WK (C3-C7): typische cervicale bewegingen
3) De cervicothoracale overgang (CTO): functioneel van C7 tot T3
Functionele anatomie: hoog CWK
Vertebrae:
- Afwijkende vorm van de halswervels:
➔ Atlas: geen corpus vertebrae, geen proc. spinosus,
wel massae lateralis en arcus anterior en posterior
➔ Axis: dens (arcus anterior atlas)
Anterieure facet van de dens articuleert met de arcus anterior van de atlas en
wordt op zijn plaats gehouden door het ligamentum transversum.
Grote rotatie op C1-C2 mogelijk (40-50° unilateraal), beperkte lateroflexie, flexie en
extensie.
Functionele anatomie: mid CWK
- Corpus vertebrae
➔ Processus uncinatus – uncovertebrale gewrichten van Luschka
- Arcus vertebrae
➔ Pediculus: verbinding met corpus
➔ Laminae
• Gespleten processus spinosus (dorsaal) → C2 t.e.m. C6
• Processus transversus (lateraal) → opening = foramen transversarium waar A.
vertebralis door loopt, behalve bij C7
• Processi articulares inferiores en superiors
- Foramen vertebralis – canalis vertebralis (ruggenmerg)
Naast de basiskenmerken heeft elke soort wervel zijn eigen specifieke kenmerken
Functionele anatomie
Discus intervertebralis (DIV):
- De meest craniale DIV bevindt zich tussen C2 en C3 (tussen
C1 en C2 geen discus aanwezig, dus ook geen radiculaire
problematiek mogelijk)
- De morfologie van de cervicale disci verschilt sterk van die
van de andere regio’s:
1
, ➔ Relatief hoge discushoogte (+/- 3mm) door aanwezigheid van proc. uncinati
➔ Bevat minder water en proteoglycanen in vergelijking met lumbale disci door
verschillende functionele eisen → minder lasten dragen
Hoe groter de verhouding discushoogte/wervellichaam, hoe groter de segmentale
beweeglijkheid (Cx > Lx > Tx)
Ligamentaire structuren
- Ligamentum nuchae
- Membrana tectoria
- Ligamente alaria
- Ligamentum transversus atlantis
- Lig. Nuchae → verbinding tussen de processi spinosi. Helpt bij de ondersteuning van het
hoofd
- Membranan tectoria → bedekt de dens axis en zijn ligamenten
- Ligamenta alaria → verbinden de dens axis met de tuberculi van de occipitale condylen
- Lig. Transversum atlantis → doorkruist de atlas om de dens axis tegen de arcus anterior te
fixeren
Facetgewrichten (=zygapophysiale gewrichten):
- Proc. articularis inferior van de bovenliggende wervel – proc.
articularis superior van de onderliggende wervel
- Ventrocraniaal gericht
➔ Van 45° (C3) tot 70° (T1) t.o.v. het horizontale/transversale vlak
➔ 85° t.o.v. sagittale vlak
- Sterk geïnnerveerd met nociceptoren en proprioceptoren
➔ Vatbaar voor degeneratie
➔ Kan belangrijke bron van nociceptieve input zijn
Klachten door facetgewrichten gebeuren vooral bij extensie van de halsregio
2
,Musculair:
- De CWK is het meest actief in de midrange/ neutrale positie, waardoor de cervicale
musculatuur veelvuldig geactiveerd wordt
- Niet alle spieren zijn even geschikt om in een goede segmentale stabilisatie te voorzien
- De spieren betrokken bij houdingen en bewegingen van de wervelkolom werden door
Bergmark (1989) opgedeeld in twee grote spiersystemen:
➔ Een lokaal spiersysteem
➔ Een globaal spiersysteem
Lokale stabilisatoren
Hechten direct aan op en zijn gelegen tegen de wervelkolom. Compressie op het gewricht bij
contractie. De lokale stabilisatoren zijn eerder tonisch van aard met vooral type 1 spiervezels.
- Lokale stabilisatoren ventraal = diepe cervicale flexoren
➢ Voornaamste: M. longus capitis en M. longus colli
➢ Deze spieren zijn belangrijk voor de ondersteuning en
controle van de fysiologische cervicale lordose
- Lokale stabilisatoren dorsaal
➢ Enkelzijdige contractie → lateroflexie hoofd +
ipsilaterale rotatie
➢ Dubbelzijdige contractie → extensie occiput (C0-C1)
+ extensie hoogcervicaal (C1-C2)
3
, Globale mobilisatoren
Zorgen vooral voor de beweging (mobilisatoren). Liggen verder van de wervelkolom en hechten er
niet op aan. Geen tonische (continue) activiteit zoals de stabilisatoren, wel een fasische activiteit en
vooral type 2 spiervezels.
- Globale mobilisatoren ventraal
➢ Eenzijdige contractie SCM → contralaterale rotatie van
het hoofd
➢ Dubbelzijdige contractie SCM → flexie onderste deel
CWK + extensie bovenste deel CWK
- Globale mobilisatoren dorsaal
➢ Al deze spieren geven een extensie van de
wervelkolom en versterken de cervicale lordose
4