Voorbeeldvragen MOB IIB
1. Isometrische exorotatie eb
Plaats microfet (MF) op dorsale deel van onderarm.
Kneuzing van de elleboog flexoren, geef een actieve test (moeilijker en makkelijker).
Beide armen buigen en handen richting schouders. Het is moeilijker voor de P in lig (op de
aangedane schouder omdat deze dan gestabiliseerd ligt en moeilijker kan compenseren).
Artrose CMC 1, geef een actieve oefening (moeilijker en makkelijker).
Papier vasthouden en T trekt, moeilijker met fluostift tussen proximale phalangen.
2. External rotation lag sign test
Lichte abductie van arm, eb in 90°. Voer een submaximale exorotaie uit. P moet deze
houding aanhouden zonder hulp van P. Indien ze dit niet kan, dan kans op ernstige RC leasie
(scheur).
LR+=13. LR-=0.03.
Actieve test voor iemand met een frozen shoulder
Endorotatie in 0° abductie (staand). De P brengt de arm zover mogelijk op de rug. T zet vinger
tot waar P is geraakt. Vergelijk dan met andere kant. Bij frozen shoulder is mobiliteit dan
beperkt en anterieure tilting (en ook elevatie in schouderblad).
Oefening voor turnster met polsverstuiking
Met de bal tegen de muur. Niet op mobiliteit trainen, wel op CBBH en stabiliteit. Je leunt
meer op de bal en drukt ook harder. Dit is naar onder rollen op de muur, handen blijven
contact ophouden. “Pompen op balski”.
3. Isometrisch adductie van de duim
Papier vasthouden en T trekt.
Actieve test radiculopathie C6
C6: laterale zijde onderarm en bovenarm + duim. Rektest nervus medianus. P strekt arm zw
en ook pols en vingers. Hoofd heterolateraal buigen. Meer klachten? Dan neuro probleem.
Therapie tendinopathie infraspinatus
Functie is exorotatie. Met gewichtje in zit eb steunen en snel naar exo, traag terug (naar
navel) of aan het sportraam met een elastiek.
4. passieve anteflexie elevatie
T stabiliseert schouder en met andere hand doet die dan anteflexie-elevatie. Kan ook in zit
(dan moet je wel hand draaien).
, Actieve test carpaal tunnelsyndroom
Phalen test, 30-60s aanhouden. Handruggen tegen elkaar en eb naar beneden duwen. Ga tot
de rekgrens, niet verder. Handruggen moeten blijven contact houden. Test positief als P dit
niet kan of beperkt is en pijn heeft.
Oefening voor letsel collalateraal mediaal ligament elleboog
Steun met beide handen tegen de tafel (duim onder, vingers op). P zet voeten wat verder en
gaat een soort pomp doen. Buigen en strekken (in pronatie). Traag buigen, gevorderd
strekken. Dit is voor stabilisatie van mediale componenten.
5. Rektest N. Ulnaris
Om een RP (radiculopathie) thv C7-T1 te bevestigen. Arm buigen en pols en vingers strekken,
duim en wijsvinger tegen elkaar. Buig eb zover mogelijk. Hoofd zijwaarts klachten erger? Dan
neuro probleem.
Actieve test geven voor patient met radiculopathie C6
C6: laterale zijde onderarm en bovenarm + duim. Rektest nervus medianus. P strekt arm zw
en ook pols en vingers. Hoofd heterolateraal buigen. Meer klachten? Dan neuro probleem.
Passieve therapie voor patient met artritis in de pols
Dorsiflexie door de T die in het hand van de P duwt richting DF. Beperkt of pijnlijk bij OA.
Gebruik je zwemvlies onder de proximale gewrichtslijn.
6. Passieve dorsiflexie pols
Dorsiflexie door de T die in het hand van de P duwt richting DF. Beperkt of pijnlijk bij OA.
Gebruik je zwemvlies onder de proximale gewrichtslijn.
Actieve test voor schouderinstabiliteit
Anteflexie-elevatie en abductie-elevatie actief. NIET ZEKER
Andere optie: endo/exorotatie in lig 0° en 90°. Zo wordt het aanspanningsvermogen van de
exorotatoren getest en kan je misschien zien dat deze veel te instabiel zijn. Ondersteun de
bovenarm (handdoek of pelotte). Exo: inclinometer pols ventraal, endo: inclinometer dorsale
zijde pols. Voor endo palpeer je proc coracoid.
Therapie voor supinatie
Met flesje draaien naar sup. Meer dynamisch: vertrek uit pro en snel naar sup.
7. Passieve flexie elleboog
Kan zittend en staand. Voor flexie neem je distale deel van onderarm vast en met de andere
hand stabiliseer je de achterzijde van de bovenarm. Breng de arm zoveel mogelijk in flexie.
Actieve test voor radiocarpale instabiliteit
Radiale deviatie. P staat met de handen (vingers zijn samen) naar voor. Bewegen met de
duimen naar boven. Vergelijk beide hoeken tussen duim en voorarm.
1. Isometrische exorotatie eb
Plaats microfet (MF) op dorsale deel van onderarm.
Kneuzing van de elleboog flexoren, geef een actieve test (moeilijker en makkelijker).
Beide armen buigen en handen richting schouders. Het is moeilijker voor de P in lig (op de
aangedane schouder omdat deze dan gestabiliseerd ligt en moeilijker kan compenseren).
Artrose CMC 1, geef een actieve oefening (moeilijker en makkelijker).
Papier vasthouden en T trekt, moeilijker met fluostift tussen proximale phalangen.
2. External rotation lag sign test
Lichte abductie van arm, eb in 90°. Voer een submaximale exorotaie uit. P moet deze
houding aanhouden zonder hulp van P. Indien ze dit niet kan, dan kans op ernstige RC leasie
(scheur).
LR+=13. LR-=0.03.
Actieve test voor iemand met een frozen shoulder
Endorotatie in 0° abductie (staand). De P brengt de arm zover mogelijk op de rug. T zet vinger
tot waar P is geraakt. Vergelijk dan met andere kant. Bij frozen shoulder is mobiliteit dan
beperkt en anterieure tilting (en ook elevatie in schouderblad).
Oefening voor turnster met polsverstuiking
Met de bal tegen de muur. Niet op mobiliteit trainen, wel op CBBH en stabiliteit. Je leunt
meer op de bal en drukt ook harder. Dit is naar onder rollen op de muur, handen blijven
contact ophouden. “Pompen op balski”.
3. Isometrisch adductie van de duim
Papier vasthouden en T trekt.
Actieve test radiculopathie C6
C6: laterale zijde onderarm en bovenarm + duim. Rektest nervus medianus. P strekt arm zw
en ook pols en vingers. Hoofd heterolateraal buigen. Meer klachten? Dan neuro probleem.
Therapie tendinopathie infraspinatus
Functie is exorotatie. Met gewichtje in zit eb steunen en snel naar exo, traag terug (naar
navel) of aan het sportraam met een elastiek.
4. passieve anteflexie elevatie
T stabiliseert schouder en met andere hand doet die dan anteflexie-elevatie. Kan ook in zit
(dan moet je wel hand draaien).
, Actieve test carpaal tunnelsyndroom
Phalen test, 30-60s aanhouden. Handruggen tegen elkaar en eb naar beneden duwen. Ga tot
de rekgrens, niet verder. Handruggen moeten blijven contact houden. Test positief als P dit
niet kan of beperkt is en pijn heeft.
Oefening voor letsel collalateraal mediaal ligament elleboog
Steun met beide handen tegen de tafel (duim onder, vingers op). P zet voeten wat verder en
gaat een soort pomp doen. Buigen en strekken (in pronatie). Traag buigen, gevorderd
strekken. Dit is voor stabilisatie van mediale componenten.
5. Rektest N. Ulnaris
Om een RP (radiculopathie) thv C7-T1 te bevestigen. Arm buigen en pols en vingers strekken,
duim en wijsvinger tegen elkaar. Buig eb zover mogelijk. Hoofd zijwaarts klachten erger? Dan
neuro probleem.
Actieve test geven voor patient met radiculopathie C6
C6: laterale zijde onderarm en bovenarm + duim. Rektest nervus medianus. P strekt arm zw
en ook pols en vingers. Hoofd heterolateraal buigen. Meer klachten? Dan neuro probleem.
Passieve therapie voor patient met artritis in de pols
Dorsiflexie door de T die in het hand van de P duwt richting DF. Beperkt of pijnlijk bij OA.
Gebruik je zwemvlies onder de proximale gewrichtslijn.
6. Passieve dorsiflexie pols
Dorsiflexie door de T die in het hand van de P duwt richting DF. Beperkt of pijnlijk bij OA.
Gebruik je zwemvlies onder de proximale gewrichtslijn.
Actieve test voor schouderinstabiliteit
Anteflexie-elevatie en abductie-elevatie actief. NIET ZEKER
Andere optie: endo/exorotatie in lig 0° en 90°. Zo wordt het aanspanningsvermogen van de
exorotatoren getest en kan je misschien zien dat deze veel te instabiel zijn. Ondersteun de
bovenarm (handdoek of pelotte). Exo: inclinometer pols ventraal, endo: inclinometer dorsale
zijde pols. Voor endo palpeer je proc coracoid.
Therapie voor supinatie
Met flesje draaien naar sup. Meer dynamisch: vertrek uit pro en snel naar sup.
7. Passieve flexie elleboog
Kan zittend en staand. Voor flexie neem je distale deel van onderarm vast en met de andere
hand stabiliseer je de achterzijde van de bovenarm. Breng de arm zoveel mogelijk in flexie.
Actieve test voor radiocarpale instabiliteit
Radiale deviatie. P staat met de handen (vingers zijn samen) naar voor. Bewegen met de
duimen naar boven. Vergelijk beide hoeken tussen duim en voorarm.
