Vragen celbiologie
H3- biomoleculen
1. Welke binding is het sterkst?
Covalente binding
2. Cholesterol behoort tot de lipiden
3. Eiwitten: komen in elke cel voor
4. Organische verbindingen: bevatten hoofdzakelijk koolstof
5. De moleculaire drager van de genetisch code in de mens is DNA
6. Het element S komt vooral voor in keratine
7. Een glycosidische binding is een covalente binding waardoor twee
monosachariden aan elkaar worden gehecht
8. Triglyceriden zijn hydrofoob
9. Glycogeen: is een polysacharide
10.De molecule die hieronder getoond wordt, behoort tot de koolhydraten
11.De molecule die hieronder getoond wordt, behoort tot de koolhydraten
12.De molecule die hieronder getoond wordt, behoort tot de eiwitten
13.De molecule die hieronder getoond wordt, behoort tot de lipiden
14.Keratine: heeft een secundaire structuur
15.Enzymen zijn bijna steeds eiwitten
H3- biomoleculen
1. Welke binding is het sterkst?
Covalente binding
2. Cholesterol behoort tot de lipiden
3. Eiwitten: komen in elke cel voor
4. Organische verbindingen: bevatten hoofdzakelijk koolstof
5. De moleculaire drager van de genetisch code in de mens is DNA
6. Het element S komt vooral voor in keratine
7. Een glycosidische binding is een covalente binding waardoor twee
monosachariden aan elkaar worden gehecht
8. Triglyceriden zijn hydrofoob
9. Glycogeen: is een polysacharide
10.De molecule die hieronder getoond wordt, behoort tot de koolhydraten
11.De molecule die hieronder getoond wordt, behoort tot de koolhydraten
12.De molecule die hieronder getoond wordt, behoort tot de eiwitten
13.De molecule die hieronder getoond wordt, behoort tot de lipiden
14.Keratine: heeft een secundaire structuur
15.Enzymen zijn bijna steeds eiwitten