Samenvatting Neuro 2: lessen + boek Kuks & Snoek

NEUROLOGIE


NEUROLOGISCH CONSULT
BELANGRIJKE PRINCIPES
1. Belangrijkste = WAAR is het letsel gelegen?
2. Denk in niveaus van diagnostiek:
- Anatomisch niveau: 1 of meerdere letsels, diffuse aantasting, …
- Syndromaal niveau: AI aandoening, inflammatoire aandoening, paraneoplastisch
- Etiologisch niveau: wat is het oorzakelijk pathologisch proces
3. Algemeen klinisch onderzoek is even belangrijk!
Volgorde: spraak en taal  mentale status  gang  hoofdzenuwen  motoriek 
sensibiliteit  coördinatie  abnormale bewegingen

ANAMNESE
7 dimensies vd klacht
1. Plaats: patroonherkenning  heel belangrijk bij neurologie! Verschillende
symptomen die enkel overeenkomen met 1 diagnose
2. Kwaliteit of aard: exploreren
3. Ernst: functionele weerslag
4. Ontstaan en beloop in de tijd: acuut/sluipend, paroxysmaal/chronisch, …
5. Omstandigheden waarin ontstaan
6. Factoren die invloed hebben op beloop
7. Begeleidende verschijnselen


HETEROANAMNESE
Heel belangrijk bijv. bij patiënt met afasie of bewustzijnsstoornissen

BIJKOMENDE GEGEVENS
 Medische VG
- Hypertensie, diabetes
- Medicatiegebruik: corticosteroïden (bevingen), SSRI (hyponatriëmie  epilepsie-
aanval)  kan dus ook oorzaak zijn van klinisch beeld!
 Sociale anamnese
 Eventuele toxines: vnl zelfingenomen toxines bijv. beroerte door cocaïnegebruik
 Systemische aandoeningen



1

,NEUROLOGISCH ONDERZOEK
Wordt gebruikt als
1. Screeningsonderzoek
2. Onderzoeksinstrument voor een specifiek letsel
 Symmetrie is heel belangrijk: altijd beide kanten vergelijken

SYMPTOMEN

2 grote groepen
 Neurologische uitval: verlamming, gevoelsstoornis, gestoorde coördinatie
 Prikkeling van het ZS: epilepsie, onwillekeurige bewegingen, secretie ve hormoon

NORMALE VERSCHIJNSELEN BIJ OUDEREN




BESLUITVORMING

Volgens de niveaus van diagnostiek, verder onderzoek zoals EEG doe je vaak breed

FOLLOW-UP ALS ONDERZOEK
Kan soms nuttig zijn als tijdens het eerste consult geen waarschijnlijke diagnose kan worden
gesteld onder de vorm van:
 Onderzoek opnieuw uit te voeren
 Second opinion
 Soms maanden tot jaren nodig voor aandoening verklaard kan worden




2

, ZENUWSTELSEL EN SPIEREN: TECHNISCH
ONDERZOEK
Kennen:




OPBOUW VAN ZENUWSTELSEL EN SPIEREN
ACTIEPOTENTIAAL

Neuromusculaire overgang: 1 zenuwprikkel  eindplaatpotentiaal  overschrijdt
drempelwaarde  actiepotentiaal
 Motor unit: 1 neuron met alle eindtakken, synapsen en spiervezels  signaal heeft
altijd dezelfde vorm




NEUROFYSIOLOGISCHE EVALUATIE VAN HET PZS (EMG)
Twee onderdelen
1. Zenuwgeleiding
2. Spieronderzoek




3

, ZENUWGELEIDING

Kan op sensorische, motorische en gemengde zenuwen
 Motorisch (CMAP: compound muscle action potential)
Zenuw prikkelen op punt A en reactie spier registreren op punt B, dan nog eens
stimuleren op meer proximaal punt en terug meten op punt B  verschil in tijd kan
je gebruiken om conductiesnelheid te berekenen




- Platte lijn: latentiesnelheid  tijd tussen prikkel toedienen en aankomen van
potentiaal thv spiergroep
- Amplitude  som van alle elektrische activiteit van de spier

 Gevoelszenuw (SNAP)
Nog altijd meting van medianus naar vingertop (niet-fysiologische richting)

Wat kan je meten?
 Zenuwbeknelling
Als je onder de elleboog een snellere conductiesnelheid hebt dan boven de elleboog
 zenuwbeknelling tussen dat segment (handig voor bv. carpale tunnelsyndroom)




 Axonale neuropathie
Bij beschadiging van axon  minder functionele axonen maar niet per se tragere
conductie  amplitude verlaagt  meer zichtbaar bij naaldonderzoek
 Demyeliniserende neuropathie
Myelineschede is beschadigd  normaal aantal axonen maar wel later antwoord 
conductiesnelheid vertraagt maar amplitude is normaal




4