Leren onderwijzen
Werkvormen en klasopstelling
Groepsopdracht werkvormen
Beslis voor elk van onderstaande casussen welke werkvorm het meest geschikt zijn. Onderbouw je
antwoord: verantwoord waarom de werkvorm geschikt is, maak daarvoor gebruik van de theorie.
Casussen
1. Stagiair Lander moet voor Nederlands een les geven over het schrijven van samenstellingen met
tussenletter(s) –e of –en geven (bv: keukendeur, maneschijn, groentesoep, …). Hoewel het over
woorden gaat die de leerlingen van zijn 5 de leerjaar meestal wel al eens gehoord hebben, is de
regel over hoe je deze samenstellingen net schrijft wel nieuwe leerstof. Lander vond zijn vorige
les spelling waarin hij de spellingregels gewoon uitlegde eerder saai, hij merkte dit aan de lage
betrokkenheid van de leerlingen. Dit keer wilt hij de leerlingenactiviteit en bijgevolg de
betrokkenheid verhogen. De mentor heeft expliciet gevraagd om een bordschema aan bord te
brengen waarbij de samenstellingen in verschillende kolommen aan bord komen. In elke kolom
komen voorbeelden te staan die op dezelfde manier gevormd worden.
Aanpak: De leerlingen krijgen allemaal een kaart met een woord. Ze moeten op zoek gaan naar
een medeleerling waarmee ze een nieuw, bestaand woord vormen (een samenstelling). De
samenstellingen worden aan het bord gehangen, in verschillende kolommen. De kolommen
worden met opzet zo gevormd, zodat er samen met de kinderen een “regel” kan afgeleid
worden.
Het bordschema dat Lander in zijn lesvoorbereiding opneemt ziet er als volgt uit:
Grondwoord op Grondwoord Grondwoord dat eindigt op een doffe -e
-en met meervoud
Grondwoord Grondwoord Grondwoord
op -en
met meervoud met dubbel zonder
op -s meervoud (-s meervoud
en -en)
Keukendeur Boekenprijs Aspergesoep Geboortedatum Tarwemeel
Havengebied Kippenei Garagepoort Kuddedier Zonneschijn
Molensteen Paddenstoel Benzinepomp
Klassenraad Hittegolf
De doelstellingen die Lander wilt realiseren zijn de volgende:
1. De leerlingen kunnen de regels omtrent samenstellingen met tussenletter –e en –en van
twee zelfstandige naamwoorden verwoorden (en gebruiken in oefeningen) (SPELLING).
2. De leerlingen kunnen samenstellingen classificeren op basis van het meervoud van het
grondwoord (TAALBESCHOUWING).
3. De leerlingen kunnen de betekenis van samenstellingen van twee zelfstandige naamwoorden
achterhalen door ze te analyseren (WOORDENSCHAT).
Werkvorm: oefeningen en opdrachten
De leerlingen moeten de theorie toepassen in oefeningen. De leerlingen werken met kaartjes en ze
hebben goede uitleg gekregen. Oefening wordt gebruikt om interactie te krijgen.
Werkvorm: onderwijsleergesprek
, Leren onderwijzen
Werkvormen en klasopstelling
Een door de leraar voor gestructureerd gesprek waarin de leerlingen via vraag en
antwoord stapsgewijs tot bepaalde inzichten gebracht worden. Krachtig omwille van de interactie.
Regels worden hierbij verduidelijkt. Hoge betrokkenheid, actief. Moet altijd worden ondersteund
met een bordschema belangrijk om structuur te houden en terug te schroeven naar de leerstof.
Werkvormen en klasopstelling
Groepsopdracht werkvormen
Beslis voor elk van onderstaande casussen welke werkvorm het meest geschikt zijn. Onderbouw je
antwoord: verantwoord waarom de werkvorm geschikt is, maak daarvoor gebruik van de theorie.
Casussen
1. Stagiair Lander moet voor Nederlands een les geven over het schrijven van samenstellingen met
tussenletter(s) –e of –en geven (bv: keukendeur, maneschijn, groentesoep, …). Hoewel het over
woorden gaat die de leerlingen van zijn 5 de leerjaar meestal wel al eens gehoord hebben, is de
regel over hoe je deze samenstellingen net schrijft wel nieuwe leerstof. Lander vond zijn vorige
les spelling waarin hij de spellingregels gewoon uitlegde eerder saai, hij merkte dit aan de lage
betrokkenheid van de leerlingen. Dit keer wilt hij de leerlingenactiviteit en bijgevolg de
betrokkenheid verhogen. De mentor heeft expliciet gevraagd om een bordschema aan bord te
brengen waarbij de samenstellingen in verschillende kolommen aan bord komen. In elke kolom
komen voorbeelden te staan die op dezelfde manier gevormd worden.
Aanpak: De leerlingen krijgen allemaal een kaart met een woord. Ze moeten op zoek gaan naar
een medeleerling waarmee ze een nieuw, bestaand woord vormen (een samenstelling). De
samenstellingen worden aan het bord gehangen, in verschillende kolommen. De kolommen
worden met opzet zo gevormd, zodat er samen met de kinderen een “regel” kan afgeleid
worden.
Het bordschema dat Lander in zijn lesvoorbereiding opneemt ziet er als volgt uit:
Grondwoord op Grondwoord Grondwoord dat eindigt op een doffe -e
-en met meervoud
Grondwoord Grondwoord Grondwoord
op -en
met meervoud met dubbel zonder
op -s meervoud (-s meervoud
en -en)
Keukendeur Boekenprijs Aspergesoep Geboortedatum Tarwemeel
Havengebied Kippenei Garagepoort Kuddedier Zonneschijn
Molensteen Paddenstoel Benzinepomp
Klassenraad Hittegolf
De doelstellingen die Lander wilt realiseren zijn de volgende:
1. De leerlingen kunnen de regels omtrent samenstellingen met tussenletter –e en –en van
twee zelfstandige naamwoorden verwoorden (en gebruiken in oefeningen) (SPELLING).
2. De leerlingen kunnen samenstellingen classificeren op basis van het meervoud van het
grondwoord (TAALBESCHOUWING).
3. De leerlingen kunnen de betekenis van samenstellingen van twee zelfstandige naamwoorden
achterhalen door ze te analyseren (WOORDENSCHAT).
Werkvorm: oefeningen en opdrachten
De leerlingen moeten de theorie toepassen in oefeningen. De leerlingen werken met kaartjes en ze
hebben goede uitleg gekregen. Oefening wordt gebruikt om interactie te krijgen.
Werkvorm: onderwijsleergesprek
, Leren onderwijzen
Werkvormen en klasopstelling
Een door de leraar voor gestructureerd gesprek waarin de leerlingen via vraag en
antwoord stapsgewijs tot bepaalde inzichten gebracht worden. Krachtig omwille van de interactie.
Regels worden hierbij verduidelijkt. Hoge betrokkenheid, actief. Moet altijd worden ondersteund
met een bordschema belangrijk om structuur te houden en terug te schroeven naar de leerstof.