Samenvatting testtheorie
1. Historische ontwikkeling van het testen (5 vragen)
1.1 Periode tot het verschijnen van de Binet-Simon test
In Frankrijk psychiatrie bestudeerd in 17/18e eeuw voor diagnose en ook sensorische en motorische
functies.
In Duitsland gestandaardiseerde experimentele psychologie testen (Wundt) met focus op
generalisatie en niet op verschillen.
Engels onderzoek naar genetica en verschillen met Galton en Pearson ; normaal verdeling, statistiek
en pearson’s R.
1.2 Periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en WO I
Binet’s aanpak was nieuw door;
Focus op complexe mentale processen als begrip en probleemoplossing
Empirisch uitgangspunt; toets bijschaven
Totaalscore.
Terman maakte Amerikaanse versie en nam verhouding chronische en mentale leeftijd gedeeld door
100.
Spearman tweefactor theorie ; G /general intelligence en de specifieke S factor.
1.3 Van het begin van de Eerste tot WO II
Testen voor selectieprocedure van functies in WO I. Groepsgewijs afnemen van schriftelijke testen.
In Europa kwalitatieve observaties van hoe testen ingevuld worden door respondent
belangrijk, intuïtie.
In VS kwantitatieve testen voor immigratie en selectieprocedures. Ook non-verbale
intelligentie test.
In Engeland een mix; niet zoveel kwantitatieve testen als VS, wel aandacht voor objectieve
evaluatie schoolprestaties.
Testen ging vooraf aan theorie (i.p.v. omgekeerd). Geen theoretische verantwoording.
Verschillende groepsfactoren van intelligentie (Thurstone) i.p.v. general intelligence.
Opkomst van persoonlijkheidstesten:
West-Europa observatietests
Eerste persoonlijkheidsvragenlijsten
Projectietesten ; Rorschach.
1.4 Van het begin van de Tweede Wereldoorlog tot heden
1.4.1 Ontwikkelingen in de Verenigde Staten
In oorlogsjaren psychologische testen voor keuring- en selectie krijgsmacht.
1947 Educational Testing Service (ETS) opgericht; psychometrisch onderzoek naar testtheorie.
Sterke toename aantal tests gepaard met bezinning op theorie.
,1.4.2 Ontwikkelingen in Europa, vooral in Nederland
Sinds jaren zestig en zeventig ook ontwikkeling op testgebied in Europese landen.
Eerst in Nederland werd testtheorie nog geremd door de subjectieve methode van Verstehen.
1959 Test Research Commissie (tegenwoordig COTAN) met taak Nederlands testonderzoek en
documentatie.
Later oprichting CITO voor toetsontwikkeling schoolprestaties.
1978 Interuniversitair Onderzoeksinstituut voor Psychometrie en Sociometrie (IOPS).
,2. Definitie, kenmerken en toepassingen van de test (8
vragen)
2.1 Wat is een test?
2.1.1 Onderdelen van een test
Testmateriaal ; opgaven/vragen of fysiek materiaal
Testformulieren ; op formulieren worden gegevens verzameld
Testhandleiding ; richtlijnen met info:
Testinstructie
Verwerkingsprocedure
Normtabellen
Wetenschappelijke kwaliteit van test
2.1.2 Eerste omschrijving
Doel testonderzoek = doen van uitspraak die voorspelling of beschrijving over individu geeft, vaak
vergeleken met andere mensen.
Psychologische test = systematisch onderzoek van gedrag met behulp van vragen/opgaven met als
doel inzicht in een psychologisch kenmerk van het individu in vergelijking met anderen.
2.1.3 Kenmerken van een test
Efficiëntie ; niet hoeven wachten tot situatie zich voordoet, maar efficiënt iets kunnen meten
Standaardisatie ; vergelijkbaar met prestaties van anderen
Normering ; rangorde aanbrengen, normaalverdeling
Objectiviteit ; onafhankelijk van storende invloeden vanuit observator/beoordelaar,
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid gemeten met Spearmangs rangcorrelatie of Kendalls tau.
o Cohen’s Kappa voor overeenstemming tussen beoordelaars; verhouding
overeenstemming en toevalskans, waarde tussen negatief en 1.
Betrouwbaarheid ; geeft test bij herhaling zelfde resultaat,
Validiteit ; geldigheid, wordt daadwerkelijk het beoogde gemeten.
2.2 Meten van eigenschappen door middel van tests
2.2.1 Meetniveaus en toegestane operaties
Meten = getallen toekennen aan objecten volgens een procedure.
Nominaal = getal toekennen om onderscheid/categorieën aan te brengen, maar geen
rangorde.
Ordinaal = rangorde aanbrengen, meer-minder
Intervalschaal = afstandsverhoudingen tussen posities hebben betekenis, eenheden met een
arbitrair nulpunt (bijv. temperatuur)
o Aanname dat testscores op intervalniveau worden gemeten, terwijl dit vaak niet
door onderzoek wordt ondersteund.
Verhoudingsschaal = absoluut nulpunt (bijv. lengte en gewicht).
Meeste psychologisch onderzoek ordinaal of interval en weinig verhoudingsschaal.
2.2.2 Opvattingen over meten
Lange tijd de fysica en lengte meten als rolmodel voor meten in psychologie. Echter, psychologische
eigenschappen niet direct observeerbaar.
, Een theorie moet ten grondslag liggen aan een meetprocedure.
Operationalisme = Testen zonder theoretisch fundament, als pure technologie die alleen een
uitkomst meet. ‘Intelligentie is datgene wat de test meet’.
2.2.3 De gangbare procedure voor het meten van psychologische
eigenschappen
Intelligentie is niet datgene wat de test meet, maar de test is een meer of minder geslaagde poging
om van deze eigenschap een goede schatting te maken.
Scores geven alleen een telling. Het is pas meten wanneer uit de telling een conclusie over de
eigenschap volgt.
Stappen om te komen tot een meting:
Identificatie van de te meten eigenschap; theorie rondom de eigenschap
Operationalisering van de eigenschap ; specificatie van operaties nodig om de eigenschap te
meten, gedrag definiëren, items om reacties uit te lokken zoals vragen, uitspraken, taken.
Onderzoek en kwantificering van reacties ; kwalitatieve reacties kwantificeren door aan
reacties scores toe te kennen.
Terugkoppeling naar de theorie.
Representational measurement = alleen sprake van meting indien relaties tussen meetwaarden
overeenkomen met relaties tussen objecten waarover die waarden iets zeggen. Bijv. als Jan hoger
scoort op ruimtelijk inzicht-test dan Piet, dan moet in de empirie aantoonbaar zijn dat we kunnen
waarnemen dat Jan een beter ruimtelijk inzicht heeft.
In de psychologie wordt een dergelijke directe waarneembaarheid zelden gevonden.
2.3 Definitie van een test
Test = systematische classificatie of meetprocedure waarbij het mogelijk is uitspraak te doen over
empirisch-theoretisch gefundeerde eigenschappen of specifiek niet-testgedrag, door objectieve
verwerking van reacties op gekozen stimuli.
2.4 Toepassingsmogelijkheden
Drie toepassingsmogelijkheden:
Beoordeling van individuen
Dankzij test met grote nauwkeurigheid en meer succes uitspraak doen over (gedrag van) de
onderzochte.
Voorspellingen over in de toekomst gelegen prestatie
Keuzemogelijkheid tussen twee opties
Zwakke/sterke punten van een persoon, ipsatieve scores = testscores van persoon onderling
vergelijken zonder externe norm
Resultaat vergelijken met een resultaat uit verleden of in de toekomst
Beschrijving van een onderzochte.
Niet-directieve counseling.
Beoordeling van groepen
Verschillen tussen groepen, cross-cultureel.
1. Historische ontwikkeling van het testen (5 vragen)
1.1 Periode tot het verschijnen van de Binet-Simon test
In Frankrijk psychiatrie bestudeerd in 17/18e eeuw voor diagnose en ook sensorische en motorische
functies.
In Duitsland gestandaardiseerde experimentele psychologie testen (Wundt) met focus op
generalisatie en niet op verschillen.
Engels onderzoek naar genetica en verschillen met Galton en Pearson ; normaal verdeling, statistiek
en pearson’s R.
1.2 Periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en WO I
Binet’s aanpak was nieuw door;
Focus op complexe mentale processen als begrip en probleemoplossing
Empirisch uitgangspunt; toets bijschaven
Totaalscore.
Terman maakte Amerikaanse versie en nam verhouding chronische en mentale leeftijd gedeeld door
100.
Spearman tweefactor theorie ; G /general intelligence en de specifieke S factor.
1.3 Van het begin van de Eerste tot WO II
Testen voor selectieprocedure van functies in WO I. Groepsgewijs afnemen van schriftelijke testen.
In Europa kwalitatieve observaties van hoe testen ingevuld worden door respondent
belangrijk, intuïtie.
In VS kwantitatieve testen voor immigratie en selectieprocedures. Ook non-verbale
intelligentie test.
In Engeland een mix; niet zoveel kwantitatieve testen als VS, wel aandacht voor objectieve
evaluatie schoolprestaties.
Testen ging vooraf aan theorie (i.p.v. omgekeerd). Geen theoretische verantwoording.
Verschillende groepsfactoren van intelligentie (Thurstone) i.p.v. general intelligence.
Opkomst van persoonlijkheidstesten:
West-Europa observatietests
Eerste persoonlijkheidsvragenlijsten
Projectietesten ; Rorschach.
1.4 Van het begin van de Tweede Wereldoorlog tot heden
1.4.1 Ontwikkelingen in de Verenigde Staten
In oorlogsjaren psychologische testen voor keuring- en selectie krijgsmacht.
1947 Educational Testing Service (ETS) opgericht; psychometrisch onderzoek naar testtheorie.
Sterke toename aantal tests gepaard met bezinning op theorie.
,1.4.2 Ontwikkelingen in Europa, vooral in Nederland
Sinds jaren zestig en zeventig ook ontwikkeling op testgebied in Europese landen.
Eerst in Nederland werd testtheorie nog geremd door de subjectieve methode van Verstehen.
1959 Test Research Commissie (tegenwoordig COTAN) met taak Nederlands testonderzoek en
documentatie.
Later oprichting CITO voor toetsontwikkeling schoolprestaties.
1978 Interuniversitair Onderzoeksinstituut voor Psychometrie en Sociometrie (IOPS).
,2. Definitie, kenmerken en toepassingen van de test (8
vragen)
2.1 Wat is een test?
2.1.1 Onderdelen van een test
Testmateriaal ; opgaven/vragen of fysiek materiaal
Testformulieren ; op formulieren worden gegevens verzameld
Testhandleiding ; richtlijnen met info:
Testinstructie
Verwerkingsprocedure
Normtabellen
Wetenschappelijke kwaliteit van test
2.1.2 Eerste omschrijving
Doel testonderzoek = doen van uitspraak die voorspelling of beschrijving over individu geeft, vaak
vergeleken met andere mensen.
Psychologische test = systematisch onderzoek van gedrag met behulp van vragen/opgaven met als
doel inzicht in een psychologisch kenmerk van het individu in vergelijking met anderen.
2.1.3 Kenmerken van een test
Efficiëntie ; niet hoeven wachten tot situatie zich voordoet, maar efficiënt iets kunnen meten
Standaardisatie ; vergelijkbaar met prestaties van anderen
Normering ; rangorde aanbrengen, normaalverdeling
Objectiviteit ; onafhankelijk van storende invloeden vanuit observator/beoordelaar,
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid gemeten met Spearmangs rangcorrelatie of Kendalls tau.
o Cohen’s Kappa voor overeenstemming tussen beoordelaars; verhouding
overeenstemming en toevalskans, waarde tussen negatief en 1.
Betrouwbaarheid ; geeft test bij herhaling zelfde resultaat,
Validiteit ; geldigheid, wordt daadwerkelijk het beoogde gemeten.
2.2 Meten van eigenschappen door middel van tests
2.2.1 Meetniveaus en toegestane operaties
Meten = getallen toekennen aan objecten volgens een procedure.
Nominaal = getal toekennen om onderscheid/categorieën aan te brengen, maar geen
rangorde.
Ordinaal = rangorde aanbrengen, meer-minder
Intervalschaal = afstandsverhoudingen tussen posities hebben betekenis, eenheden met een
arbitrair nulpunt (bijv. temperatuur)
o Aanname dat testscores op intervalniveau worden gemeten, terwijl dit vaak niet
door onderzoek wordt ondersteund.
Verhoudingsschaal = absoluut nulpunt (bijv. lengte en gewicht).
Meeste psychologisch onderzoek ordinaal of interval en weinig verhoudingsschaal.
2.2.2 Opvattingen over meten
Lange tijd de fysica en lengte meten als rolmodel voor meten in psychologie. Echter, psychologische
eigenschappen niet direct observeerbaar.
, Een theorie moet ten grondslag liggen aan een meetprocedure.
Operationalisme = Testen zonder theoretisch fundament, als pure technologie die alleen een
uitkomst meet. ‘Intelligentie is datgene wat de test meet’.
2.2.3 De gangbare procedure voor het meten van psychologische
eigenschappen
Intelligentie is niet datgene wat de test meet, maar de test is een meer of minder geslaagde poging
om van deze eigenschap een goede schatting te maken.
Scores geven alleen een telling. Het is pas meten wanneer uit de telling een conclusie over de
eigenschap volgt.
Stappen om te komen tot een meting:
Identificatie van de te meten eigenschap; theorie rondom de eigenschap
Operationalisering van de eigenschap ; specificatie van operaties nodig om de eigenschap te
meten, gedrag definiëren, items om reacties uit te lokken zoals vragen, uitspraken, taken.
Onderzoek en kwantificering van reacties ; kwalitatieve reacties kwantificeren door aan
reacties scores toe te kennen.
Terugkoppeling naar de theorie.
Representational measurement = alleen sprake van meting indien relaties tussen meetwaarden
overeenkomen met relaties tussen objecten waarover die waarden iets zeggen. Bijv. als Jan hoger
scoort op ruimtelijk inzicht-test dan Piet, dan moet in de empirie aantoonbaar zijn dat we kunnen
waarnemen dat Jan een beter ruimtelijk inzicht heeft.
In de psychologie wordt een dergelijke directe waarneembaarheid zelden gevonden.
2.3 Definitie van een test
Test = systematische classificatie of meetprocedure waarbij het mogelijk is uitspraak te doen over
empirisch-theoretisch gefundeerde eigenschappen of specifiek niet-testgedrag, door objectieve
verwerking van reacties op gekozen stimuli.
2.4 Toepassingsmogelijkheden
Drie toepassingsmogelijkheden:
Beoordeling van individuen
Dankzij test met grote nauwkeurigheid en meer succes uitspraak doen over (gedrag van) de
onderzochte.
Voorspellingen over in de toekomst gelegen prestatie
Keuzemogelijkheid tussen twee opties
Zwakke/sterke punten van een persoon, ipsatieve scores = testscores van persoon onderling
vergelijken zonder externe norm
Resultaat vergelijken met een resultaat uit verleden of in de toekomst
Beschrijving van een onderzochte.
Niet-directieve counseling.
Beoordeling van groepen
Verschillen tussen groepen, cross-cultureel.
