NEUROLOGIE WPO
WPO 1: MOTORISCHE ZENUWEN
KINESITHERAPEUTISCH NEUROLOGISCH ONDERZOEK
ALGEMENE AFSPRAKEN
Communicatie
Comfort
Veiligheid
L-R vergelijken (altijd eerst niet-aangedane zijde!)
MOTORISCH SYSTEEM
ONDERZOEK
Pijl: we voeren onderzoek uit in deze volgorde (belangrijk: als
we bv eerst kracht testen, kan dit een invloed hebben op de
tonus)
TROFISCHE TOESTAND
Omvang van spier: via visuele inspectie of met lintmeter (als het niet duidelijk is of als je trofische
toestand wil kwantificeren, kan je gaan meten met lintmeter)
MOBILITEIT
Evalueer gewrichtsmobiliteit:
Is er een normale ROM?
Is beweging pijnvrij?
Ook aanliggende gewrichten van aangedane gewricht gaan onderzoeken qua mobiliteit
1
,TONUS
Perifeer zenuwletsel
o Hypotonie
o Evalueren
Passieve elongatie van spier
“Beoordeel mate van weerstand”
o Klinisch nut?
Tonus testen: redelijk subjectief
Aan P vragen of die pijn ervaart
Tonus onderzoeken => spier verlengen/op rek brengen + we evalueren weerstand
Vb quadriceps => knie flexie, want dan komt quadriceps op rek => kijken naar mate van weerstand
Op een rustige manier voor perifere letsels (bij centrale zenuwletsel doen we dit op een snelle manier)
REFLEXEN
+ zie filmpjes canvas
Reflexen doven na een tijdje uit (je kan dus niet blijven kloppen om reflex uit te lokken)
Bij neurologische P zoveel mogelijk in dezelfde houding blijven
Uitvoering:
o Ontspannen P
o Lichte voorspanning spier/pees
o Klop vanuit losse pols
o Bij afwezige/zwakke reflex: Jendrassik-manoeuvre, tanden klemmen, vuist maken,…
Jendrassik-manoevre (reflexen voor onderste ledematen): handen in elkaar
klemmen en naar buiten trekken => leidt P af + creëert voorspanning op alfa-
motorneuronen
Evaluatie:
o Bewegingsuitslag (ROM) en/of spiercontractie
o Duur
o Symmetrie (L-R)
o Kwantificatie:
0 = afwezig
1 = zwak
2 = duidelijk
3 = sterk
4 = zeer levendig
o Verlaagde/afwezige reflex niet noodzakelijk pathologisch!
OL:
o Kniepeesreflex (L3 – L4, N. femoralis)
o Achillespeesreflex (S1 – S2, N. tibialis)
BL:
o Bicepsreflex (C5, N. musculocutaneus)
o Radialisreflex (C5 – C6, N. radialis en N. musculocutaneus)
Periostreflex => je klopt op bot (processus styloideus)
o Tricepsreflex (C7, N. radialis)
o Vingerflexorreflex (C8, N. medianus en N. ulnaris)
2
, KRACHT
Perifeer zenuwletsel
o Perifere parese
o Evalueren: Medical Research Council (MRC)
0 = totale paralyse
1 = contractie waarneembaar, geen beweging
2 = volledig ROM, niet tegen zwaartekracht
3 = volledig bewegen tegen zwaartekracht
4 = volledige beweging, beperkte weerstand
5 = normale kracht
CASUSSEN
Casus A
Je werkt als kinesitherapeut in het revalidatiecentrum van Inkendaal. Gisteren werd er een patiënt opgenomen
met een cervicale ruggenmerg tumor die drukt op de wortel van C6 aan de linkerzijde.
OPDRACHT: Voer gericht kinesitherapeutisch neurologisch onderzoek uit van motoriek bij deze patiënt.
Wortelproblematiek
Onderzoek: eerst rechts testen (niet-aangedane zijde)
o Trofische toestand: laterale zijde onderarm (M. brachioradialis en polsextensoren)
(+ eventueel volledige arm voor mogelijke “disuse” atrofie)
o Mobiliteit: pols onderzoeken (palmair- en dorsiflexie + radiale en ulnaire deviatie) + elleboog
en vingers ook onderzoeken (flexie en extensie)
o Tonus: polsextensoren verlengen => flexie pols
o Reflexen: radialisreflex
o Kracht: polsextensoren (analytisch)
Casus B
Een patiënt werd door de neuroloog doorverwezen naar de praktijk waar je werkt als zelfstandig
kinesitherapeut met als diagnose “uitval van de rechter N.Femoralis”
OPDRACHT: Voer gericht kinesitherapeutisch neurologisch onderzoek uit van motoriek bij deze patiënt
Perifeer zenuwletsel
N. femoralis:
o Wortels: L1 – L4
o Betroffen spieren: M. iliopsoas, M. sartorius, M. rectus femoris en M. vastus med/lat
Onderzoek:
o Trofische toestand: bovenbeen inspecteren (+ eventueel volledige been voor mogelijke
“disuse” atrofie”)
o Mobiliteit: knie- en heupgewricht + ook enkel => naar flexie en extensie
o Tonus: knieflexie (quadriceps) + heupextensie (heupflexoren)
o Reflexen: kniepeesreflex
o Kracht: heupflexoren en knie extensoren (analytisch)
3
WPO 1: MOTORISCHE ZENUWEN
KINESITHERAPEUTISCH NEUROLOGISCH ONDERZOEK
ALGEMENE AFSPRAKEN
Communicatie
Comfort
Veiligheid
L-R vergelijken (altijd eerst niet-aangedane zijde!)
MOTORISCH SYSTEEM
ONDERZOEK
Pijl: we voeren onderzoek uit in deze volgorde (belangrijk: als
we bv eerst kracht testen, kan dit een invloed hebben op de
tonus)
TROFISCHE TOESTAND
Omvang van spier: via visuele inspectie of met lintmeter (als het niet duidelijk is of als je trofische
toestand wil kwantificeren, kan je gaan meten met lintmeter)
MOBILITEIT
Evalueer gewrichtsmobiliteit:
Is er een normale ROM?
Is beweging pijnvrij?
Ook aanliggende gewrichten van aangedane gewricht gaan onderzoeken qua mobiliteit
1
,TONUS
Perifeer zenuwletsel
o Hypotonie
o Evalueren
Passieve elongatie van spier
“Beoordeel mate van weerstand”
o Klinisch nut?
Tonus testen: redelijk subjectief
Aan P vragen of die pijn ervaart
Tonus onderzoeken => spier verlengen/op rek brengen + we evalueren weerstand
Vb quadriceps => knie flexie, want dan komt quadriceps op rek => kijken naar mate van weerstand
Op een rustige manier voor perifere letsels (bij centrale zenuwletsel doen we dit op een snelle manier)
REFLEXEN
+ zie filmpjes canvas
Reflexen doven na een tijdje uit (je kan dus niet blijven kloppen om reflex uit te lokken)
Bij neurologische P zoveel mogelijk in dezelfde houding blijven
Uitvoering:
o Ontspannen P
o Lichte voorspanning spier/pees
o Klop vanuit losse pols
o Bij afwezige/zwakke reflex: Jendrassik-manoeuvre, tanden klemmen, vuist maken,…
Jendrassik-manoevre (reflexen voor onderste ledematen): handen in elkaar
klemmen en naar buiten trekken => leidt P af + creëert voorspanning op alfa-
motorneuronen
Evaluatie:
o Bewegingsuitslag (ROM) en/of spiercontractie
o Duur
o Symmetrie (L-R)
o Kwantificatie:
0 = afwezig
1 = zwak
2 = duidelijk
3 = sterk
4 = zeer levendig
o Verlaagde/afwezige reflex niet noodzakelijk pathologisch!
OL:
o Kniepeesreflex (L3 – L4, N. femoralis)
o Achillespeesreflex (S1 – S2, N. tibialis)
BL:
o Bicepsreflex (C5, N. musculocutaneus)
o Radialisreflex (C5 – C6, N. radialis en N. musculocutaneus)
Periostreflex => je klopt op bot (processus styloideus)
o Tricepsreflex (C7, N. radialis)
o Vingerflexorreflex (C8, N. medianus en N. ulnaris)
2
, KRACHT
Perifeer zenuwletsel
o Perifere parese
o Evalueren: Medical Research Council (MRC)
0 = totale paralyse
1 = contractie waarneembaar, geen beweging
2 = volledig ROM, niet tegen zwaartekracht
3 = volledig bewegen tegen zwaartekracht
4 = volledige beweging, beperkte weerstand
5 = normale kracht
CASUSSEN
Casus A
Je werkt als kinesitherapeut in het revalidatiecentrum van Inkendaal. Gisteren werd er een patiënt opgenomen
met een cervicale ruggenmerg tumor die drukt op de wortel van C6 aan de linkerzijde.
OPDRACHT: Voer gericht kinesitherapeutisch neurologisch onderzoek uit van motoriek bij deze patiënt.
Wortelproblematiek
Onderzoek: eerst rechts testen (niet-aangedane zijde)
o Trofische toestand: laterale zijde onderarm (M. brachioradialis en polsextensoren)
(+ eventueel volledige arm voor mogelijke “disuse” atrofie)
o Mobiliteit: pols onderzoeken (palmair- en dorsiflexie + radiale en ulnaire deviatie) + elleboog
en vingers ook onderzoeken (flexie en extensie)
o Tonus: polsextensoren verlengen => flexie pols
o Reflexen: radialisreflex
o Kracht: polsextensoren (analytisch)
Casus B
Een patiënt werd door de neuroloog doorverwezen naar de praktijk waar je werkt als zelfstandig
kinesitherapeut met als diagnose “uitval van de rechter N.Femoralis”
OPDRACHT: Voer gericht kinesitherapeutisch neurologisch onderzoek uit van motoriek bij deze patiënt
Perifeer zenuwletsel
N. femoralis:
o Wortels: L1 – L4
o Betroffen spieren: M. iliopsoas, M. sartorius, M. rectus femoris en M. vastus med/lat
Onderzoek:
o Trofische toestand: bovenbeen inspecteren (+ eventueel volledige been voor mogelijke
“disuse” atrofie”)
o Mobiliteit: knie- en heupgewricht + ook enkel => naar flexie en extensie
o Tonus: knieflexie (quadriceps) + heupextensie (heupflexoren)
o Reflexen: kniepeesreflex
o Kracht: heupflexoren en knie extensoren (analytisch)
3