H4: TRANSCRIPTIE
Transcriptie = ‘een afschrift’ maken v/h DNA
‘afschrift’ bestaat uit een 2de soort nucleïnezuur = RNA
o.b.v. de sequentie van dit RNA de eiwitten maken i/h translatieproces
4.1 DE VERSCHILLEN TUSSEN RNA EN DNA
RNA lijkt sterk op DNA, maar toch zijn er belangrijke verschillen:
- RNA bevat ribose i.p.v. deoxyribose
aanwezigheid v/d 2’OH RNA is veel instabieler dan DNA
- RNA bazen: adenine, cytosine, guanine en uracil (i.p.v. thymine)
- RNA is enkelstrengig, maar kan wel een dubbele helix vormen door
basenparingen (echter geen sprake v/e continue dubbele helicale structuur zoals
bij DNA)
RNA heeft duidelijke 3D structuur
- RNA strengen zijn korter dan DNA strengen
Uracil Ribose (β-D-2’OH)
4.2 IN WELKE RNA MOLECULEN BEVINDT ZICH DE BOODSCHAP?
Historisch experiment dat gebruik maakt van besmetting van bacteriën met
bacteriofagen (net zoals Hershey-Chase experiment)
, De vraag: ‘Welke v/d vele RNAs die voorkomen in een cel bevat de eigenlijke boodschap?’
(werd initieel al hypothetisch beantwoord met ‘de ribosomen’)
Experiment
Eerst: alle bacteriën in medium groeien en daaraan de zware isotopen 15N en 13C
toevoegen
Na enkele generaties: alle componenten van de bacteriën die stikstof en koolstof
bevatten (ribosomen dus ook), hebben een hogere densiteit (nagaan in CsCl
densiteitscentrifugatie)
Vervolgens: bacteriën transfereren naar gewoon medium nieuwe ribosomen die daarna
worden aangemaakt worden zullen een lagere densiteit hebben
+ radioactief fosfor (32P) en bacteriofagen toevoegen aan het medium
fosfor zal worden ingebouwd i/d ruggengraat van nieuw DNA en RNA
als een bacterie besmet wordt met een bacteriofaag zullen er specifieke eiwitten
worden aangemaakt en moet dus ook de overeenkomstige boodschapper worden
aangemaakt
Men ging er foutief van uit dat het RNA i/d ribosomen codeert voor deze
eiwitten. Indien rRNA voor eiwitten codeert, zullen er nieuwe ribosomen
moeten worden aangemaakt na de infectie, om de bacteriofaag-eiwitten aan te
kunnen maken. Deze nieuwe ribosomen zouden dus
1. Hoger moeten zitten na de densiteitscentrifugatie
2. Nieuw (radioactief) RNA moeten bevatten
Terwijl de oude ribosomen lager zouden moeten zitten en geen radioactiviteit
mogen bevatten
Waarnemingen
De starthypothese (dat ribosomen coderen voor eiwitten) bleek niet waar te zijn
aangezien nieuw gevormd RNA (radioactiviteit) niet terechtkomt in nieuw gevormde
ribosomen (hogere band in gradiënt)
De radioactiviteit bleek vooral met de oude ribosomen geassocieerd. Het nieuwe RNA
(radioactief) was bovendien zeer heterogeen in lengte, terwijl het RNA i/d ribosomen van
welbepaalde lengte is
bestaan v/e aparte klasse boodschapper RNA = messenger RNA (mRNA)
Transcriptie = ‘een afschrift’ maken v/h DNA
‘afschrift’ bestaat uit een 2de soort nucleïnezuur = RNA
o.b.v. de sequentie van dit RNA de eiwitten maken i/h translatieproces
4.1 DE VERSCHILLEN TUSSEN RNA EN DNA
RNA lijkt sterk op DNA, maar toch zijn er belangrijke verschillen:
- RNA bevat ribose i.p.v. deoxyribose
aanwezigheid v/d 2’OH RNA is veel instabieler dan DNA
- RNA bazen: adenine, cytosine, guanine en uracil (i.p.v. thymine)
- RNA is enkelstrengig, maar kan wel een dubbele helix vormen door
basenparingen (echter geen sprake v/e continue dubbele helicale structuur zoals
bij DNA)
RNA heeft duidelijke 3D structuur
- RNA strengen zijn korter dan DNA strengen
Uracil Ribose (β-D-2’OH)
4.2 IN WELKE RNA MOLECULEN BEVINDT ZICH DE BOODSCHAP?
Historisch experiment dat gebruik maakt van besmetting van bacteriën met
bacteriofagen (net zoals Hershey-Chase experiment)
, De vraag: ‘Welke v/d vele RNAs die voorkomen in een cel bevat de eigenlijke boodschap?’
(werd initieel al hypothetisch beantwoord met ‘de ribosomen’)
Experiment
Eerst: alle bacteriën in medium groeien en daaraan de zware isotopen 15N en 13C
toevoegen
Na enkele generaties: alle componenten van de bacteriën die stikstof en koolstof
bevatten (ribosomen dus ook), hebben een hogere densiteit (nagaan in CsCl
densiteitscentrifugatie)
Vervolgens: bacteriën transfereren naar gewoon medium nieuwe ribosomen die daarna
worden aangemaakt worden zullen een lagere densiteit hebben
+ radioactief fosfor (32P) en bacteriofagen toevoegen aan het medium
fosfor zal worden ingebouwd i/d ruggengraat van nieuw DNA en RNA
als een bacterie besmet wordt met een bacteriofaag zullen er specifieke eiwitten
worden aangemaakt en moet dus ook de overeenkomstige boodschapper worden
aangemaakt
Men ging er foutief van uit dat het RNA i/d ribosomen codeert voor deze
eiwitten. Indien rRNA voor eiwitten codeert, zullen er nieuwe ribosomen
moeten worden aangemaakt na de infectie, om de bacteriofaag-eiwitten aan te
kunnen maken. Deze nieuwe ribosomen zouden dus
1. Hoger moeten zitten na de densiteitscentrifugatie
2. Nieuw (radioactief) RNA moeten bevatten
Terwijl de oude ribosomen lager zouden moeten zitten en geen radioactiviteit
mogen bevatten
Waarnemingen
De starthypothese (dat ribosomen coderen voor eiwitten) bleek niet waar te zijn
aangezien nieuw gevormd RNA (radioactiviteit) niet terechtkomt in nieuw gevormde
ribosomen (hogere band in gradiënt)
De radioactiviteit bleek vooral met de oude ribosomen geassocieerd. Het nieuwe RNA
(radioactief) was bovendien zeer heterogeen in lengte, terwijl het RNA i/d ribosomen van
welbepaalde lengte is
bestaan v/e aparte klasse boodschapper RNA = messenger RNA (mRNA)